De mensen die mij al duizend jaar volgen, weten dat ik ooit in een pittoresk dorp genaamd Oegstgeest woonde. Ik zou willen zeggen dat dat kwam, omdat ik toen Literatuurwetenschap studeerde en alleen in een literair verantwoorde plek wilde wonen, maar het was meer een verhaal van studentenwoningen, lotingen en geluk.
Want geluk was daar veel. Oegstgeest is voor mij gemaakt. Het is klein (just like me), heeft roodgele straatnaamborden, katten en heel veel schommels. Binnen een kwartier was ik in Leiden, de stad die de alliteratie compleet maakte (‘Ik ben Laura en ik studeer Literatuurwetenschap in Leiden’).
In Oegstgeest woonde ik voor het eerst op mezelf. In Oegstgeest verkende ik de buurt op mijn hardloopschoenen en skeelers. In Oegstgeest werd ik verliefd (of eigenlijk in Leiden, maar Oegstgeest is het bijzettafeltje van Leiden dus potato potato).
Maar het leven overkomt je. Dus verhuisde ik naar Voorschoten, kwam incidenteel terug voor een bezoekje aan een vriendin die daar nog woonde, maar c’est ca. Daarna overkwam het leven me weer en verhuisde ik naar Rotterdam. Uiteindelijk verhuisde ik naar Utrecht, wat ook niet echt dichterbij was. Sindsdien kom ik zelden nog in Leiden, laat staan in het dorp waar een stukje van mij ligt.
Tot zaterdag. Die desbetreffende vriendin woont er nog steeds. De roodgele straatnaambordjes flitsten weer voorbij en de onherkenbare herkenbaarheid van het gebouw waar ik woonde en de gebouwen waar ik zou willen wonen (Oegstgeest heeft zoveel mooie huizen!!!). Ik zag dat de lamellen nog steeds voor het raam hingen, maar de plantenbak was verdwenen. Ik struikelde over de herinneringen. Nu liep ik hier met een niet meer zo nieuwe liefde die ik overspoelde met verhalen van toen.
Maar ooit, als de niet meer zo nieuwe liefde het er mee eens is, kom ik écht terug. Terug naar Oegstgeest.