De kat van de buren

20140918_190010

Zoals jullie misschien nog weten, had ik de liefde van mijn leven ontmoet: het poesje van de buren. Dat was snel over toen hij me beet, terwijl ik hem alleen maar lekker achter de oortjes wilde kriebelen. Gelukkig duurde het met mijn looks en aaivermogen niet lang, voordat er een nieuwe minnaar op mijn pad kwam.

Ik weet alleen niet hoe hij heet.

Maar we noemen hem: de kat van de buren.

Ja ja, het is niet erg origineel, maar in dit geval is het echt zo. Het is de kat van onze buren. Het is een buitenkat, maar zijn baasje woont op de tweede verdieping. Om binnen te komen, moet het baasje eerst op een zoemer drukken, maar ja, die ziet die kat natuurlijk niet buiten staan. Je begrijpt al waar dit verhaal naar toe gaat.

‘Miauw,’ hoorde ik. Het was de langharige kat van de buren, die me normaal geen blik waardig gunde, maar nu klagelijk naar me miauwde. Hij cirkelde om mijn benen, gaf kopjes en liet zelfs toe dat ik hem aaide. Daarna liep hij naar de deur van de buren en ging er met zijn pootjes tegenaan.
‘Doe nou opeeeeen!’ riep hij.
Dus ik druk op de bel van begane grond, de eerste, en de tweede verdieping. Niets. Ik druk nog een keer. Nog een keer.
‘Ja?’ hoor ik.
‘Ehm, je kat staat hier voor de deur en ik vind het zielig, dus vandaar dat ik aanbel…’
Ik zie de buurvrouw (die ik overigens nog nooit heb gezien) al verbaasd kijken, maar toch doet ze open. De kat kijkt nog één keer om, ‘Kom je nou?’ en klautert dan de trap op. Ik zwaai en loop terug naar mijn eigen deur.

Nu is het elke keer dat als de kat van de buren naar binnen wil en hij mij ziet, hij meteen naar me toe komt.
‘Doe nou opeeeen!’
Soms is de buurvrouw er echter niet. Een beetje zielig staan we dan allebei zo te kijken van: wat jammer. Ik zou hem natuurlijk graag mee naar binnen willen brengen, maar ja, mijn vriend is nogal allergisch jaloers aangelegd. Kortom: dit is wederom een smachtende, onmogelijke liefde. Zucht…

Laura’s liefdesletteren: kermis

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Ze had er het hele jaar naar uitgekeken, maar toen het eenmaal zo ver was, durfde ze niet meer.
‘Gaan jullie maar in de spin,’ zei Louise tegen haar ouders en broers.
‘Gaan jullie maar in de rups, ik wacht hier wel.’
‘Gaan jullie maar in het spookhuis.’
Ondertussen zat ze op een bankje en bekeek met grote ogen de wereld om haar heen. Stoere jongens die beweerden elkaar af te zullen maken in de botsautootjes, stelletjes hand in hand met een gewonnen knuffel, kinderen met een suikerspin in hun plakkerige handjes. De muziek was eigenlijk te hard voor Louises oren en de grond plakte van al het snoep, maar dat merkte ze niet eens.

Misschien volgend jaar. Misschien zou ze dan dapper genoeg zijn voor de attracties.

Al lachend kwamen haar ouders en broers uit het spookhuis gerend. Louise wilde haar hand opsteken, maar ze liepen haar voorbij.
‘Dat was echt te gek!’ hoorde ze Paul zeggen. ‘Waar gaan we nu in?’
‘Laten we maar naar huis vertrekken,’ zei haar vader. ‘Het wordt al laat.’
Een beetje gemor en gezeur, maar vader was de baas.

En zij? Zij liet ze gaan.

***

(Ik weet dat sommige lezers graag langere verhalen zouden willen lezen, maar eigenlijk bevalt het me zo wel. Niet getreurd, want ik ben bezig aan een lang stuk (novelle-achtig) en dat is hopelijk binnenkort af. Ik zoek daarvoor ook lezers, maar ik zal nog wel een oproep doen als het echt af is :))

Poesje van de buren

Ik ben verliefd. Niet op mijn vriendje (ja ook wel, maar niet zo heftig). Niet op een andere man. Nee, ook niet op een andere vrouw. Op een kat: Luca (op zijn Italiaans uitspreken met je vingers gevormd tot een Italiaans gebaar).

poesje van de buren

Luca is het poesje van de buren. Nee, niet van onze buren (die overigens ook een kat hebben, maar die vriendschap verloopt nog moeizaam), maar van de buren van de ouders van Jeroen. Volgt u het nog? We hebben altijd al gevoelens voor elkaar gehad, maar nu zijn ze ook daadwerkelijk tot uiting gekomen.

