Lees maar

Ik weet eigenlijk niet zo goed hoe ik heb leren lezen. Wel dat we een letterbak kregen op de basisschool met allemaal kleine, losse lettertjes om woorden mee te maken. Onder geen beding mocht zo’n letterbak vallen, want dan zou je nooit al die lettertjes meer kunnen vinden.

Natuurlijk liet ik per ongeluk (ik zweer) de letterbak van een ander vallen.

We leerden het verschil tussen de lange en de korte ij/ei. Elke vrijdag maakte de juf een tekening op het bord waar een cijfer in zat verstopt. We moesten raden welke het was. Genie als ik was, raadde ik het elke keer goed.

Als eerste lazen we de rode, vierkante Sleutelboekjes (kennen jullie die ook?). Mijn moeder nam me naar de bibliotheek en dat is een van de beste beslissingen die ze heeft gemaakt in haar leven, naast de beslissing dat er een tweede kind moest komen natuurlijk. Ook daar las ik in de Sleutelboekjes en zo begon een obsessie. De bibliotheek bevond zich in hetzelfde gebouw als waar ik elke maandag mijn pianoles had, dus leverde ik na het piano spelen altijd mijn tien boeken (dat was het maximum) weer in om tien nieuwe boeken uit te zoeken.

Ja, ik hield zo erg van lezen dat ik dacht: ik ga het studeren. Literatuurwetenschap welteverstaan. Je zou misschien denken dat je plezier vergaat als je verplicht boeken moet lezen, maar dat geldt in ieder geval niet voor mij.

En nu? Nu heb ik zowel twee boekenkasten in mijn huis, nog een boekenkast bij mijn ouders als ook duizend dozen vol boeken. Op verjaardagen krijg ik standaard een boek van mensen (of chocolade). Lezen is dood? Helemaal niet. Lezen is het leven.

Volwassen zijn is soms wel een feessie

Vroeger moest ik uiteraard mee naar alle verjaardagen, want toen beseften mijn ouders nog niet dat ik de baas ben. Nu is dat niet zo leuk als je introvert en verlegen bent. Slim als ik was, nam ik altijd een stapel boeken mee. Dit hield namelijk alle vragen tegen (‘Hoe gaat het op school?’ keer duizend) en zo ging de tijd lekker snel. Ondertussen toastjes eten en gesprekken afluisteren en ik was een tevreden kind.

Helaas is het als volwassene niet meer sociaal geaccepteerd om boeken te lezen tijdens verjaardagen. Je mag niet eens te lang de kat des huizes aaien en er worden nóg vervelendere vragen gesteld (‘Hoe gaat het met de studie?’ ‘Wat kun je daar eigenlijk mee worden, filosofie?’ ‘Heb je al een nieuwe vriend?’). Zelfs de hapjes zijn niet meer zo’n feest als toen, want nu moet je letten op wat je eet.

Gelukkig hoef ik daar op mijn eigen verjaardag niet bang voor te zijn. Mijn vrienden aaien Dikkie om de beurt, bekijken mijn boekenkast (ik heb er nu trouwens twee, eat your heart out, Belle!), stellen originele vragen (ik probeer nu heel erg hard zo’n vraag te bedenken, maar er komt niets in me op, oeps) en eten m&m’s. Als ik zou willen, kon ik zo tijdens het feestje een boek lezen.

Oké, misschien is volwassen zijn soms toch wel beter.

De beste verslaving die er is

wauwie
Doe mij deze boekenkast maar (is bij mijn oude stage).

Je weet dat je boekverslaafd bent als je:

– Niet meer weet waar je al die boeken moet laten (maar no way dat je ze weg doet!).
– Je salaris eerst besteedt aan boeken en dan pas aan je huur.
– To read-list meer pagina’s beslaat dan de Bijbel.
– Vroeger op verjaardag niet sociaal deed, maar alleen aan het lezen was (kan ik nu helaas niet meer doen, wordt niet geaccepteerd).
– Al lopend leest, want je MOET weten hoe het hoofdstuk afloopt.
– Een boekenkast wil zoals in Belle en het Beest.
– Geen dag zonder lezen kan, al is het maar de achterkant van de shampoofles.
– Iedereen om je advies vraagt.
– Altijd aan het maximale aantal boeken dat je kunt lenen zit bij de bibliotheek.
– Meer dan één boek per week leest.
– Literatuurwetenschap hebt gestudeerd.

