In de val

Nietsvermoedend liep ik station Leiden Centraal uit. Dat doe ik wel vaker. Vier keer per week om precies te zijn. Tot zover niets aan het handje. Ik zag hem niet. Tegenwoordig kun je ze ook niet meer herkennen, want ze dragen geen felgekleurde jasjes meer met het logo erop. Ik liep recht in de val.
‘Mag ik je wat vragen?’
Shit, ik had sneller moeten lopen.
‘Nee..’ zei ik en ik wilde al doorlopen, maar –
‘Ik wil maar dertig seconden met je praten, maar dertig seconden!’
Het punt is dat ik niet bot kan zijn. Dus ik stopte.
‘Ik ga je niet versieren ofzo.’
Nee, dat moest er nog eens bijkomen.
‘Je wilt zeker geld?’ zei ik.
Misschien kan ik toch wel bot zijn.
‘Nee, ik heb gewoon een vraagje.’
Ja ja.
‘Ben je een dieren- of een kinderliefhebber?’
‘Allebei niet.’
Hij keek me geschokt aan, maar herstelde zich vlug.
‘Maar geen dierenhater toch?’
‘Nee, zo ver gaat het nou ook weer niet.’
‘Wist je dat make-up op dieren wordt getest?’
‘Ja, ik vind het wel erg, maar het is niet alsof ik die producten daardoor niet koop.’
‘Oké, maar wist je dat daar jaarlijks een half miljoen dieren voor worden gebruikt?’
Hij ging nog even door met zijn blabla-verhaal. Blijkbaar kon hij mijn gedachten lezen.
‘Ik ben een vrijwilliger hoor, ik werk normaal bij de ABN Amro als hypotheek adviseur.’
Ik gok dat hij er ongeveer tien euro per uur voor krijgt en nog vijf euro extra voor elke persoon die hij strikt.
‘Ik neem aan dat je een student bent?’
‘Ja.’
‘Als je nou elke dag twintig cent geeft, dan –‘
Ik liet hem niet uitpraten, op een gegeven moment bereikt je geduld een bepaalde grens.
‘Nee, sorry.’
Voordat ik me kon omdraaien, had hij alweer het volgende slachtoffer te pakken.
‘Mag ik je wat vragen?’
Volgende keer neem ik een sluiproute.