‘Ik ben negentien.’
Zelfs bijna twintig.
‘Oh echt waar? Ik had je veel jonger geschat!’
Dit gesprek voer ik helaas veel te vaak. Mensen vragen naar mijn leeftijd, ik vertel het ze en vervolgens zeggen ze dat ze dat echt écht niet hadden verwacht. Ik wil jullie het volgende meegeven: zeg nooit tegen iemand dat je hem of haar jonger had geschat. Dit is namelijk niet leuk. En het is niet zo alsof jij de enige bent die dit tegen mij zegt. Oh nee hoor, sluit maar aan bij het rijtje.
Het is wel logisch, want ik ben niet zo groot en ik heb een rond gezicht (weet je wel, met van die wangen waar oude vrouwtjes graag in knijpen). Dit zijn zogenaamde leeftijdsverlagers. Je snapt dan ook meteen waarom ik nooit twee staartjes in heb of smurfenijs eet. Ze vragen bij de slager nog net niet of ik een plakje worst wil. Met angst in mijn hart wacht ik op de dag dat ze denken dat mijn broertje (zestien jaar) mijn broer is. Stiekem is die dag al gekomen.
Een ander probleem (en dan heb ik het nog geeneens over a-l-t-i-j-d je ID moeten tonen als je uitgaat) is dat ik waarschijnlijk op mijn vijftigste nog schattig wordt gevonden. Ik wil nu al niet meer schattig gevonden worden, laat staan als ik Sarah vier.
Mensen proberen me op te vrolijken met de uitspraak: ‘Als je later oud bent, dan ben je er blij mee.’
Over dertig jaar zie ik er waarschijnlijk nog steeds uit alsof ik vijftien ben.
Ik ga bijna naar rimpels en grijs haar verlangen.