Ik heb vijf e-mailadressen

Ik heb vijf verschillende e-mailadressen. Wat moet een mens in godsnaam met vijf e-mailadressen? Ik heb geen idee en tegelijkertijd heb ik ze allemaal nodig. Een opsomming:

1. Mijn allereerste ikbentwaalfjaarenechteendebiel e-mailadres.
Ik zal niet verklappen wat het is, maar het heeft te maken met een bandnaam die je ook breezerachtig kan opvatten (interessant he?), maar wat ik niet breezerachtig bedoelde, want ik vond (vind) huppelkutjes stom. Het erge is dat ik deze het vaakst gebruik, bijvoorbeeld om met vriendinnen te mailen en ja, ze nemen me nog steeds serieus. Denk ik. Hoop ik.

2. Mijn Hotmail e-maildres.
Deze is wat normaler (‘Goh, zou het soms je eigen naam bevatten, Laura?’). Ik gebruik(te) (zie nummer vijf) hem vooral voor ‘serieuze’ mailtjes (sollicitaties en dergelijke), want daar kon ik natuurlijk niet mee aankomen met mijn breezah e-mailadres.

3. Mijn blog e-mailadres.
Wat is nou een blog (met een .nl-adres) zonder een e-mailadres? Niets zeg ik je, niets. Deze mogen jullie uiteraard wel weten (laura@lauradenkt.nl, voor al uw liefdes- en fanmails). Heel leuk hoor, zo’n eigen e-mailadres, beetje jammer dat ik altijd in de spam kom als ik naar anderen mail. Oh en ik krijg elke dag een mailtje dat ik de loterij heb gewonnen (yesssssss) en over dat ik mijn gegevens moet veranderen bij de Rabobank, terwijl ik niet eens bij de Rabobank zit, kun je nagaan hoe goed de service daar is.

4. Mijn universiteits e-mailadres.
Deze is natuurlijk het stoerst. Kijk mij eens slim zijn. Ik doe er voor de rest niets mee, maar dat maakt niet uit.

5. Mijn Gmail e-mailadres.
Toen ik onlangs mensen moest mailen voor mijn studie bedacht ik me dat Hotmail eigenlijk niet zo hip meer is en dat mijn blog e-mailadres steeds in de spam komt en dat dat niet zo handig is. Dan maar meegaan met de stroom en op Gmail overstappen. Ja, ik ben een verrader. Sorry.

Vertel me nu alsjeblieft dat ik niet gek ben (‘Haha grapjas.’), dat er mensen zijn met wel tien verschillende e-mailadressen, dat vijf eigenlijk maar heel weinig is!

De e-mailetiquette: docenten

Mailen is moeilijker dan je denkt. Gelukkig hebben we Whatsapp. Maar soms kun je je docent je verslag niet appen (flauwwwww) en dan MOET het wel via de mail. En dan komt die vraag: wat moet ik er in godsnaam in zetten?

1. Wat moet er in de aanhef?
Beste meneer Blabla? Geachte heer Blabla? Zeer weledelgeleerde heer Blabla? Beste Pietje? Hoi Piet? Hé swa? Yo?

2. U of jij?
Dit ligt natuurlijk aan je studie, maar mijn studie is klein en daarom kunnen we gewoon ‘je’ zeggen (Docent: ‘Als jullie in het derde jaar nog steeds ‘u’ zeggen, ga ik me ernstig zorgen maken.’). Maar ik ben niet in staat ‘je’ te zeggen tegen docenten (‘Altijd u zeggen.’ is er aardig ingestampt door mijn ouders). Maar wat als je nou voor ‘Beste Pietje’ hebt gekozen, dan moet je wel ‘je’ zeggen, maar het voelt zo raar en ooooh, wat een dilemma.

3. Waar moet je mee eindigen?
Met vriendelijke groet? Met hartelijke groet? Groet? Groetjes? Doei? xx? Ntb wjnmk? Alleen je voornaam of ook je achternaam? Je bijnaam?

Uiteindelijk ben je er dan over uit (Zeer weledelgeleerde heer Blabla, alles flex? Check de bijlage. Xx la Petite) en je hebt de mail verzonden. He he, ben je daar ook weer vanaf. Hmm, wat raar, na twee dagen nog geen mailtje terug. Misschien heeft Pietje griep of gewoon geen zin om te mailen. Toch even checken.

*vulhiereenscheldwoordin*

Ben je de bijlage vergeten.

Waarom ik wel van mailen houd, maar niet van telefoneren

Het vriendje speelt al bijna een jaar in een rol in mijn leven. Dat is leuk, maar er zit ook een schaduwzijde aan. We wonen namelijk niet op loop- of fietsafstand van elkaar en dus moet je andere manieren verzinnen om toch elke dag contact te houden. Daar heeft Alexander Bell voor gezorgd: de telefoon. Punt is: ik houd van niet van telefoneren. Het vriendje wel. Dus neem ik elke keer met lichte tegenzin de telefoon op. Niet vanwege het vriendje, maar het bellen zelf. Ik zal hieronder verkondigen waarom telefoneren stom is en mailen leuk:

1. Stiltes.
Telefoneren: Stiltes. Die mogen er niet vallen als je aan het bellen bent. Kun je in real life elkaar nog een veelbetekende blik toewerpen, de enige die dat tijdens het telefoneren ziet, is je mobieltje. Dus moet je praten. Dat is vooral vervelend als die ene tante wanhopig een gesprek met je begint, als je ouders niet thuis zijn. ‘Lekker weer he’ is dan vaak het enige wat eruit komt.
Mailen: Je kan zolang doen over een mail als jij wil. Je kunt eeuwen nadenken of je eindigt met ‘x’ of ‘xx’. Niemand die het merkt. Je hoeft geen stiltes te vullen, want die zijn er niet. En je kan het zo kort of lang maken als je zelf wil.

2. Vervelende mensen.
Telefoneren: Geen enkel telefoonnummer is tegenwoordig nog veilig. Nee, we worden allemaal geplaagd door belletjes van callcenters, energiemaatschappijen en wat nog meer. Soms kom je er af met een ‘Maar mijn ouders zijn niet thuis.’, maar dan heb je toch áááál die moeite gedaan om de telefoon op te nemen. Energieverspilling noem ik dat.
Mailen: Klik klik. En weg is de spam. Je hoeft het mailtje geeneens te lezen, er tettert geen vervelende stem in je oor, je hoeft geen smoesjes te verzinnen. Easypeasy!

3. Geen zin of tijd.
Telefoneren: Je wordt altijd gebeld als je het net niet kan. Je favoriete serie is op tv, je wilt net naar bed of je hebt simpelweg geen zin. Uit beleefdheid praat je met je vriendin over de laatste drama’s in haar leven, maar ondertussen kijk je op de klok. ‘Goh, is het al zo laat?’ zeg je soms, maar ze snapt de hint niet. Je zucht en vraagt je af wat er in Glee is gebeurd.
Mailen: Ik kan (terug)mailen wanneer ik wil. Drie uur ’s nachts? Doesn’t matter! Ik hoef niet binnen een paar secondes te reageren op de mailtjes die ik krijg. Baas in eigen e-mailbox noem ik dat.

Voor sommige mensen maak ik wel een uitzondering, zoals bijvoorbeeld het vriendje of mijn ouders. Dus ik heb het bellen nog niet volledig opgegeven. Maar voor de rest: lang leve het mailen!