Tja, er komt een tijd en die komt niet voor iedereen. Dat je in de klas zit en denkt: wat staat er toch op dat bord geschreven? Als je je ogen een beetje dicht knijpt, kun je het nog net zien, maar na een tijdje werkt zelfs dat niet meer. En dan is er geen ontkomen aan: je moet naar de brillendokter (ook wel opticien geheten, maar geef zelf toe, brillendokter is een veel leuker woord).
De brillendokter, die doet gekke dingen. Je moet in een lens kijken en dan zie je een bootje op het water (de afbeelding schijnt te verschillen per opticien, waarom heeft die van mij voor een zeilbootje gekozen? Kies dan voor een knappe man of iets dergelijks). Ik weet nog steeds niet wat het nut daarvan is.
Vervolgens krijg je een groot apparaat voor je neus met twee lenzen erin. De brillendokter draait eraan, zodat er steeds een andere lens verschijnt: ‘Is lens 1 beter of 2?’
Dit vind ik een hele moeilijke vraag. Ik denk namelijk altijd dat het een strikvraag is. Want soms zie je het niet.
‘Eh ja, ik weet niet eigenlijk.’ is iets wat ik (wel erg) vaak zeg.
Of als ik het dan wel denk te weten en de brillendokter heel verbaasd zegt: ‘Oh ja? Echt waar?’
Oeps, blijkbaar het verkeerde antwoord gegeven.
Vervolgens moet je naar cijfertjes in de verte kijken. Kun je de onderste rij lezen? Wat staat er op de middelste rij? Dat wordt zo vaak gevraagd dat je de cijfers vanzelf onthoudt en het dus niet helemaal betrouwbaar is.
Daarna het meest geweldige onderdeel. Een groen vlak en een rood vlak, allebei met zwarte cijfers erin. De vraag van de eeuw: ‘Waar zijn de cijfers zwarter, bij het groene of het rode gedeelte?’
Ik zeg altijd maar ‘rood’, maar eerlijk gezegd zie ik het verschil nooit.
Daarna geeft de brillendokter het verlossende antwoord (‘Je ogen zijn niet achteruit gegaan.’) en hoef je voorlopig niet meer te komen.
En als je denkt dat je er weer vanaf bent, blijkt dat je de volgende week naar de tandarts moet. Zucht.