De buren van de ouders van Jeroen gaan namelijk vaak op vakantie. Iets met kinderen die al uit huis gaan en een geldoverschot (kinderen zijn duur). No problemo, want wie mogen er dan op de kat passen? Jeroen en ik natuurlijk. Toen we gingen verhuizen, kregen we zelfs een kaart waarop stond: Groetjes buurman, buurvrouw én Luca.

Als Luca me ziet, komt hij meteen op me afgesneld en begint als een gek kopjes te geven. Als ik blote benen heb, gaat hij ze likken (blijkbaar ben ik erg vies… of lekker natuurlijk) en hij zit graag op mijn schoot (wat behoorlijk pijnlijk is met zijn nagels, maar voor de liefde heb ik alles over). Ik aai hem totdat mijn vriendje zegt dat er alweer een hele dag voorbij is en dan kan de blik in zijn ogen dan niet aan (zowel van het poesje als van mijn gekwetste vriend).
‘Laat me niet in de steek,’ zegt het poesje dan. ‘Dump die jongen en kom bij mij wonen, in mijn poezententje.’

Ik zou niets liever willen. Maar onze liefde, hoewel sterk en diepgaand, is onmogelijk. Het wordt niet geaccepteerd door de buren, door Jeroen en al helemaal niet door de maatschappij. De rest van ons leven zullen we naar elkaar smachten en genieten van de momenten dat we samen mogen zijn.

Luca, ti amo.

Laura’s liefdesletteren: leegte

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

(En even specifiek over dit verhaal, want ik kan me voorstellen dat jullie je dat afvragen: dit is niet echt gebeurd!!!)

***

Ze zit op de vloer die zo zorgvuldig is gelegd door haar vader. Het laminaat voelt koud aan haar benen. De stilte is oorverdovend, terwijl die doordeweeks gevuld wordt door kinderlijk geschater van de basisschool aan de overkant. Ze durft niet te kijken naar de muur waar een foto van hen had moeten hangen. De keuken waarin hij voor haar zou koken. De studeerkamer waar later hun kinderen – nee, niet aan denken.
Bij het bekijken van de woning was ze bang geweest voor de lege kamers, het weergalmen van hun stemmen en de afdrukken in de betonnen vloer.
Nu is ze bang voor de leegte in het volle huis.

De romantische school

20140602_191905

De afgelopen week heb ik dit boek in de trein gelezen.
‘Gadver,’ zul je misschien denken. ‘Dat vind ik helemaal niets voor jou, Laura, zo’n seksromannetje.’
Nou, lieve lezer, dat klopt, dat is helemaal niets voor mij. Gelukkig is dit ook niet zo’n bouquetding. Dit is een filosofische roman.

‘Sorry hoor,’ denk je nu. ‘Ik weet dat je flink kan overdrijven, maar dit gaat te ver.’
Heus, het is waar. Alain de Botton is een Britse filosoof en dit is zijn roman. Het verbindt liefde aan filosofie (wat ergens dubbelop is, want filo is Grieks voor houden van).

Ik HOUD van Alain de Botton (op een platonische manier) en met dit boek flikt hij het weer. Ik vind het knap hoe hij filosofie toegankelijk maakt voor de ‘gewone mens’ (a.k.a. niet-academicus). Het begint als een heuse chicklit met de immer vrijgezelle Alice, die teleurgesteld is in mannen, maar wel een romantische ziel heeft, stiekem. En dan ontmoet ze Eric! Maar in plaats van dat het boek hier afgelopen is, gaat het verder. Er wordt ingegaan op zaken als: hoe kan de macht verdeeld zijn in een relatie? Wie laat je me zijn? Waar willen we bemind om worden?

Voor de afgestudeerde filosoof waarschijnlijk niet heel interessant (ja, dat weet ik al en dat ook en boring), maar des te interessanter als je op een ietwat luchtige manier meer te weten wil komen over de relatie tussen filosofie en liefde.

