Zes jaar lang. Normaalverdeling, de stelling van Pythagoras, kansberekening. Ik weet werkelijk niet hoe ik het overleefd heb: wiskunde. Elke dag sta ik er even bij stil dat ik voor altijd van dit rotvak af ben. Dat ik nooit meer een schrift met hokjes zal bezitten. Dat ik mijn grafische rekenmachine nimmer meer hoef te aanschouwen. Dat ik voor altijd verlost ben van vervelende wiskundeleraren (je kan ook niet anders dan vervelend zijn als je in zo’n vak les geeft). Echt waar, het is een zegen.
Ik zit nu al een jaar op de universiteit (studie: literatuurwetenschap) en op een aantal simpele rekensommetjes na (iets wat ik al geleerd heb op de basisschool) heb ik niets van bovenstaande hoeven te gebruiken. Mijn leven is mooier nu, dat begrijp je wel. Soms staar ik verwonderd naar mijn boekenkast en vraag ik me af waar mijn wiskundeboeken zijn. Ik zoek naar mijn passer, maar ik kan hem niet vinden. Zelfs mijn liniaal is kwijt.
En oh, dat is zo’n mooi moment.
‘Oh ja.’ denk ik dan. ‘Ik heb geen wiskunde meer!’
En dan doe ik even mijn ogen dicht en geniet ik.