Laura’s liefdesletteren: dislike

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

“Ik had gisteren drie matches!’ roept Ester tegen haar vriendin.
Ze laat ze zien: Danny die maar twee kilometer van haar vandaan woont, Eric die nogal boos kijkt maar wel op zijn minst een eightpack heeft, en natuurlijk Aaron, die duidelijk maar naar één ding op zoek is.
Lisa lijkt te twijfelen: “Die Danny ziet er niet erg betrouwbaar uit. Wat heeft hij allemaal tegen je gezegd?”
Ach, wat weet Lisa er nou van? Die zit al jaren op de bank met suffe Joris. Een date kan toch leuk zijn? Of meer dan dat?
“We hebben gepraat over de clubs waar we naar toe gaan, dat soort dingen. Maar hij heeft nu al vijf uur niets meer gezegd… Zal ik iets tegen hem zeggen? Ja, dat ga ik doen.”
Haar vingers bewegen zich razend snel over het schermpje.
Heb je zin om morgenavond af te spreken?
Oh god, hij is online. “Lisa, hij is online!” Alsjeblieft, zeg ja. Het is inmiddels al een maand geleden dat ze überhaupt alleen met een jongen was, laat staan dat ze wat actie had gekregen.
Vijf minuten verstrijken. Naast haar kijkt Lisa op haar mobieltje. Veel hartjes en ik mis je, liefje. Bah. Danny is niet meer online. Voordat Ester beseft dat hij haar niet meer wil, staat Lisa op: ‘Es, ik ga naar huis. Joris wacht op mij en hij moet morgen vroeg op.”
Als haar vriendin weg is, grijpt Ester haar telefoon weer. Geen berichtje. Een uur later nog steeds niks. Ze staat op en gaat in haar bed liggen, de linkerkant koud en onbeslapen. Ze rolt zich op als een balletje, heel haar lichaam schokt. Pas na anderhalf uur valt ze in slaap. In haar droom ziet ze alles op Tinder weer voor zich: ditmaal drukt ze bij elke jongen op dislike.

Laura’s liefdesletteren: vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Ze waren nu al vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur samen. Niemand in de klas had ooit zo lang verkering gehad.
‘Jullie gaan volgend jaar zeker trouwen en kinderen krijgen!’ plaagden ze, maar dat kon Tom niets schelen. Ze waren gewoon jaloers.
Hij wist eigenlijk niet wanneer hij het voelde. Al langer dan die vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur. Misschien door een film, want in films zeggen ze die dingen altijd zo makkelijk. Of gewoon in bed, toen hij aan Saskia dacht en gloeiende wangen kreeg. Niet dat hij alleen in bed aan haar dacht, nee, eigenlijk de hele dag door. Zijn laatste rapport was ook slechter geweest, ‘Niet zoveel aan het vrouwtje denken!’ had zijn vader gezegd, maar hoe kon hij zich nou concentreren tijdens de les als er zo’n mooi meisje naast hem zat? Soms schreef ze hem briefjes met veel hartjes erop. Hij had ze allemaal bewaard.
Hij dacht na over het goede moment. Ze waren niet zoveel samen, één middag per week als hij geluk had, want ze moest naar paardrijden en pianoles en natuurlijk haar vriendinnen. Ze giechelde veel met die vriendinnen, soms keken ze allemaal naar hem. Hij keek alleen naar haar.
Als ze dan een middag samen waren, stormde Saskia’s moeder – want het moest altijd bij Saskia thuis zijn – regelmatig binnen.
‘Oh, vergeten je kleding terug te hangen!’ riep ze dan.
Dat vergat ze wel erg vaak.
Het duurde twee maanden, voordat hij een kus op haar mond durfde te geven. Laatst wilde hij het met tong proberen, dat had hij op tv gezien, maar dat leek Saskia heel vies. Dat maakte niets uit. Ze hadden nog hun hele leven samen voor zich. Maar nu moest hij het wel echt zeggen, want de woorden drukten op zijn lippen zoals haar kussen. Dus tijdens die middag, ze waren vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur samen, zei hij het.
Saskia was haar haren aan het borstelen, waar lichtjes van goud in zaten. Het was zacht als je het aanraakte, maar dat mocht meestal niet, want dan gingen haar haren door de war. Tom schraapte zijn keel.
‘Saskia?’
‘Ja?’
Ze keek niet naar hem om en zag dus niet dat zijn wangen gloeiden en oh, wat trilden zijn handen toch! Hij haalde even diep adem.
‘Ik hou van jou.’
Nu draaide ze haar gezicht naar hem om, glimlachte en antwoordde: ‘Dankje.’
Opeens was Tom er niet meer zo zeker van dat ze hun hele leven bij elkaar zouden blijven.

