‘We zeggen niet wat we gaan doen, maar neem je zwemkleding mee!’
Discozwemmen. Dat was wel duidelijk. Dansen op kabouter Plop waar ik stelselmatig weigerde aan mee te doen en vooral heel veel discolichten. Iedereen ging in de draaikolk. Eigenlijk durfde ik niet. Daar stond de stroming (dat was het hele leuke eraan, volgens die andere mensen), kwam je er dan wel uit? Het was bovendien te diep om te staan. Maar ik was een schaap. En een schaap volgt de kudde.
Ik sprong. Mijn kin klapte tegen de stenen boog aan de overkant. Tand door de lip. Als een bloedende rund werd ik afgevoerd door mijn vriendinnetjes naar de moeder van. Geen draaikolk meer voor mij.
Vijftien jaar later. Voor het eerst gaan mijn Birmese vrienden naar het zwembad en ik ga met ze mee. We beginnen in het kleuterbadje, maar zien al gauw het hele zwembad. De jacuzzi’s, het stukje buiten, de glijbaan. En de draaikolk. Ik ben inmiddels een grote sterke meid, dat moet ik wel aankunnen. Vol goede moed ga ik naar het begin van de draaikolk. Ik kan er nog steeds niet staan, maar het is goed te doen. Al snel kom ik bij het einde… en weer bij het begin. Ik blijf maar rondjes draaien, want ik kom niet uit de stroming. Al mijn kinderangsten schieten weer door mijn hoofd. Mijn lip begint een beetje pijn te doen van oud zeer. Over vijftien jaar zit ik nog steeds vast hier.
Gelukkig grijpen mijn (sterkere) Birmese vrienden me vast en redden ze me uit deze hel. Hyperventilerend ga ik in het kleuterbadje zitten. Ik denk dat ik daar voortaan maar bij houd.