Het gemis

De liefde is raar. Dat wisten we al. Vandaag gaan we één aspect ervan uitlichten.

Jeeeej, je lover en jij hebben een weekendje weg geboekt! Normaal zien jullie elkaar niet zo lang achter elkaar (druk, druk, druk, zo lang duurt de relatie nou ook weer niet dat je samenwoonplannen hebt en elkaar dus zowat elke dag ziet), dus dit is alleen maar dikke pret. Op een ruzietje hier en daar (‘Moet je nou echt zo HARD ademen?’ ‘Dit is al de derde keer dat je je omkleedt.’) is het perfect. Na drie dagen nemen jullie afscheid en brengen weer een dag zonder elkaar door.

Prima toch? Je hebt net drie dagen 24/7 bij elkaar doorgebracht, dus daar kan je wel een tijdje op teren. Maar je kroeliewoelie is net weg of je voelt het al je hele lichaam overnemen: het gemis. Het slaat werkelijk nergens op, je hebt een voorraadje liefde, hoor je niet blij te zijn dat je even van je lief af bent? Lekker rustig, tijd voor jezelf, weet je wel. Nou, niet dus.

En het gaat nooit over, sterker nog, het wordt steeds erger. Eerst kon je prima functioneren als je Beertje na drie dagen zag, maar nu is dat een ongelooflijke lange tijd waarin je minstens twintig keer een whatsappje stuurt met ‘Ik mis je zoohooo’. Stiekem kijk je al halsreikend uit naar de avond, terwijl je je hartendief in de ochtend nog hebt gezien.

En dan ben je, ein-de-lijk, na drie helse uren, weer bij hem/haar en dan gaat de tijd zo ongelooflijk snel voorbij. Zucht.

Laura’s liefdesletteren: hand in hand

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

We fietsten altijd hand in hand, hoe klam zijn hand ook was. Mensen maakten er wel eens grapjes over, ‘Klef stel.’, maar voor ons was het de gewoonste zaak van de wereld. Zoiets dééd je gewoon. Als ik alleen fietste, zwabberde mijn linkerarm heen en weer, want het had niets te doen. Ik haatte alleen fietsen.

De kunst van het hand in hand fietsen was hetzelfde tempo aanhouden. Ritmisch bewogen we onze benen, één, twee, drie, in de maat. Op deze manier konden we zelfs andere, slomere, fietsers inhalen. Als we stil moesten staan bij een stoplicht, steunden we op elkaar. Eén keer viel ik bijna, omdat zijn ogen zo mooi blauw waren die dag.

Ook dit punt van de stad, het gevaarlijkste kruispunt waar al jaren mensen over klaagden, fietsen we zo over. Vandaag was het anders. Vandaag was in slowmotion.

Ik remde, hij niet. Het ritme was verstoord en ik voelde zijn hand uit de mijne glippen. Het asfalt kwam hard aan, maar flauwvallen deed ik niet. Het was angstaanjagend stil voor dit tijdstip op zo’n druk kruispunt. Zijn arm lag in een rare hoek. Ik pakte zijn hand weer vast, maar die voelde raar. Alsmaar kouder, terwijl hij net nog gloeiend heet was.
‘Tobias,’ fluisterde ik. ‘Je weet toch dat ik van je houd?’
Tobias wist het niet meer. Zijn blauwe ogen staarden naar de fiets, die aan stukken op de weg lag.

Voortaan fietste ik alleen.

Laura’s liefdesletteren: het asfalt

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Het asfalt is zo heet dat ik de warmte door mijn slippers kan voelen. Maar ondanks de hitte heb ik kippenvel op mijn armen.

Nog maar een paar minuten geleden had ik geschreeuwd, toen de verbijstering en eerste schok over waren. Het besef sloeg bij me in als onweer en ik greep hem bij zijn arm. De arm die gisteren nog om me heen lag. Hij rukte zich los, wendde zijn ogen van me af, terwijl hij zei: ‘Het spijt me.’
Het klonk niet erg gemeend.
‘Ga je echt weg?’
Ik kon het trillen van mijn stem niet onderdrukken. Hij knikte, meer niet. Ik schudde met mijn hoofd, heen en weer, zachtjes, maar steeds harder.
‘Nee, nee, NEE. Je kan me hier toch niet zomaar achterlaten?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘Dan kun je even bijkomen.’
De tranen prikten zo hard in mijn ogen dat de woede geen kans had. Hij keek nog één keer om, ‘Dag.’ en liep weg. De wieltjes van zijn koffer verstoorden de stilte en ik keek hoe zijn schaduw steeds kleiner werd.

