Terug naar Oegstgeest???

De mensen die mij al duizend jaar volgen, weten dat ik ooit in een pittoresk dorp genaamd Oegstgeest woonde. Ik zou willen zeggen dat dat kwam, omdat ik toen Literatuurwetenschap studeerde en alleen in een literair verantwoorde plek wilde wonen, maar het was meer een verhaal van studentenwoningen, lotingen en geluk.

Want geluk was daar veel. Oegstgeest is voor mij gemaakt. Het is klein (just like me), heeft roodgele straatnaamborden, katten en heel veel schommels. Binnen een kwartier was ik in Leiden, de stad die de alliteratie compleet maakte (‘Ik ben Laura en ik studeer Literatuurwetenschap in Leiden’).

In Oegstgeest woonde ik voor het eerst op mezelf. In Oegstgeest verkende ik de buurt op mijn hardloopschoenen en skeelers. In Oegstgeest werd ik verliefd (of eigenlijk in Leiden, maar Oegstgeest is het bijzettafeltje van Leiden dus potato potato).

Maar het leven overkomt je. Dus verhuisde ik naar Voorschoten, kwam incidenteel terug voor een bezoekje aan een vriendin die daar nog woonde, maar c’est ca. Daarna overkwam het leven me weer en verhuisde ik naar Rotterdam. Uiteindelijk verhuisde ik naar Utrecht, wat ook niet echt dichterbij was. Sindsdien kom ik zelden nog in Leiden, laat staan in het dorp waar een stukje van mij ligt.

Tot zaterdag. Die desbetreffende vriendin woont er nog steeds. De roodgele straatnaambordjes flitsten weer voorbij en de onherkenbare herkenbaarheid van het gebouw waar ik woonde en de gebouwen waar ik zou willen wonen (Oegstgeest heeft zoveel mooie huizen!!!). Ik zag dat de lamellen nog steeds voor het raam hingen, maar de plantenbak was verdwenen. Ik struikelde over de herinneringen. Nu liep ik hier met een niet meer zo nieuwe liefde die ik overspoelde met verhalen van toen.

Maar ooit, als de niet meer zo nieuwe liefde het er mee eens is, kom ik écht terug. Terug naar Oegstgeest.

Waarom ik niet uit Oegstgeest weg moet gaan

oegstgeestdegekste

1. Beste dorp
Het is al een paar keer door de Elsevier verkozen als beste gemeente in Nederland om te wonen. Toevallig steeds als ik er woonde. Nee grapje, dat is natuurlijk geen toeval. Natuurlijk wordt Voorschoten volgend jaar de beste gemeente, maar zielig voor Oegstgeest vind ik het wel (‘We hadden haar niet moeten laten gaan.’).

2. Vrienden
Ik woon in een studentenflatachtiggebouw en daar wonen toevallig ook andere studenten (‘Dat meen je niet.’). Eén daarvan kende ik al (is gewoon een stalker die mij besloot te volgen naar Oegstgeest, ben benieuwd wanneer hij in Voorschoten gaat wonen). De ander leerde ik kennen door toneel en laatst heb ik een mede-Literatuurwetenschapper leren kennen die ik gek genoeg ken van de toneelvereniging waar ik vorig jaar (en zij dit jaar) bij zat. Het is jammer dat ik na een afspraak met hen niet meteen mijn bed in kan rollen, maar het is wel een goed excuus om terug naar Oegstgeest te gaan!

3. Mooi, mooier, mooist
Oegstgeest is zoooooo mooi. De huizen zijn hier oud (oké, behalve mijn huis, ja, die is wel oud, jaren tachtig, maar niet mooi oud) en groot en geweldig. Het is ook een fijne omgeving om te hardlopen, het strand (Katwijk) is op fietsafstand en het is lekker rustig.

4. Schommels
Ik heb nog nooit zoveel schommels gezien als in Oegstgeest. Ik overdrijf niet als ik er minstens vijftien heb gezien en dat terwijl het één van de kleinste gemeentes is. Love it.

4. Katten
Ja, die kunnen niet ontbreken. Naast schommels is Oegstgeest ook rijk aan katten. Er is de kat aan de overkant die altijd op een auto ligt, maar naar je toe komt rennen zodra je hem ziet. De twee katten die me vanuit het raam aanstaren als ik ’s morgens vroeg mijn fiets pak. En ik heb laatst ontdekt dat de buren van de buren een kitten hebben! Zucht.