Niet lezen als je tegen klef gedoe bent

970392_10201570005880126_983958150_n

Goed, goed, er is meerdere keren om gezeurd gevraagd, dus hierbij dan, voor één keertje, een foto van mij en mijn vriendje. 

Voor vandaag, 28 oktober 2013, zal ik een uitzondering maken op mijn policy om niet al te persoonlijk bloggen. Het is namelijk een speciale dag, want precies een jaar geleden vroeg een heel leuke jongen mij: ‘Laura, wil je mijn vriendinnetje zijn?’ Ik antwoordde: ‘Nou ja, vooruit, als het echt moet.’ en dat was het begin van een leven vol liefde.

Ik heb Jeroen leren kennen bij de studententoneelvereniging waar ik vorig jaar zat. Al vanaf de open repetitie hadden we interesse in elkaar en dat is uiteindelijk gegroeid tot liefde. Het grappige is dat we in onze voorstelling ook een stel speelde, die heel representatief was. Jeroen speelde de jonge, blonde, lekkere vent van een Adrianus (zo moest ik hem noemen in het toneelstuk) en ik was de oudere cougar én bitch (dat is dan weer niet representatief, ik ben heel lief, niet luisteren naar Dionne) Klarissa, die de broek aan had. Klopt allemaal, want Jeroen is één jaar jonger (en dus mijn toyboy) en iedereen weet dat vrouwen de baas zijn.

Je kunt nog zo anti-relatie zijn, maar dan toch kun je niet ontkennen dat je er veel van leert. Hoe belangrijk de kleine dingen zijn, zoals een briefje waarop staat dat je het liefste meisje van de wereld bent of twee armen om je heen, maar ook de grote dingen doen er toe: naar elkaar luisteren, elkaar accepteren. Het is ongelooflijk hoe goed je elkaar leert kennen in een jaar, maar alsnog is er nog zoveel te ontdekken. Ze zeggen dat je na een jaar niet meer verliefd bent, maar ik begin Jeroen alleen maar leuker te vinden. In het begin is het allemaal misschien nog spannend, maar na een jaar ben je pas echt naar elkaar toe gegroeid en heb je een hechte band.

Daarnaast is hij ook net zo gek als ik. Hij rent vijf kilometer met kastanjes in zijn hand voor mij, loopt huppelend op katten af en nog wel het raarste: hij valt op een gek meisje als ik.

Toegegeven, het was niet altijd makkelijk: steeds weer dat gezeur dat ik de dekens afpakte (onzin) of dat hij me sloeg in zijn slaap (agressief jongetje). Maar uiteindelijk overwint de liefde toch.

Kastanjes en de liefde

Als ik iets over mannen hoor, dan is het vaak: ‘Wat een klootzak.’ ‘Mannen zijn stom.’ ‘Het zwakke geslacht.’ Nu is er natuurlijk ook heel veel mis aan mannen (waarom begrijpt hij niet wat ik wil zonder dat ik het zeg?), maar ik moet toegeven: soms kunnen ze ook goede dingen doen. En om voor een lichtpuntje te zorgen tussen al die narigheid en dat gezeur zal ik hier zelf een voorbeeld van geven.

Ik wilde graag kastanjes. Als er iets bij de herfst past, dan zijn die het wel. Als kind verzamelde ik ze en keek ik hoe andere, sterkere, dappere, kindjes aan de boom schudden om meer van die roodbruine dingen te krijgen. Nostalgie is fijn, dus nu wilde ik ze weer. Voor in mijn glazen pot, want dat staat mooi en is gezellig, zo tussen de kaarsjes. Maar dan moest ik ze wel eerst vinden.

Een paar weken daarvoor had ik er al heel wat verzameld bij diezelfde boom als vroeger (ik schudde er niet aan hoor), maar dat was niet genoeg. Dus vroeg ik hulp.
Schattepatatjehonneponfloepsiedewoepsie Lieverd,’ zei ik tegen mijn vriendje. ‘Ik heb nog een paar kastanjes nodig. Als je ze toevallig ziet, wil je ze dan aan mij geven?’
Nonchalanter dan dit kan niet toch? Mijn vriendje knikte, dat wilde hij wel doen.

