Laura’s liefdesletteren: het asfalt

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Het asfalt is zo heet dat ik de warmte door mijn slippers kan voelen. Maar ondanks de hitte heb ik kippenvel op mijn armen.

Nog maar een paar minuten geleden had ik geschreeuwd, toen de verbijstering en eerste schok over waren. Het besef sloeg bij me in als onweer en ik greep hem bij zijn arm. De arm die gisteren nog om me heen lag. Hij rukte zich los, wendde zijn ogen van me af, terwijl hij zei: ‘Het spijt me.’
Het klonk niet erg gemeend.
‘Ga je echt weg?’
Ik kon het trillen van mijn stem niet onderdrukken. Hij knikte, meer niet. Ik schudde met mijn hoofd, heen en weer, zachtjes, maar steeds harder.
‘Nee, nee, NEE. Je kan me hier toch niet zomaar achterlaten?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘Dan kun je even bijkomen.’
De tranen prikten zo hard in mijn ogen dat de woede geen kans had. Hij keek nog één keer om, ‘Dag.’ en liep weg. De wieltjes van zijn koffer verstoorden de stilte en ik keek hoe zijn schaduw steeds kleiner werd.

Laura’s liefdesletteren: tante Maartje

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Tante Maartje reed in een gele auto, uit de jaren zestig kwam hij. Dat had papa gezegd. Thijs telde op vingers hoe lang dat wel niet geleden was. Hij kwam er niet uit. Later zou hij ook zo’n auto nemen inclusief tante Maartje met haar rode haren. Wanneer ze niet op hem paste, keek Thijs op straat of hij haar auto zag. Soms zag hij een gele auto, maar nooit zo geel als die van haar. Soms zag hij een oude auto, maar nooit zo – wacht, dat was hem! De gele auto van tante Maartje!
Hij stond aan de overkant op de stoep geparkeerd, terwijl dat eigenlijk niet mocht. Thijs nam het haar niet kwalijk, want hij deed ook wel eens dingen die verboden waren. Laatst had hij drie koekjes uit de trommel gepakt toen mama net niet keek.
Auto’s zoefden als een razende voorbij, maar hij kon de auto aan de overkant nog steeds zien.
‘Tante Maartje!’ riep hij, maar ze scheen hem niet te horen.
Naast haar zat een man met een grote bril. Hij streek over de rode haren van tante Maartje en fluisterde iets in haar oor. Plotseling gaf hij haar een kus, op de mond. Thijs was helaas net te laat om zijn ogen dicht te doen. Soms, als papa en mama in de keuken waren, gaven ze elkaar ook een kus, heel lang. Mama zei dat mensen kusjes op de mond geven als ze elkaar lief vinden, maar Thijs vond het maar vies.
‘Tante Maartje!’ probeerde hij nog een keer.
Ze bleef maar staren in de ogen van die man. Na drie keer roepen gaf Thijs het op. Gelukkig zag hij tante Maartje morgen weer. Misschien kwam ome Tom dan zelfs mee. Hij verheugde zich er nu al op.

Laura’s liefdesletteren: Anna

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

In paniek kwam Lieke naar de keuken.
‘Mama, je bent het vergeten!’
Sarah dacht na. Moesten ze weer zelfgebakken koekjes naar school meenemen? Of was het luizencheckdag? Ze wist het niet en staarde haar dochter aan. Die schudde haar hoofd. Domme mama.
‘De boterhammen van Anna! Ze kan toch niet zonder eten naar school?’
Sarah keek op de klok. Nog twee minuten max. Ze pakte snel twee boterhammen, propte er wat kaas tussen en gaf het aan haar dochter.
‘Kom, we gaan.’

‘Ik wil geen spruitjes.’
Demonstratief deed Lieke haar armen over elkaar en keek mokkend naar de grond. Sarah zuchtte.
‘Je eet ze gewoon op.’
‘Nee! Anna eet ze ook niet op, hè Anna?’
Elke dag dezelfde strijd. Uiteindelijk at Lieke er zeven (net zoveel als haar leeftijd) met veel tegenzin. Maar de spruitjes op Anna’s bord bleven liggen.

‘Ik wil een kusje. En Anna ook.’
Ze had net twee verhaaltjes voorgelezen, want Lieke was een beetje bang geworden door een film op tv. Alleen voorlezen stelde haar gerust. Sarah boog zich voorover en gaf haar dochter een kus op haar voorhoofd. Ook gaf ze een kus zo’n tien centimeter naast Lieke, aan de lucht.
‘Welterusten, Lieke,’ zei ze. ‘Welterusten, Anna.’
Vlak voordat ze de deur dichtdeed, hoorde ze nog: ‘Anna en ik houden van je, mama.’
‘Ik ook van jou, Lieke.’
‘En Anna dan?’
Het bleef even stil. Hoe lang kon dit nog doorgaan?
‘Ik ook van jou, Anna.’