5. Literair verantwoord
Terug naar Oegstgeest. Jan Wolkers. Waar kun je als literatuurwetenschapper nog beter literair verantwoord wonen?

Maar wees niet bang, Oegstgeest, je zult niet voor altijd van me af zijn. Later, als ik rijk ben (en dat is niet eens zo ver weg met mijn tien cent per uur opslag bij mijn bijbaan), koop ik zo’n mooi, groot huis en ga ik boeken over je schrijven. Let maar op.

Terug naar Oegstgeest: de beste plek om te wonen

oegstgeest tha best
Lief vriendje.

Iets eerder een ‘Terug naar Oegstgeest’ dan gebruikelijk, vanwege geweldig (maar tevens gebruikelijk) nieuws: Oegstgeest is volgens een onderzoek uit de Telegraaf de beste plek van Nederland om te wonen.

Eerste reactie: DUH.

Tweede reactie: wat wél in het persbericht stond, maar vele websites en kranten helaas niet hebben overgenomen, is dat dit door mij komt. Ik mag dan wel de gek van Oegstgeest genoemd worden, maar ik ben wel een geweldige gek. Er staat geen enkel huis meer te koop hier, omdat iedereen zo dicht mogelijk bij mij wil wonen.

Maar even zonder gekkigheid (haha ce n’est pas possible), ik heb totaal geen problemen met de uitslag. Het crimineelste wat je hier kunt vinden, zijn de twee rokende twaalfjarigen onder mijn trappenhuis (mét pakje Wicky). Er staan hier mooie, oude huizen waar ik later in ga wonen, als je gaat wandelen, kom je altijd een kat tegen en alle straatnaamborden zijn rood met gele letters. Het mag dan wel het bijzettafeltje van Leiden genoemd worden, maar hé Leiden, we finally beat you!

De Telegraaf wilde eigenlijk ook nog een onderzoek doen naar de beste inwoner van de beste plek om te wonen, maar dat was al van tevoren duidelijk. Om mensen niet jaloers te maken, hebben ze de uitslag niet gedeeld. Toch kan ik jullie een hint geven: de beste inwoner van de beste plek om te wonen heeft dit blogje geschreven.  Niet doorvertellen! (jawel, vertel maar door)

Terug naar Oegstgeest: het dorp van de doorzichtigen

oegstgeestdegekste

Het mocht wel weer eens: een blogje over Oegstgeest. Dat lieve, idyllische failliete dorp, ook wel het aanleuntafeltje van Leiden genoemd. Hieronder een overzicht van wat me in de afgelopen maanden is opgevallen:

– Na al een jaar in Oegstgeest te hebben gewoond, had ik afgelopen zomer ein-de-lijk Terug naar Oegstgeest gelezen. Felle reacties op mijn blog, want hoe durfde ik dat zo lang te laten duren? Niet verder vertellen, maar ik ken wel meer Oegstgeestenaren/Oegstgeestenezen/Oegstgeesten (die laatste is mijn favoriet, alsof er alleen maar doorzichtige mensen in Oegstgeest wonen) die het boek niet hebben gelezen. Het viel me op hoe sterk Jan Wolkers het dorp weet te portretteren op bladzijde 28: ‘Vanmiddag ben ik naar Oegstgeest gegaan. Het regende en er stond een krachtige wind.’
Ik zou het zelf niet beter kunnen omschrijven. (of jawel: VERDOMME, ALTIJD WEER DIE KLOTEWIND)

– Afgelopen week kreeg een collega-Oegstgeest(enaar/enees) een pakketje waarbij de eerste ‘g’ van Oegstgeest was weggestreept. Waarschijnlijk dacht iemand dat dat toch niet kon kloppen, die twee g’s. En ik snap het zo erg. Oegstgeest valt niet uit te spreken met de harde, Zuid-Hollandse g. Het kan beter in Brabant liggen, want met een zachte g doet hij het prima. Ik ga handtekeningen verzamelen voor de gemeente, want dit kan niet zo langer.

– Zelfs Oegstgeest heeft te maken met zogeheten hangjongeren. Ze hangen bij de trap waar ik woon (even voor de goede orde: ik woon niet op de trap, maar gewoon in een kamer, weet je wel), drinken energydrank van de Lidl en roepen schunnigheden naar vrouwpersonen. Laatst zag ik iets opmerkelijks. Normaal zijn ze minstens met zijn tweeën, maar nu was er een lonely boy van een jaar of twaalf. Hij zat op de trap. In zijn ene hand een pakje Wicky en in de andere een sigaret. Dat is nog eens moeilijk kiezen.