Een paar dagen later had hij een cadeautje voor me. Een blauw zakje bomvol met kastanjes. Ik vond het des te liever toen ik het verhaal dat erachter zat hoorde. De beste jongen had tijdens het hardlopen een kastanjeboom gezien en heeft de rest van de route, vijf kilometer, gerend met zijn handen vol met kastanjes. Dus nee, deze man vind ik niet stom!

(dat hij nu waarschijnlijk als de gek van Leiden wordt gezien zal ik hem maar niet vertellen)

Laura’s liefdesletteren: een ochtend

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Elke ochtend om 7.01 uur precies (ik heb het meerdere malen gecheckt) vliegt Minoes op mijn voeten af. Nog in mijn halfslaap beweeg ik ze van boven naar onder, van links naar rechts, en speel het spelletje mee. Als ze dat merkt, springt ze van het bed af en miauwt klaaglijk bij de deur: baasje, het is tijd om op te staan.
Deze keer komt ze echter bij me liggen, in het warme holletje dat ik tijdens mijn slaap heb gecreëerd. Ik krab achter haar oortje en vraag me af waar ik dit aan verdiend heb. Maar na vijf minuten is het toch echt tijd om te douchen. Ze loopt met me mee naar de badkamer, blijft er dralen, totdat de stralen water mij overspoelen. Met haar grote, groene ogen staart ze me aan, alsof ze mijn gedachten kan lezen. Was het maar zondag. Op zondagen lees ik een boek op de bank, terwijl zij naast mij ligt te slapen. Als ze het zat is, gaat ze op mijn schoot liggen en knuffelen we extra lang.
Maar nu is er geen tijd om te knuffelen, want ik moet over een kwartier al op mijn werk zijn.
Samen ontbijten we, zij met haar brokjes, ik met mijn yoghurt. De krant mag ik van haar niet lezen vandaag, ze kreukt hem met haar pootjes.
‘Nou Minoes,’ zucht ik tegen haar. ‘De week is weer begonnen.’
Ze kijkt me aan en miauwt zachtjes. Weer een week vol slapen, geaaid worden en achter vliegen jagen. Wat een leven. Snel ruim ik op en rammel met mijn fietssleutels. Minoes rent op me af en geeft me kopjes. Samen lopen we de deur uit.
‘Doei Minoes, tot vanavond!’
Ze is al weg, voordat ik op de fiets ben gestapt. Ik heb wind tegen en ben aan de late kant, dus trap ik stevig door. Maar bij het kruispunt kom ik niet verder. In het midden, waar de vier wegen elkaar kruisen, staan mensen in een kring. Een vrouw druk pratend aan de telefoon, een kind dat huilt en gewijs, heel veel gewijs. Geïrriteerd stap ik van mijn fiets. Moet dit nou echt op déze ochtend? Tussen de mensen zie ik iets op de grond liggen. Een grijs lijfje met donkere strepen.
De tranen vallen tegelijkertijd met mijn fiets.

Laura’s liefdesletteren: de brief

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Een sok in het midden van de kamer. Een chipszak verfrommeld in de hoek van de bank. En dan die volle vuilniszak. Ze had het bijgehouden: al drie hele dagen stond die daar. Ze kon de geur in de keuken niet meer verdragen. Nu was het genoeg.
‘Gerard.’
Niks.
‘Gerard!’
Zijn hoofd verscheen om het hoekje. Een frons boven zijn wenkbrauwen.
‘Wat?’
‘Je hebt de vuilniszak nog steeds niet naar buiten gebracht.’
Hij krabde wat aan zijn haar, het haar dat ze vroeger zo mooi vond, maar dat nu kale plekken begon te vertonen.
‘Ik doe het straks wel.’
Die woede. Het borrelde eerst langzaam op en kwam dan als een vuurpijl omhoog.
‘Nee, Gerard, nee. Dit is al de zoveelste keer. Ik moet ook alles zelf doen!’
De vuilniszak knalde overal tegenaan op de weg naar buiten. Terwijl ze hem in de container deed, iets agressiever dan gebruikelijk, scheurde hij en vielen er wat bierblikjes uit. Woedend gooide ze die er weer in.
Ze stampte de trap op, plantte de hakken van haar schoenen zo hard mogelijk in de vloer toen ze langs zijn computerkamer liep. Eenmaal aangekomen in de slaapkamer, ze zag zijn kleding van de vorige dag op de vloer liggen, blies ze langzaam in en uit.
De brief.
Ze deed de deur van de kledingkast open en ging op haar knieën zitten. Eerst de schoenendoos van laarzen die ze al jaren had. Daarin een tasje en dan uiteindelijk, in vele lagen bubbeltjespapier, de brief.
Met jou is het leven mooier. Ik hou van je. Liefs, Peter.
De woorden gebrand in haar hoofd. Soms meende ze een vlaag van zijn parfum te ruiken. Nog twee dagen en dan was het weer weekend. Dan was ze weer bij hem.
Bubbeltjespapier na bubbeltjespapier. Eerst legde ze die nog rustig op een stapeltje naast haar, maar het stapeltje werd steeds hoger en toen keek ze weer in het tasje.
Het was leeg.
Het duurde enkele seconden voordat het besef kwam.