Lezen in de trein

Als ik mensen in de trein een boek zie lezen, vind ik ze meteen een stuk aardiger. Vaak probeer ik dan heel sneaky te kijken welk boek ze lezen en als ik het ook ken, denk ik: ‘Zal ik er iets over zeggen? Of mag ik ze niet storen? Of is dat sowieso heel raar?’

Ook ik lees in de trein een boek, want, nou ja, duh. Laatst zat ik een enorm roze boek te lezen (‘De dag dat ik doodging’ van Tania Bongers), waar ik me wel een beetje voor schaamde, want nou ja, roze. Sinds ik de lichtroze muren van de vorige bewoner wit moest verven toen ik ging verhuizen, heb ik er zo mogelijk een nog grotere hekel aan gekregen.
Goed, dat boek dus. Naast mij ging een vrouw zitten, zo’n zweverig typje met kort haar, zo’n jasje met verschillende stukjes vierkanten stof (die je in van die wierookzaakjes kunt kopen). Ik ben zo nuchter als wat, dus daar kan ik sowieso niet zo goed tegen, maar wat deed ze?  Ze boog zich helemaal naar voren, richting mij en probeerde te kijken welk boek ik aan het lezen was. Stoïcijns las ik door, maar van binnen schudde ik heel hard met mijn hoofd.
Les één van het voyeurisme: zorg ervoor dat het bekeken object het niet merkt.
Ze deed het nog een paar keer, maar no way dat ik liet merken dat ze zich ook maar een centimeter bewoog en uiteindelijk gaf ze het op.

Het kan ook gewoon goed gaan. Vandaag was ik ‘Kind onder kannibalen’ van Charles Bukowski aan het lezen en een man sprak me, in het Engels, erover aan. Dat die Bukowski raw schreef, maar wel goed en enjoy het lezen. Hij was geïnteresseerd, maar niet té en mijn Engelse uitspraak was gewoon in één keer goed, terwijl ik normaal van de omschakeling ga stamelen.

Misschien moet ik de volgende keer ook maar iemand aanspreken die een goed boek leest.

Literatuurwetenschap: weg met het plezierig lezen?

Hoewel mijn literatuurwetenschapperiode qua studie dus bijna voorbij is, kan ik me één van de eerste kennismakingen nog goed herinneren.

Samen met mijn moeder ging ik naar de open dag. We liepen een klein collegezaaltje binnen, waar al een paar mensen zaten. Eerlijk gezegd zagen ze er nogal suf uit. Zouden dit mijn studiegenoten worden?

De docent probeerden ons toe te zetten aan een analyse van het verhaal ‘Tillenbeest’ door Jan Wolkers. Daarna was het tijd voor vragen.
‘Meneer,’ vroeg één van de suffe potentiële toekomstige studiegenoten. ‘Als je Literatuurwetenschap studeert, wordt het lezen van boeken en kijken van films niet juist minder leuk? Omdat je alles wil analyseren, over alles wil nadenken en dat je dan niet meer kan genieten van een boek of film?’
Ik zag het ongeloof in de ogen van de docent. Hoe is dat mogelijk?
‘Nee,’ was dan ook zijn antwoord. ‘Je ziet meerdere kanten, je kan er dieper op ingaan, maar dat hoeft niet per se. Dat kun je ook uit zetten. Het wordt eigenlijk alleen juist leuker.’

En zo is het maar net. Waar Literatuurwetenschap wel voor heeft gezorgd, is dat ik minder flutromannetjes (mag ik dat zo zeggen?) ben gaan lezen, maar dat is natuurlijk niet erg. En het lezen zelf? Dat is inderdaad alleen maar veel leuker geworden.

De ervaring van het lezen

Momenteel ben ik druk, druk, druk, waaronder ook met mijn presentatie voor het vak Postmodernisme (afgekort: pomo), het moeilijke vak evah. Maar ik moet ook een blog schrijven voor vandaag. En hoe kun je dat nou beter doen dan door studie en blog te combineren?

Het gaat over de ervaring van het lezen.  In romans is er sprake van zogeheten characters (die ik vanaf nu personages zal noemen). In de achttiende eeuw, ten tijde van de Verlichting, werd er gedacht dat er zoiets stabiels en vaststaands is als de menselijke natuur (vanuit dit idee kwam ook de rechtvaardiging van het imperialisme, er is zoiets als een essentie en daarom moeten we de Ander, de gekolonialiseerde, helpen om die essentie te vinden). Dat reflecteerde zich in de literatuur. Personages zijn herkenbaar. De lezer ontdekt de ‘waarheid’ van zichzelf gereflecteerd in het personage, oftewel: hij identificeert zich met het personage. Dat komt omdat ze een gedeelde menselijke natuur hebben. Je kunt personages begrijpen, ze zijn doelbewust en simpel. Maar de mens is dat helemaal niet.