(Who am I kidding? Ik kies Wicky natuurlijk!)

Voor de rest gaat alles zijn gangetje in Oeggstgeest. Ik kan jullie mededelen dat ik nog steeds de leukste inwoner ben. Wat een opluchting.

Het kattenvrouwtje van Oegstgeest

IMG-20130923-WA0001 (1)
Als u dit kattenvrouwtje ziet, wilt u dan onmiddellijk de politie van Oegstgeest bellen. Alvast hartelijk bedankt.

Er loopt een meisje rond in Oegstgeest. Klein, schattig en zenuwachtig om zich heen kijkend. Ze zoekt recht, ze zoekt links, onder, boven en gaat zelfs op haar hoofd staan.

Dit meisje is op zoek naar een kat.

Nee, niet omdat ze haar huisdier verloren is. Die heeft ze niet. En dat breekt haar hart. Eigenlijk is het een verslaving; als ze haar dagelijkse dosis katten niet heeft gehad, dan gaat ze trillen en soms valt ze zelfs flauw. Dus maakt ze Oegstgeest onveilig. Ze klakt met haar tong tegen haar gehemelte, roept ‘Poesje!’, denkt er zelfs over om kattensnoepjes te kopen.

Oh en als ze er dan één heeft gevonden, nou, dat wil je niet meemaken. Als een gek rent ze op het arme beest af, steekt haar hand uit, aait en begint als een malle te brabbelen: ‘Wie is er een lief poesje? Ja, jij bent een lief poesje. Ik ga je meenemen en dan blijf je voor altijd bij mij.’ Ze blijft maar aaien, uren achter elkaar, totdat de kat het zat is (vind je het gek?) en ervan door gaat. Nou, dat is nog wel het ergste moment. Het meisje gilt dan heel Oegstgeest bij elkaar, wat de katten alleen maar wegjaagt, en huilt onbedaarlijk. Kinderen liggen er wakker van, bejaarden horen de tv niet en scholieren komen niet meer aan leren toe.

Dus kwam er een plan. Heel Oegstgeest, behalve het kattenvrouwtje, verzamelde zich.
‘Misschien moeten we haar gewoon een kat geven,’ opperde de één.
‘Nee joh,’ zei de ander. ‘Dan wil ze er alleen maar meer. Het houdt niet op. Dat mens moet in rehab.’
Maar er is geen kattenvrouwtjesrehab in Oegstgeest. Gelukkig kwam een andere inwoner op een heel goed plan.
‘We schoppen haar gewoon eruit. Ze is feitelijk een crimineel, dus dat mag wel. Weg met het kattenvrouwtje!’
Heel het dorp schreeuwde mee, ‘Weg met het kattenvrouwtje!’, zodat het zelfs in Leiden te horen was.

Maar het kattenvrouwtje hoorde het niet. Die was bezig om een kat te aaien en daarbij wat te kirren. Ze had geen idee wat haar allemaal nog te wachten stond…

Fictief interview met Oegstgeest

Ik was gewoon thuis, toen er plotseling iemand in mijn kamer stond: het was Oegstgeest. Feitelijk is hij er altijd al, maar hij besloot me nu aan te spreken.
‘Zo, dus dit is nu je kamer?’
‘Ja, Oegstgeest,’ antwoordde ik.
‘Wist ik al haha. Ik weet alles.  ALLES.’
Hoewel hij lachte, werd ik toch een beetje bang. Wist hij echt alles?
‘Ja, zo weet ik bijvoorbeeld dat je nu bijna een jaar in mij woont.’
Dat klopte. Een jaar alweer. Goh zeg. Wat ging de tijd toch snel. Hoe wist hij dit allemaal toch?
‘En in een jaar tijd weet je nog steeds niet waar het zwembad is. Je hebt nog maar één kasteel gezien van de twee. Je bent pas begonnen met Oegstgeest ontdekken toen je ging skeeleren. Je bent nog nooit in Warmond geweest, terwijl dat dichterbij dan Leiden is.’
Ik moest het toegeven, dus knikte en knikte ik. Oké, ook omdat ik best wel bang van Oegstgeest was. Ik snapte eigenlijk niet waarom Jan Wolkers terug naar Oegstgeest ging.
‘Over Leiden gesproken: daar houd je wel van he?’
Oh jee.
‘Eh, het is een leuke stad.’ zei ik.
Oegstgeest kwam steeds dichterbij. Mijn gezicht raakte bijna de zijne.
‘Ja, dat is te merken. Meerdere malen in de week fiets je van me weg om naar Leiden te gaan. Pff, Leiden. Wat heeft Leiden dat ik niet heb? Oh het is groter? Nou en. Klein is fijn. Dat roep je zelf ook altijd.’
Shit. Ik wilde geen ruzie met Oegstgeest, want hij is nogal intimiderend. Hoe kon ik dit nou oplossen? Er verscheen een brandend lampje boven mijn hoofd.
‘Maar lieverd, ik kom toch altijd weer naar je terug? Ik kom altijd terug naar Oegstgeest. Jij bent mijn veilige haven.’
Oegstgeest glimlachte en er verschenen blosjes op zijn wangen. Hij staarde verlegen naar de grond, terwijl hij vroeg: ‘Meen je dat echt?’
Ik knikte. Daarna is Oegstgeest nooit meer vervelend geweest.

