Het stageleven

Tijdens je studie hoor je iedereen erover: “Stagelopen is echt héél erg zwaar.”
Je gelooft het wel, maar je doet gewoon net alsof je het niet hoort, want ook jij gaat stage lopen (omdat het moet van je studie of omdat het gewoon slim is) en je bent er gewoon niet klaar voor oké. Misschien zijn die mensen gewoon aanstellers, overdrijvers, flapdrollen.

Maar nee hoor.

Mijn eerste stage was bij het Letterkundig Museum, drie dagen in de week met twee dagen vakken ernaast. Dat had nog gekund, maar daarnaast gaf ik ook bijles, werkte ik bij de lokale radio (niet betaald, ben jij gek), schreef ik voor studenten.net, zat ik op een studententoneelvereniging en oh ja, ik had ook familie, een vriend en vriendinnen. Het was trouwens ook nog de bedoeling dat ik iets aan één of andere scriptie zou doen.

Ik weet ook niet hoe ik het overleefd heb, maar waarschijnlijk zijn al mijn inmiddels hartvaten dichtgeslibd door de stress.

Mijn tweede stage was bij Dutch Media Books (nu Overamstel Uitgevers). Vier dagen in de week en daarnaast werkte ik minimaal één dag in het weekend. Soms werkte ik ook ’s avonds na stage (dus van 9 tot 5 stage en daarna van 6 tot 23 werken), maar dat was haast niet te doen. In de laatste maand ging ik verhuizen.

Tip: ga niet verhuizen als je stage loopt.

En nu mijn derde, en laatste, stage bij de Filosofie Nacht. Vijf dagen in de week van Rotterdam naar Amsterdam en weer terug. Daarnaast werk ik nog één dag in het weekend. Mijn huis is een zooitje, mijn kat herkent me niet meer en mijn vrienden denken dat ik van de aardbol verdwenen ben.

Het is in principe de bedoeling dat ik over een half jaar ga werken. Je hebt dus mensen die vijf dagen werken, hobby’s beoefenen, sporten, een relatie, vrienden en familie onderhouden en ook nog een schoon huis hebben. Ik weet niet hoe die mensen dat doen.

Mocht jij het antwoord hebben, laat het me weten. Dan kan ik me erop voorbereiden het komende halfjaar.

Een stresskip eersteklas

Bron

Ik ben een stresskip eersteklas. Dit is eigenlijk een geheim, want alleen de mensen thuis weten het.

In het openbare leven ben ik de kalmte zelve. Doe maar relax jongens, het komt allemaal goed. Paniek is hier aan mij niet besteed. Ik ben net de Dalai lama.

Thuis ga ik los. Een voorbeeld: ik moest mijn eerste paper ever inleveren. Beetje jammer dat ik de verkeerde deadline in mijn hoofd had. Op de dag zelf kwam ik erachter. Paniek!
‘Oh nee, wat moet ik doen? Ik heb hem wel af, maar ik moet hem nog nakijken en dan krijg ik een onvoldoende en ik kan hem niet meer op tijd inleveren en oh nee, oh nee!’ riep ik tegen mijn moeder.
Mijn moeder zei dat het allemaal goed zou komen.

Ik wist zeker dat het nóóit meer goed zou komen.

Ik kwam op tijd in Leiden aan, vertelde mijn docent dat ik me vergist had en ze zei: ‘Maar je had toch kunnen mailen? Je krijgt extra tijd, lever het over een paar dagen maar in.’
Mijn hart was boos op me: waarom Laura, waarom zoveel stress?  Beschaamd lachte ik naar mijn moeder. Het kwam allemaal goed.

Ik ben nog steeds bezig met het verbeterproces. De stress kan binnen no time opzetten en mijn verstand gaat op nul. Mijn enige gedachte is dan: ‘Het komt nooit meer goed!’

Het is tot nu toe altijd goed gekomen. Note to self: beter luisteren naar je moeder.

Ben jij een stresskip?