Hoe onvoorwaardelijk kan liefde zijn?

Het is misschien wel een algemeen gegeven: de liefde van een ouder voor zijn kind is onvoorwaardelijk. En andersom ook. Maar is dat wel zo?

Het lijkt mij dat de liefde voor een partner/vriend(in)/man/vrouw/knuffiewuffie/hoe je je lover ook wil noemen niet onvoorwaardelijk is. Je partner mag niet vreemdgaan, hij of zij mag niet moorden en we houden er niet zo van als onze lovers incest plegen of iets dergelijks. Maar hoe zit dat met de liefde voor onze ouders en de liefde van die ouders voor ons?

Dat is wat ik me afvraag. Nu moet je weten: ik heb geen kind. Wel een vader en een moeder. Maar mijn ouders zijn brave burgers die bovenstaande dingen waarvan we niet willen dat partners het doen niet hebben gedaan. Ze mishandelen me ook niet en schelden me niet uit. Maar wat als dat wel zo was? Of andersom? Dat ik een ontiegelijk rotkind was met bloed aan mijn handen?

We gaan er vanuit dat die liefde onvoorwaardelijk is, maar waarom zijn er dan ouders die geen contact meer hebben met hun kinderen? Of houd je dan alsnog van ze? Of ouders die niet voor hun kinderen willen zorgen? Of is de liefde van de ene ouder/het ene kind wel onvoorwaardelijk en van de andere niet? Maar waarom dan?

Wat denk/weet jij?

(de titel is natuurlijk een beetje een grapje, want liefde is onvoorwaardelijk of niet)

Laura’s liefdesletteren: alles moet fris

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

In het glas zit nog een restje cola. Mijn vest heeft de zoetige geur die hij met zich meedraagt. Op mijn nachtkastje staat de foto uit Parijs. Ik leg het lijstje op de kop. Ik pak het knuffelbeertje, de bioscoopkaartjes, zelfs het gouden armband en stop het in een vuilniszak. Alles moet fris. Ergens op de bank trilt mijn telefoon. Zou hij toch-
Het is mijn moeder. Of ik morgen mee eet. Ik antwoord niet.
Ik moet mijn muur groen verven. Of  een fotoboek maken met tekeningen en tekstjes. Maar foto’s waarvan? Niet van-
Nee, ik knip mijn haar. Minstens tien centimeter moet eraf. Fris. Alles moet fris.
Vanaf nu kan ik doen wat ik wil. Geurkaarsen branden, zelfs de vanillegeur. De Titanic drie keer achter elkaar zien en dan steeds harder huilen. Chocolade eten, zonder gezeur om suikers. Een joggingsbroek naar buiten dragen, ook al is dat niet sexy.
Maar ik wil het niet.
Wanneer ik onder de douche sta, komt het besef tegelijkertijd met het inzepen: met het wassen is zijn geur weg. Hij is echt weg.
Het douchewater vermengt zich met de tranen. Fris, fris, alles moet fris.

Laura’s liefdesletteren: voor de gek

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

‘Ober,’ begon zij steeds. ‘Mijn man vindt de biefstuk te rauw, maar naar mijn mening is hij prima. Wat denkt u?’
Eerst de twijfelende ogen van de één naar de ander, dan het gestamel.
‘Eh ja, mevrouw, uh dat kan, m-maar ja ehm…’
Koortsachtige gedachtes en dan de opluchting op het gezicht: ‘Zal ik anders een nieuwe biefstuk voor u halen, meneer?’
Beiden probeerden hun lach in te houden.
‘Schat,’ zei hij op scherpe toon. ‘Moet je me nou echt voor lul zetten in dit restaurant? Alwéér?’
‘Lieverd,’ antwoordde zij geroutineerd. ‘Ik kan jouw gezeik gewoon niet langer aanhoren.’
Stoelen die schuiven, omgedraaide hoofden, uitpuilende ogen.
En als ze thuis kwamen, proesten van het lachen en de avond op een hele fijne manier voortzetten.