Onze persoonlijkheden zijn niet coherent. Je kunt jezelf niet omlijnen in vijf woorden (Pietje is extravert, ongeduldig, leergierig, enthousiast en perfectionistisch), want in sommige situaties gedraagt Pietje zich juist helemaal niet extravert en als het op wiskunde aankomt, is hij alles behalve leergierig. Je leven is niet als een rode lijn die uiteindelijk naar een doel wijst, het heeft geen vaststaand plot. We zijn gefragmenteerd.

En dat is wat het postmodernisme, een (literaire) stroming die meestal wordt geplaatst vanaf de jaren zestig), probeert te laten zien in haar literatuur. Postmodernistische boeken zijn vaak lastig om te lezen, want ze volgen niet het Marietje is eenzaam – Marietje ontmoet een leuke man – complicatie – Marietje en man worden verliefd en leven nog lang en geluk-plot. Zo springen ze bijvoorbeeld van het ene naar het andere personage, terwijl het kan zijn dat ze allebei hetzelfde heten of ze hebben juist geen naam of je weet niet in welke wereld het personage zich bevindt of – of – of, eindeloze opties.

Dat lijkt meer op ons leven, onze persoonlijkheden, onze gedachtes. Maar toch lezen we liever boeken waarin het plot wel strak omlijnd is, waarin we ons kunnen identificeren in de personages en denken onszelf zo beter te begrijpen. Waarom? Vinden we het moeilijk om geconfronteerd te worden met onze gefragmenteerdheid, met het inzicht dat je jezelf en de ander nooit volledig kunt begrijpen? Of zijn we gewoon te lui en willen we lezen om te ontsnappen aan het leven van alledag, geen moeilijk gedoe?

Ik weet niet of ik het zo duidelijk (en goed) heb uitgelegd, het blijft lastig, maar het zette me in ieder geval aan het denken.

Lezen, lezen, lezen

Laatst was er een test in de Pyschologie Magazine om te testen hoe snel je kon lezen. Oh mijn god jongens en meisjes, ik wist wel dat ik snel kon lezen, maar deze uitslag was toch wel dat je denkt van: wat een wonderkind ben ik.

Snel lezen is heel fijn als je Literatuurwetenschap studeert en er semesters zijn waarin je elke week één boek en minstens zes artikelen (die niet in Jip en Janneke-taal zijn geschreven en vaak in het Engels zijn) moet lezen.

Je zou het misschien niet zeggen, maar zo leuk is het niet altijd. Zoals Cruijff niet zou zeggen: elk voordeel heb z’n nadeel.

Ik zat op de middelbare school. Ja, echt waar. Ik ben dan wel een wonderkind, maar ook weer niet zo wonderkindachtig dat ik de gehele middelbare school heb overgeslagen. Ik weet niet meer hoe de situatie precies was, maar ik moest een aantal lessen tijdens Nederlands mijn boek delen met degene naast mij.

Nu is een boek delen met mensen sowieso al irritant. Of het boek zit teveel naar zijn/haar kant, waardoor je op het puntje van je stoel moet zitten om het te kunnen lezen of juist teveel naar jouw kant (maar dan voel je je weer schuldig), maar ja, anders wordt het zo knus. En natuurlijk de vraag van: wie slaat de bladzijde om? Het is net zoals met op het knopje drukken voor een stoplicht: je weet van tevoren nooit of je gezelschap daar juist wel of niet dol op is (ik niet kan ik je alvast vertellen).

Goed, ik zat dus tijdens Nederlands met dat meisje. Onze klas bestond uit dertig mensen. Dit kon geen toeval zijn. Ik was de snelste lezer van de klas (laten we daar maar even vanuit gaan, is goed voor mijn ego) en zij de sloomste. En juist wij zaten naast elkaar. Dit, lieve mensen, is geen ideale situatie.
Na één minuut had ik het gelezen, maar ik zag haar nog naar de eerste regels van de tekst staren. Zucht. Goed, anders las ik het toch nog een keer, dan is ze wel klaar. Eh, nee dus. Ik tikte met mijn vingers op de tafel, gooide er een dramatische zucht uit, maar ze had het niet door. Na tien helse minuten (ik verveel meeeeeeeee) (er waren toen nog geen smartphones) keek ze me aan: ‘Heb je het al gelezen?’
‘JA DUHUH, AL TACHTIGDUIZEND KEER.’ schreeuwde ik. Nou ja, in mijn hoofd dan.

