Ik heb een jeugdtrauma. Ja, ik had jullie al verteld over het peeropbroodtrauma, maar ik heb er dus nog meer. Je kunt eigenlijk wel stellen dat ik een verschrikkelijke jeugd heb gehad. Deze keer kwam het niet door de oppas, nee, het waren mijn ouders.
Ik was uitgenodigd op een kinderfeestje. Duh, dat krijg je als je famous bent. Ik heb geen idee wat we gingen doen, maar we moesten op de fiets. Nu moeten jullie weten, ik fietste niet zo vaak. Daar was geen reden toe. Voor buiten spelen hoef je niet te fietsen en bovendien ben ik een verwend kind was ik een verwend kind reden mijn ouders me naar school. En er was nog iets.
Iedereen had een mooie fiets. Ik ook. Hij was perfecto. Deed wat hij moest doen. Dikke prima. Of nou nee, toch niet. Want mijn fiets verschilde op één ding van de andere fietsen: er zat een oranje vlag op.
Nu denk je: ‘Wat de f, was het Koninginnedag ofzo?’ Nee, het was geen 30 april. Het Nederlandse elftal speelde niet. Mijn ouders zijn niet extreem koningsgezind. Ze zijn gewoon intens gemeen.
Ze wilden namelijk voor mijn veiligheid zorgen en hoe val je op? Ja, door zo’n verschrikkelijk ding op de fiets van je kind te plaatsen. Na jaren smeken hebben ze hem uiteindelijk op mijn 22e van mijn fiets gehaald.
Hoe ik dat kinderfeestje in godsnaam heb overleefd? Niet. Ik raakte verdwaald, want dat is mijn noodlot, gelukkig vonden ze me nog op tijd. Ik ben weggefietst. Mét oranje vlag.