‘Kijk nou wat je doet!’
De caissière keek geschrokken naar hem, terwijl hij haar hoofdschuddend aankeek en fluisterde: ‘Ze is ongesteld.’
‘Dat hoorde ik wel!’
Haar gezicht zo dicht mogelijk bij de zijne: ‘Ik weet wel wat er vanavond níet gaat gebeuren, mannetje.’
Hopeloos stond de caissière met het pakje sigaretten in haar handen. Wel of niet onderbreken? Kuchen of het laten gaan?
‘Krijg ik mijn peuken nog of hoe zit dat?’
Met een rood hoofd gaf de caissière ze aan haar, kreeg nog een vernietigende blik op de koop toe.
Buiten sloeg hij een arm om haar heen, gaf haar een kus in de nek.
‘Wat doen we die arme mensen toch aan.’
Ze glimlachte.
‘Plagen mag.’

‘Het gaat ook altijd hetzelfde met jou!’
Zij stond aan de ene kant van hun kleine appartement, hij aan de andere. Een bord in haar handen. Hij probeerde weg te duiken, maar een deel van de scherven kwam over hem heen, verspreidde druppels bloed op zijn overhemd.
‘Ik ben jou zo zat.’
Dreigend kwam ze op hem af. Hij schoof op, stootte met zijn voet tegen de hoek van de bank, struikelde over haar kleding op de grond, reikte naar de deurknop en was verdwenen.
‘Waar ga je naar toe?’
Deze keer geen publiek om voor de gek te houden. Deze keer geen gelach achteraf.

Laura’s liefdesletteren: vlokken in bed

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Het zonlicht spiekt door de gordijnen, valt precies in zijn ogen waardoor ze nog blauwer lijken. Ik kruip dichter tegen hem aan. Als ik mijn hand op zijn borst leg, voel ik zijn hart. Bonk bonk op het ritme van een liedje waarvan ik de naam niet meer weet. Een kusje net naast zijn oor. Een kusje in zijn nek. Een kusje op het puntje van zijn neus dat hem wakker maakt. Hij glimlacht. Sluit zijn ogen, doet ze open, knijpt ze weer dicht tegen het zonlicht.
‘Wat wil je op brood?’ vraag ik.
Hij kust me zachtjes mijn wang, alsof ik breekbaar ben en gooit het dekbed van zich af.
‘Ik ben zo terug, lieverd.’
Op de grond liggen zijn kledingstukken verspreid. Broek naast de lamp. Shirt op de stoel. De ring op het nachtkastje, blinkt in de zon. Ik sluit mijn ogen en doe ze pas open als hij zijn hand op mijn haar legt.
‘Eet smakelijk.’
Versgeperste jus d’orange, croissantjes en, dat heeft hij goed onthouden, boterhammen met vlokken. Op mijn manier gesneden. De helft valt eruit als ik ze oppak, maar dat is juist de bedoeling. De lekkerste vlokken zijn die zijn overgebleven op het bord. Ik kruip tegen hem aan, mijn hoofd tegen zijn schouder. Hij heeft drie moedervlekjes op zijn linkerschouder, dat heb ik gisteren geteld. Straks ga ik de moedervlekjes op zijn rug tellen.
Ik wil het glas net naast me neerzetten, als het getring begint. Een standaarddeuntje van de Nokia. Wanneer verandert hij dat nou?
‘Hallo schat. Ja, ik heb op kantoor ontbeten. Hoe laat heb je je afspraak bij de verloskundige? Oké, ik kom eraan.’
Snel, sneller, snelst. Het kost hem drie seconden om in zijn broek te komen, dat is een record. Het boord van zijn overhemd zit omhoog, ik wil het goed doen, maar hij laat me niet. Een vlugge kus op de mond.
‘Ik bel jou wel.’
De wind uit het open raam speelt met de verloren kruimels op mijn bord. Als ik ga verzitten, voel ik de vlokken die in mijn bed liggen. Zijn lege plek naast me is nog warm.
Maar ik heb het koud.