‘Ja maar, Laura, zeikerd, dat is maar één ding.’
Nou nou, beste lezer, ik weet nog wat: boeken meenemen op vakantie. Stel, je gaat twee weken op vakantie. Niet zo’n we gaan bergen beklimmen en alle musea langs-vakantie, maar een beetje zwemmen beetje plaatsjes bekijken beetje relax flex-vakantie. Dan kun je dus niet met een lullig aantal van twee boeken aankomen. Dan moet je minstens je halve boekenkast meenemen, ik althans wel. Mais ce n’est pas possible, want dan heb je ook nog zoiets als ouders die vinden dat de ruimte van de achterbak van de auto voor stomme dingen als kleding enzo beschikbaar moet zijn. Dus mag je maar een beperkt aantal boeken meenemen. In mijn geval: zeven. Nou, ik moest me behoorlijk inhouden mensen. Uiteindelijk heb ik er acht gelezen (mijn broer, die later kwam, had ook nog een boek bij zich), maar het hadden er ook achttien kunnen zijn als ik los had mogen gaan.

Zucht. Het zware leven van een snelle lezer. Gelukkig is het voor het grootste gedeelte van de tijd wél fijn.

What is life but a dream?

Stel je eens voor, het is 4 juli 1865. Jij, een toevallige passant, ziet een bootje voorbijvaren. In dat bootje zitten twee mannen en drie kleine meisjes. Eén van die mannen, Lewis Carroll vertelt een verhaal over een meisje dat zich verveelt en op zoek gaat naar avontuur. Alice, de middelste van de drie zusjes, vindt het verhaal zo leuk  dat ze Lewis opdraagt het op te schrijven. Drie jaar later gebeurt dat en dan komt Alice in Wonderland uit (goh, naar wie zou dat toch vernoemd zijn?). In 1871 verschijnt het tweede deel: Through the Looking-Glass.

Dat is het verhaal van het boek Alice’s Adventures in Wonderland, een Engelse klassieker. Velen van jullie hebben waarschijnlijk de tekenfilm gezien, die de twee verhalen door elkaar schudt of anders wel de Tim Burtonfilm die daar een vervolg op maakt. Maar waarschijnlijk heb je het boek niet gelezen. En dat is stom. Want het is echt een geweldig boek (of: het zijn geweldige boeken, want eigenlijk zijn er dus twee delen). Het zit vol met versjes, grappen, zinnen die je aan het denken zetten en rare figuren. Niet overtuigd? Hier volgen een aantal geweldige citaten:

***

‘Take some more tea,’ the March Hare said to Alice, very earnestly.
‘I’ve had nothing yet,’ Alice replied in an offended tone, ‘so I can’t take more.’
‘You mean you can’t take less,’ said the Hatter: ‘it’s very easy to take more than nothing.’

***

‘I know what you’re thinking about,’ said Tweedledum: ‘but it isn’t so, nohow.’
‘Contrariwise,’ continued Tweedlebee, ‘if it was so, it might be; and if it were so, it would be; but as it isn’t, it ain’t. That’s logic.’

***

‘I can’t believe that!’ said Alice.
‘Can’t you?’ the Queen said in a pitying tone. ‘Try again: draw a long breath, and shut your eyes.’
Alice laughed. ‘There’s no use trying,’ she said: ‘one can’t believe impossible things.’
‘I dare say you haven’t had much practice’ said the Queen. ‘When I was your age, I always did it for half an hour a day. Why, sometimes I’ve believed as many as six impossible things before breakfast.’

***

‘I see nobody on the road,’ said Alice.
‘I only wish I had such eyes,’ the King remarked in a fretful tone. ‘To be able to see Nobody! And at that distance too! Why, it’s as much as I can do to see real people, by this light!’
(…)
‘Who did you pass on the road?’ the King went on, holding out his hand to the Messenger for some more hay.
‘Nobody,’ said the Messenger.
‘Quite right,’ said the King: ’this young lady saw him too. So of course Nobody walks slower than you.
‘I do my best,’ the Messenger said in a sullen tone. ‘I’m sure nobody walks much faster than I do!’
‘He can’t do that,’ said the King, ‘or else he’d have been here first.’

***

En de laatste strofe van het gedicht dat op de laatste pagina stond (wat je misschien ook wel een mise en abyme is):

Ever drifting down the stream –
Lingering in the golden gleam –
Life, what is it but a dream?

Dus waar wachten jullie nog op? Lezen dat boek!

Trein/koffie/leesboek


Mijn koffieboek.