(stiekem ga ik nog steeds naar Leiden, maar niet aan hem vertellen hoor, want ik kom altijd terug naar Oegstgeest!)

Terug naar Oegstgeest: Terug naar Oegstgeest

20130707_143404

Na al een jaar in Oegstgeest te hebben vertoefd, heb ik dan eindelijk mijn lijfboek gelezen: Terug naar Oegstgeest van Jan Wolkers. Van een aantal lezers kreeg ik een standje, omdat het zo lang heeft geduurd, maar ik er wel steeds literaire grapjes over heb gemaakt. Mijn smoesjes:
1. Het boek komt uit 1965 en is dus niet heel makkelijk verkrijgbaar (plus geen geld enzo).
2. In de derde (of tweede?) moesten we bij Nederlands Kort Amerikaans lezen van Jan Wolkers. Daardoor liep ik een Jan Wolkers-trauma op (en daar kon het lieve programma ‘De achtertuin van Jan Wolkers’ bij Villa Achterwerk echt niet tegenop). Waarom? Hmm, hoe zal ik het uitleggen. Vier woorden: seks met een standbeeld. Bah. Dat zegt wel voldoende, denk ik zo.

Maar goed, je bent een Oegstgeestenaar/Oegstgeestenees/Oegstgeester (IEMAND VERTEL ME WAT IK BEN) of je bent het niet. Bovendien moest ik wel bovenstaande foto kunnen whatsappen als mensen vroegen wat ik ging doen.

En dan komt nu, tadadadadadadum, het oordeel van uw Oegstgeestse (???) literatuurwetenschapper: ik verwachtte het ergste na Kort Amerikaans, maar het viel reuze mee. Het boek is makkelijk te lezen, ik vond het interessant en er komt verrassend weinig seks in voor (‘Wat?! Is dit wel echt een boek van Jan Wolkers?!?!). Blij word je er echter niet van. Het is gebaseerd op Wolkers’ jeugd afgewisseld met fragmenten waarin de hoofdpersoon (die ook Jan heet), ja ja, terug naar Oegstgeest gaat. Een grote rol in het boek speelt de christelijkheid van de ouders, de interesse voor dieren en de dood van één van de broers. Wat ik vooral mooi vind, zijn de beschrijvingen van de landschappen.

Als je in Oegstgeest woont, moet je het zeker weten lezen (de herkenning!), maar anders is het ook een mooi boek. Aanrader dus!

Mijn observaties dankzij het skeeleren

Omdat ik hardlopen niet leuk vind en een superslechte conditie heb Omdat ik hardlopen te hipsterig vind, maar niet in een nijlpaard wil veranderen, besloot ik te gaan skeeleren. Dat heeft tot het volgende geleid:

