Dit is een motor. Ik kan me een tijd herinneren waarin het gele koplicht (of wat dat ook mag voorstellen) zo hard blonk dat het pijn deed aan je ogen. Als je nu op de motor zou zitten, wat ik je niet kan aanraden met jouw gewicht (‘Noem je me nou dik?!’), hoor je een piepend geluid en waarschijnlijk gekrak, door jouw gewicht dus. Maar vroeger bewoog hij soepeltjes.
Nu moet u weten, ik heb op die motor gezeten. Jawel, ik ben een stoere motorchick. Ik weet niet wanneer de laatste keer was, maar het zal toch heus wel meer dan tien jaar geleden zijn. Ik zocht naar kapoentjes, maakte koprollen op het klimrek, knikkerde en reed op de motor. Ik kwam er alleen geen meter op vooruit, dat was wel jammer.
Soms ging iemand op de motor zitten en een ander achterop de motor staan. Ik hoop dat mijn ouders dit niet lezen, anders mag ik nooit meer naar de speeltuin, want dit is uiteraard erg gevaarlijk. Toch hebben we het allemaal overleefd.
En nu staat die motor daar dus nog steeds, gehavend en met een verdrietige blik in zijn ogen (ja, dat kan ik zien).
‘Waarom rijdt niemand meer met mij?’ staat er in die ogen geschreven.
Ik durfde hem het antwoord (‘Kindertjes vinden smartphones veel interessanter.’) niet te geven. En ik durfde ook niet op hem te zitten, want nou ja, krak.
Dus liet ik hem achter. Arme motor. Binnenkort wordt hij vervangen door een stoeptegel.
R.I.P. Motor. Voor altijd in ons hart.