Elke dag patatdag

Als je interessante gesprekken wilt horen, moet je in de Rotterdamse metro gaan zitten. Zo zat ik eens achter een telefonerende man die aan de ander vroeg: ‘Wat heb je aan?’
Mij leek het niet zo handig om sexy talk in de metro te doen, maar het bleek een blind date te zijn. Kan ook.

Nu wil het toeval dat ik vandaag in de metro zat. Na een nacht van vijf uur (ik had gala de avond ervoor) sukkelde ik van de ene bijna-slaap in de andere. Niets kon me nog wakker houden, totdat er een paar emo-jongens instapten.

Voor de mensen die niet weten wat ‘emo’ betekent of het hebben verdrongen vanwege een traumatische ervaring in de puberteit: denk aan zwart/rood/paars geverfd haar met een schuine pony, zwarte kleding met een beetje kleur, een constante droevige blik in de ogen en zeggen dat je niet emo bent, je bent ‘gewoon jezelf’. Dat is nou emo.

Het was wel schattig. De emo-jongetjes vonden zichzelf helemaal te gek. Leren jasjes, schoenen van Vans, droevige blik, het was allemaal daar. Nu waren ze nog vijftien (aww, kon ik maar in hun wangetjes knijpen), maar hoe zouden ze eruit zien op hun veertigste? Hopelijk dragen ze dan minder eyeliner.

Zoals elke tiener hadden ook zij zo hun liefdessores.
‘Ik kan me niet voorstellen dat ik een relatie van twee jaar zou hebben,’ zei de één, terwijl de ander zijn zwarte nagellak zat bij te werken o.i.d. ‘Het is net als patat.’
Ik moet zeggen dat ik veel fantasie heb, maar in welke zin hadden relaties en patat met elkaar te maken? Dat je er allebei uiteindelijk dik van wordt?
Nee.
‘Ik vind patat wel lekker,’ zei de liefhebber. ‘Maar als ik het elke dag zou moeten eten…’

Ja, dat is toch ook wel verschrikkelijk. Dan is het niet vrijdag patatdag, maar elke dag patatdag. Ik belde meteen mijn vriendje op en zei: ‘Schat, ik heb trek in iets anders dan patat.’

Thank god voor de wijsheid van vijftienjarige emo’s.

Laura’s liefdesletteren: Anna

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

In paniek kwam Lieke naar de keuken.
‘Mama, je bent het vergeten!’
Sarah dacht na. Moesten ze weer zelfgebakken koekjes naar school meenemen? Of was het luizencheckdag? Ze wist het niet en staarde haar dochter aan. Die schudde haar hoofd. Domme mama.
‘De boterhammen van Anna! Ze kan toch niet zonder eten naar school?’
Sarah keek op de klok. Nog twee minuten max. Ze pakte snel twee boterhammen, propte er wat kaas tussen en gaf het aan haar dochter.
‘Kom, we gaan.’

‘Ik wil geen spruitjes.’
Demonstratief deed Lieke haar armen over elkaar en keek mokkend naar de grond. Sarah zuchtte.
‘Je eet ze gewoon op.’
‘Nee! Anna eet ze ook niet op, hè Anna?’
Elke dag dezelfde strijd. Uiteindelijk at Lieke er zeven (net zoveel als haar leeftijd) met veel tegenzin. Maar de spruitjes op Anna’s bord bleven liggen.

‘Ik wil een kusje. En Anna ook.’
Ze had net twee verhaaltjes voorgelezen, want Lieke was een beetje bang geworden door een film op tv. Alleen voorlezen stelde haar gerust. Sarah boog zich voorover en gaf haar dochter een kus op haar voorhoofd. Ook gaf ze een kus zo’n tien centimeter naast Lieke, aan de lucht.
‘Welterusten, Lieke,’ zei ze. ‘Welterusten, Anna.’
Vlak voordat ze de deur dichtdeed, hoorde ze nog: ‘Anna en ik houden van je, mama.’
‘Ik ook van jou, Lieke.’
‘En Anna dan?’
Het bleef even stil. Hoe lang kon dit nog doorgaan?
‘Ik ook van jou, Anna.’