Minimaal drie keer per week gaat het bij ons tijdens het avondeten over voetbal: twee keer training en één wedstrijd van mijn broertjes team, gecoacht door mijn vadertje worden dan uitvoerig besproken. Als Feyenoord speelt, mag ik nog een keer genieten van termen als counter, hattrick of schwalbe.
Even voor de duidelijkheid: ik houd niet van voetbal.
Dat is een groot probleem in zo’n gezin als de mijne. Als ze vragen voor welke club ik ben, zeg ik ‘Feyenoord’, maar diep van binnen ben ik voor geen enkele club (ik kan maar één speler van Feyenoord opnoemen en dat vind ik al veel). Ik hoor allerlei details over de voetbaltechnieken van jongetjes in mijn broertjes team die ik nog nooit heb gezien. Maar mensen, ik weet wel als één van de weinige vrouwen wat buitenspel is. Daar mag best voor geklapt worden.
Ik ben alleen enthousiast met het WK of EK. Dan kan ik het wel aan om onzinnige uitspraken te horen als ‘Ze gaan niet diep genoeg!’ en ‘De bal kust de lat.’ van de voetbalcommentatoren. Dan weet ik opeens de namen van álle spelers. Ik ga zelfs juichen.
Dus misschien zit het toch wel in me, ergens diep verstopt: het voetbalgevoel. En toch zou ik het niet erg vinden als mijn zoon later niet van voetbal hield (maar mijn vader wel).