Ik zat in de auto na te denken (tja, wat moet een mens anders doen in de auto?). Over oorbellen. Zeggen wij dat het gek is om schotels in je onderlip te rijgen, zelf zijn wij anders ook een stelletje debielen. Hoe raar is het niet dat wij (voornamelijk vrouwen) gaatjes in onze oorlellen maken (vrijwillig!) om daar zilveren, gouden of andere oorbellen van ongedefinieerd materiaal in te doen. Ik vind het mooi, maar waarom? Het is eigenlijk best wel apart.
Vroeger (vroegah) besloot ik dat ik ook van die gaatjes wilde. Dus daar gingen we dan, op naar de juwelier. Mijn beste vriendin ging mee. Ik huilde niet toen mijn oorlellen werden mishandeld.
Maar eigenlijk waren ze best irritant, die oorbellen. Je moest de gaatjes ontsmetten en de oorbellen omdraaien (‘Aaaaaaaaaaau.’). Dat ging hem niet worden.
Een paar jaar later poging twee. Een andere vriendin ging mee. Ook dit keer huilde ik niet. Ook dit keer vond ik het maar niets.
Drie keer is scheepsrecht, dat weet iedereen. In de brugklas wilde ik graag weer oorbellen. Op naar de juwelier, zonder een vriendin dit keer, maar met mijn moeder (niet dat ze mijn handje moest vasthouden, want hallooooo, ik was al dertien!). U moet weten, dit was een christelijke juwelier. Ik schudde de man de hand en voor ik het wist, hield hij een groot nietjesachtigapparaat tegen mijn oor. Ik hoorde een klikkend geluid.
‘Godverdomme!’ vloekte ik van de pijn.
Toen besefte ik het. Oeps, Laura. Niet meer zeggen. De juwelier ging onverstoorbaar door met mijn andere oor. Misschien deed hij me wel expres meer pijn, want ‘Jezus!’ schreeuwde ik, wat deed dat zeer*.
Die pijn wilde ik mezelf niet een vierde keer aandoen. Dus draag ik nog steeds oorbellen. Van die rare dingen die je in een gat in je oorlel moet doen. Het schijnt mooi te zijn.
En het is dat ik hypocriet zou zijn, maar ik zou zo graag een keer tegen iemand met oorbellen willen zeggen: ‘OH MIJN GOD, je hebt een gat in je oorlel!’
*Tegenwoordig houd ik het uiteraard bij ‘Jeetje!’ en ‘Flapdrol!’. De bond tegen het vloeken kan trots op me zijn.