Ik studeer Literatuurwetenschap. Ja, dat heb ik pas honderd keer verteld, maar toch. Logischerwijs moet je voor je studie veel lezen en houd je dus ook van lezen (raar dat mensen dat dan alsnog vragen en het dan niet als retorische vraag bedoelen). Ik zal jullie een inzicht geven in mijn leesgewoonten.

Allereerst is het soort boeken dat ik lees veranderd sinds ik studeer. Ik merkte dat vooral op het boekenfestijn in Rotterdam en de boekenmarkt in Dordrecht (allebei aanraders!). Ik grijp eerder naar ‘echte’ literatuur (ligt eraan of je gelooft in het verschil tussen hoog en laag en dus tussen literatuur en Literatuur) dan ‘gewone’ romans. Ook een beetje omdat ik soms het gevoel heb dat ik bepaalde boeken gelezen moet hebben, maar vooral omdat het meer een uitdaging is. Niet dat ik zo’n boek helemaal ga analyseren, maar ik lees toch wel anders nu ik deze studie doe.

Goed, met één boek lezen red je het natuurlijk niet. Nee, gemiddeld lees ik drie boeken tegelijkertijd.
‘Ben je gek ofzo?’
Ja.

Allereerst een treinboek. Volgend collegejaar is dat natuurlijk een stuk minder, omdat ik in Oegstgeest woon, maar de afgelopen jaren moest ik twee uur heen en twee uur terug reizen voor college. Uit het raam staren word je ook wel zat en bovendien is lezen leuk. Dus lees ik in de trein (en in de metro en in de bus). Mijn treinboek is meestal een boek dat ik moet lezen voor mijn studie (literatuur bedoel ik dan, geen theoretisch boek). Qua concentratie gaat het eigenlijk uitstekend, ik kan me goed afsluiten van geluiden en dergelijke wanneer ik eenmaal in het boek zit.

Zoals jullie misschien weten, hebben wij een koffieritueel. Ik neem dan altijd mijn koffieboek mee (ook al drink ik thee). Een koffieboek is geen zware literatuur, maar iets luchtigs zoals een columnbundel. Kleine stukjes die snel gelezen kunnen worden. Momenteel is mijn koffieboek ‘Wij zijn ons brein’ van Dick Swaab, maar eigenlijk is dat geen goede, want zo luchtig is die niet.

Als laatste heb ik dan een heus leesboek. Meestal iets van literatuur. Eens in de zoveel tijd leen ik boeken bij de bibliotheek (ik ben een arme student, dus ik kan niet anders en bovendien is de bibliotheek een leuke plek) en dat is dus voor deze taak. Het leesboek lees ik achter mijn bureau of op bed.

Dus voortaan niet meer gek opkijken als iemand zegt een koffieboek of iets dergelijks te hebben. Ik heb het immers ook, dus het is heel normaal.

Waarom het niet erg is dat je Harry Potter al tachtigduizend keer gelezen hebt

Ik heb het al eerder gehad over de boeken die ik voor het vak Wereldliteratuur moest lezen. Eén van die boeken was ‘Rachels Rokje’ van Charlotte Mutsaers, een zogeheten postmodernistisch boek. Postmodernisme is een literaire stroming die vanaf de jaren tachtig in Nederland opkwam.

Eén van de gedachten hiervan was dit: elke lezing van een tekst is onderhevig aan de context. De context is veranderlijk. De betekenis van een tekst is dus altijd afhankelijk van de context.

Wat houdt dat nou precies in? Elke tekst heeft verschillende contexten. Zo kun je je bijvoorbeeld richten op het man-vrouwbeeld wat in de tekst naar voren komt, de historische situatie of juist meer op tekstniveau ernaar kijken en je op de vertelinstantie richten.

Maar buiten dat heeft het ook te maken met jezelf. Stel, je leest een boek nu. Over vijf jaar lees je hem weer. Maar jij bent dan niet meer dezelfde persoon (natuurlijk deels wel, maar ook deels niet). Misschien zit je nu in een verdrietige periode van je leven en ben je over vijf jaar juist heel gelukkig. Andere dingen zullen je dan opvallen in het boek. En sowieso, je leest hem voor de tweede keer, dus het verhaal weet je meestal nog wel. Waarschijnlijk kijk je nu meer naar de details.

En dat is wat lezen zo mooi maakt. Dat je een boek (bijvoorbeeld Harry Potter, geef maar toe dat jij die ook meer dan vijf keer hebt gelezen, alle boeken!) heel vaak kunt lezen en dat je het toch niet zat bent.

Dus sta op ga zitten en leest!