– Mensen kijken je heel raar aan. Zo van: ‘Jeetje, waarom is ze aan het skeeleren? Ik dacht dat hardlopen in was?’ Honden kijken nog raarder en poezen rennen weg (huilerdehuil).
– Ik ben nog geen één keer gevallen. Wel tachtigduizend keer bijna gevallen door asociale takjes en steentjes op de grond.
– Ik dacht dat ik onmogelijk oncharmanter eruit kon zien dan tijdens mijn ik word net wakker out of bad bed-look, maar het kan dus wel. Volledig ingepakt met beschermingsdingen en een onflatterend kort broekje heb ik gewoon het lef om, in het openbaar (!!!), me te vertonen. Ik heb dan ook nog geen enkele keer ‘Hé sexy dame!’ naar me toegeroepen gekregen, terwijl ik aan het skeeleren was…
– Het kleinste heuveltje is al eng. Als je je naar beneden laat rollen (ben je maf, ik ga niet nog extra er bij skeeleren, dan gaat het al helemaal hard), voelt het alsof je je richting een afgrond en een enkeltje hemel/hel/niets (ligt eraan waar je in gelooft) begeeft.
– Ik ontdek dingen van Oegstgeest. Bijvoorbeeld dat Warmond ernaast ligt. Nee, dat wist ik niet (topografie is niet mijn sterkste kant)…
– Alleen oude mannetjes praten tegen me en zeggen dingen als: ‘Kijk je wel uit?’ (HALLO, IK BEN HELEMAAL INGEPAKT MET BESCHERMINGSDINGEN, WAT DENK JE ZELF?)
– Skeeleren is leuk.

De kattenfluisteraars van Oegstgeest en Leiden

‘POESSIEEEEEEEEE!’
Jeetje, wie maakt er toch zo’n lawaai in Oegstgeest?
‘Poessie, kom eens hier! Kom maar, poessie.’
Jeetje, ook nog op zo’n hoog, kinderachtig toontje.
‘Wie is er een lief poesje? Ja, jij bent een lief poesje.’
Het is Laura de kattenfluisteraar met haar vriend.

Als ik een kat zie, ben ik als een kind zo blij. Ik ren niet op ze af als een kleine kleuter (mijn vriendje wel, waardoor ze alleen maar wegrennen), maar ga op mijn hurken zitten en beweeg mijn duim tegen mijn wijsvinger, terwijl ik een soort klikkend geluid maak. Niet dat het helpt, maar ik denk van wel.
‘Awwwwwww.’ zeg ik tegen mijn vriend.
‘Awwwwwww.’ zegt hij terug.
‘Wat een lieve kat!’ kirren we in koor.

We zijn allebei van mening dat een vriendin van ons die in hetzelfde gebouw als ik woont een kat moet nemen. Een blauwe Britse korthaar. Ja, zij en niet ik, want ik ga mooi die troep niet opruimen. Bovendien woont zij alleen en ik niet. Mijn vriend en ik vinden het allebei een goed idee, maar zij helaas nog niet. Maar dat komt wel goed.

In de tussentijd lopen we gewoon wel ‘Awwwwww, lief poessie!’ roepend op straat.

(voor de rest zijn we overigens heel normaal)

Wat de mensen van de Kruidvat in Oegstgeest over mij denken

Sarah stootte haar collega Marieke aan.
‘Oh mijn god, ze is er weer.’
Allebei keken ze naar de deur waar net een klein roodharig meisje verscheen. Ze keek zenuwachtig om zich heen, alsof ze op zoek was naar iets en dat heel dringend nodig was. Haar handen trilden en haar gezicht was rood.
‘Zou ze er ooit genoeg van krijgen?’ vroeg Marieke.
Sarah lachte.
‘Eind december zal ze wel moeten. Dan liggen ze wel voor minstens drie maanden niet in de winkel, moet ze afkicken.’
Nu lachten beiden. Mooi niet dat het afkicken ging lukken. Het meisje zou vast op 5 december flink inslaan voor die paar maanden, zodat ze niet tekort kwam.
‘Ik hoor dat ze er ook heel veel over blogt. Minstens één keer in de week.’
Vol ongeloof keek Sarah Marieke aan.
‘Wat?! Lees jij haar blog?’
Marieke schudde hevig haar hoofd, maar er verschenen wel rode blosjes op haar wangen.
‘Nee, natuurlijk niet. Blogs zijn stom. Zeker die van haar.’
Ondertussen keek het meisje nog steeds zoekend om zich heen. Ze keek bij de make-up, bij het speelgoed, het snoep, maar ze kon het niet vinden.
‘Ik heb het verplaatst, net zoals vorige keer.’ legde Sarah uit. ‘Maar ze vindt het telkens weer.’
Er klonk gejuich achterin de winkel, bij de haarspullen. De klanten die eerst nog rustig naar tandenborstels of iets dergelijks aan het kijken waren, vluchtten met hordes de winkel uit.
‘Oh, niet weer he?’
Snel rende Sarah naar het achterste gedeelte van de winkel. Op de grond zat het meisje, haar mond vol chocoladekruidnoten.
‘Ik bewtbaal hbet zbo.’ zei ze.
Sarah zuchtte. Was het maar 6 december.