Bij een middelbare school horen rangen. Je hebt de supercoole zesdejaars, die echt wel heel erg oud en stoer zijn, maar ook een beetje nerdy. Je hebt de mensen die zich permanent in het rookgedeelte bevinden en met wie je echt écht geen ruzie wil. En natuurlijk de wuppen, het laagste der laagste.
Wuppen zijn de brugklassers. Ze zijn zo klein dat je ze haast niet kunt zien (mijn lengte dus), maar hun rugzak is tien keer zo groot en van het verkeerde merk. Angstig kijken ze om zich heen, behoed op de volgende aanval die weer zal eindigen met een huilbuil.
Op mijn school was het nog erger. De wuppen hadden een eigen ruimte in de aula, de wuppenkuil. Alleen losers gingen daar zitten. Als je stoer was, dan zat je erom heen of nog veel stoerder, buiten op het schoolplein, zelfs als het -10 was. Wuppen hadden broodtrommels mee en dat was echt not done. Soms waren er zelfs wuppen die durfden te praten, kom op zeg, alsof je iets zinnigs te zeggen hebt.
Wuppen plagen was dan ook een veelgespeeld spelletje. Eén van de manieren om dat te doen, was door vijf centjes op het schoolplein te leggen. Je zag de wuppen van hun kinderfietsje stijgen, bijna omvallen door die enorme tas en zich dan naar de deuren begeven. Ondertussen viel hun oog op iets glinsterend: ‘Hmm, geld,’ denkt de brugklasser. ‘Eindelijk iets positiefs in mijn leven.’ De wup bukt zich om het op te pakken en jawel, een lachsalvo gaat over het schoolplein heen. Wat een loser. Vijf cent oprapen. Dat kan écht niet. Armoedzaaier.
Gelukkig gaat ook dit langste jaar van je leven ooit voorbij. En dan gooi jij vijf centjes op de grond. Lachen man.