Laura de postbezorger

httpv://www.youtube.com/watch?v=cAa8s0yxf0c
Hét liedje dat bij dit bijbaantje hoort.  

Ik heb vakantie. Je moet toch wat, met zo’n vakantie. Bijvoorbeeld een vakantiebaantje. Nu ging het zoeken naar dat desbetreffende baantje niet zo geweldig. Uiteindelijk vond ik er toch één: postbezorger bij een niet nader te noemen postbedrijf.

Dit is wat ze je niet vertellen over de post bezorgen:
– Dat je zo’n brief in de bus gooit en er geen ‘Ik waak hier’-bordje staat en je je dus kapot schrikt van een blaffende hond. En als er wel een ‘Ik waak hier’-bordje staat en je er dus op voorbereid bent, blaffen ze juist niet. Nou ja zeg!
– Dat je vingers op een gewone bezorgdag wel zo’n honderd tot tachtigduizend keer blijven steken in een brievenbus.
– Dat je heel veel spinnenwebben en andere leuke dingen die de natuur ons gegeven heeft tegenkomt.
– Dat ik post moest bezorgen bij een exachtig persoon. Maar niet tegengekomen, jammer hoor!
– Dat de schoudertas en fietstassen die ik te leen heb enorm naar kattenvoer stinken. Ik heb dan ook meerdere katten achter me aangehad. Helaas niet vanwege mijn persoonlijkheid of looks dus.

Dan nu de statistieken:
– Aantal spinnenwebben waar ik in ben gelopen: ontelbaar.
– Aantal kindjes dat voor de deur bleef staan om naar me te kijken (ik ben ook zo interessant!) en terugzwaaide toen ik zwaaide: 1.
– Aantal kindjes dat me gezelschap hield tijdens het post bezorgen: 1. (‘Amy heeft een hele grote hond.’ ‘Oh ja, hoe groot?’ ‘1.80 denk ik.’)
– Aantal katten dat terug praatte wanneer ik een gesprek met ze probeerde aan te knopen: 0.
– Aantal mensen dat me aanstaarde, omdat ze blijkbaar nog nooit een postbezorger hebben gezien: minstens 20.
– Aantal leuke jongens dat ik onderweg ben tegengekomen: een schamele 5.
– Aantal oud-klasgenoten dat me vol medeleven aan keken toen ze me tegen kwamen: 1.

Wisten jullie dat postbezorgers ook nachtmerries hebben? Mijn grootste nachtmerrie was dat ik van plan was om net de laatste brief van een straat te bezorgen, toen ik erachter kwam dat ik bij de verkeerde straat was. Probeer die fout maar eens te herstellen. Gelukkig is het me nooit overkomen.
Een andere nachtmerrie was dat ik mijn fiets uit het oog zou verliezen en hij, inclusief tassen vol brieven, gestolen zou worden. Die kans is klein in een dorp als het mijne, maar toch word je er een beetje een stresskip van (wat ik natuurlijk normaal niet ben).

Wat stiekem wel leuk is? Naar binnen gluren (oooh dat mag niet, Laura), mensen begroeten en de radio luisteren tijdens het bezorgen. Dat was het wel.

En nu is het voorbij. Ik zou willen dat ik kon zeggen dat ik superrijk ben, maar dat is alleen in mijn dromen zo. Weer een beroep dat ik van mijn lijstje kan afstrepen!

(En nu een bijbaantje in Leiden of Oegstgeest vinden. Tips zijn altijd welkom).

Truus, net zo erg als de eindbaas van Wario

Het is inmiddels drie zomers geleden. Mijn eerste vakantiebaantje. Ik was zestien (going on seventeen), verlegen en onbekend in de werkende wereld.

Het was in een bejaardentehuis. De eerste twee weken moest ik schoonmaken. ‘He bah, wc’s onder de poep, zeurende bejaarden en stofwolken in de lucht.’ denk je misschien. Dat viel wel mee. Nee, dat was niet het ergste. Het vervelendste vond ik mijn collega’s.

Om maar even te generaliseren: vrouwen van in de veertig met kort haar, die alleen maar kunnen zeuren. Als je vriendelijk gedag zegt, kwam er nog net een chagrijnige ‘Hallo’ uit. Bovendien zijn ze niet bepaald aardig voor de oudjes. Een opmerking: niet alle bejaarden zijn doof. Je hoeft dus niet altijd te schreeuwen. En je kan ook gewoon op een áárdige toon vragen of ze op willen staan.

Maar mijn collega’s waren nog niet het ergste. Nee. Mijn baas. Truus. Ja, dat is haar echte naam. Truus was zeg maar de eindbaas in Wario. Had je net een pauze volgehouden met gezeur over kinderen en de was (waar je erachter komt dat er serieus mensen zijn die ‘hullie’ zeggen), loop je de Osama Bin Laden van het bejaardentehuis tegemoet.

Voorbeeld 1: Ik had samen met een ander meisje een kamer schoongemaakt. We deden er alleen wel lang over, want die vrouw had een kat: overal haren. Wie kreeg de schuld? Ik.
Truus: ‘Ja en nu moeten alle schoonmaaksters veel harder werken om het af te krijgen, blablablabla.’
Was het zo? Nee. Op vrijdag was zoals gewoonlijk niks meer te doen, waardoor we onzinnige dingen zoals leuningen en liften moesten schoonmaken.

Voorbeeld 2: Laatste dag. Ik moest de schoonmaakkar terugbrengen. Truus keek ernaar. Truus boorde me de grond in. Waarom? Ik had de kar niet goed schoongemaakt. Jawel mensen, je moet ook de bakjes schoonmaken en de producten zelf. Want anders vergaat de wereld. (overigens heeft Truus ook een keer tegen een schoonmaakster gezeurd dat ze de deurbel niet had schoongemaakt, zo erg is ze dus).
Wat ik had willen doen:
1. Keihard huilen.
2. Truus in haar gezicht slaan.
Ik heb het niet gedaan. Ik heb geknikt alsof ik het heel erg logisch vond. Nadat Truus me de huid had vol gescholden, had ze nog een laatste opmerking: ‘Kom je volgend jaar weer hier werken?’

Hell no!

Heb jij wel eens een (vervelend) vakantiebaantje gehad?