Laura’s liefdesletteren: dislike

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

“Ik had gisteren drie matches!’ roept Ester tegen haar vriendin.
Ze laat ze zien: Danny die maar twee kilometer van haar vandaan woont, Eric die nogal boos kijkt maar wel op zijn minst een eightpack heeft, en natuurlijk Aaron, die duidelijk maar naar één ding op zoek is.
Lisa lijkt te twijfelen: “Die Danny ziet er niet erg betrouwbaar uit. Wat heeft hij allemaal tegen je gezegd?”
Ach, wat weet Lisa er nou van? Die zit al jaren op de bank met suffe Joris. Een date kan toch leuk zijn? Of meer dan dat?
“We hebben gepraat over de clubs waar we naar toe gaan, dat soort dingen. Maar hij heeft nu al vijf uur niets meer gezegd… Zal ik iets tegen hem zeggen? Ja, dat ga ik doen.”
Haar vingers bewegen zich razend snel over het schermpje.
Heb je zin om morgenavond af te spreken?
Oh god, hij is online. “Lisa, hij is online!” Alsjeblieft, zeg ja. Het is inmiddels al een maand geleden dat ze überhaupt alleen met een jongen was, laat staan dat ze wat actie had gekregen.
Vijf minuten verstrijken. Naast haar kijkt Lisa op haar mobieltje. Veel hartjes en ik mis je, liefje. Bah. Danny is niet meer online. Voordat Ester beseft dat hij haar niet meer wil, staat Lisa op: ‘Es, ik ga naar huis. Joris wacht op mij en hij moet morgen vroeg op.”
Als haar vriendin weg is, grijpt Ester haar telefoon weer. Geen berichtje. Een uur later nog steeds niks. Ze staat op en gaat in haar bed liggen, de linkerkant koud en onbeslapen. Ze rolt zich op als een balletje, heel haar lichaam schokt. Pas na anderhalf uur valt ze in slaap. In haar droom ziet ze alles op Tinder weer voor zich: ditmaal drukt ze bij elke jongen op dislike.

Laura’s liefdesletteren: vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Ze waren nu al vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur samen. Niemand in de klas had ooit zo lang verkering gehad.
‘Jullie gaan volgend jaar zeker trouwen en kinderen krijgen!’ plaagden ze, maar dat kon Tom niets schelen. Ze waren gewoon jaloers.
Hij wist eigenlijk niet wanneer hij het voelde. Al langer dan die vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur. Misschien door een film, want in films zeggen ze die dingen altijd zo makkelijk. Of gewoon in bed, toen hij aan Saskia dacht en gloeiende wangen kreeg. Niet dat hij alleen in bed aan haar dacht, nee, eigenlijk de hele dag door. Zijn laatste rapport was ook slechter geweest, ‘Niet zoveel aan het vrouwtje denken!’ had zijn vader gezegd, maar hoe kon hij zich nou concentreren tijdens de les als er zo’n mooi meisje naast hem zat? Soms schreef ze hem briefjes met veel hartjes erop. Hij had ze allemaal bewaard.
Hij dacht na over het goede moment. Ze waren niet zoveel samen, één middag per week als hij geluk had, want ze moest naar paardrijden en pianoles en natuurlijk haar vriendinnen. Ze giechelde veel met die vriendinnen, soms keken ze allemaal naar hem. Hij keek alleen naar haar.
Als ze dan een middag samen waren, stormde Saskia’s moeder – want het moest altijd bij Saskia thuis zijn – regelmatig binnen.
‘Oh, vergeten je kleding terug te hangen!’ riep ze dan.
Dat vergat ze wel erg vaak.
Het duurde twee maanden, voordat hij een kus op haar mond durfde te geven. Laatst wilde hij het met tong proberen, dat had hij op tv gezien, maar dat leek Saskia heel vies. Dat maakte niets uit. Ze hadden nog hun hele leven samen voor zich. Maar nu moest hij het wel echt zeggen, want de woorden drukten op zijn lippen zoals haar kussen. Dus tijdens die middag, ze waren vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur samen, zei hij het.
Saskia was haar haren aan het borstelen, waar lichtjes van goud in zaten. Het was zacht als je het aanraakte, maar dat mocht meestal niet, want dan gingen haar haren door de war. Tom schraapte zijn keel.
‘Saskia?’
‘Ja?’
Ze keek niet naar hem om en zag dus niet dat zijn wangen gloeiden en oh, wat trilden zijn handen toch! Hij haalde even diep adem.
‘Ik hou van jou.’
Nu draaide ze haar gezicht naar hem om, glimlachte en antwoordde: ‘Dankje.’
Opeens was Tom er niet meer zo zeker van dat ze hun hele leven bij elkaar zouden blijven.

Laura’s liefdesletteren: een ochtend

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Elke ochtend om 7.01 uur precies (ik heb het meerdere malen gecheckt) vliegt Minoes op mijn voeten af. Nog in mijn halfslaap beweeg ik ze van boven naar onder, van links naar rechts, en speel het spelletje mee. Als ze dat merkt, springt ze van het bed af en miauwt klaaglijk bij de deur: baasje, het is tijd om op te staan.
Deze keer komt ze echter bij me liggen, in het warme holletje dat ik tijdens mijn slaap heb gecreëerd. Ik krab achter haar oortje en vraag me af waar ik dit aan verdiend heb. Maar na vijf minuten is het toch echt tijd om te douchen. Ze loopt met me mee naar de badkamer, blijft er dralen, totdat de stralen water mij overspoelen. Met haar grote, groene ogen staart ze me aan, alsof ze mijn gedachten kan lezen. Was het maar zondag. Op zondagen lees ik een boek op de bank, terwijl zij naast mij ligt te slapen. Als ze het zat is, gaat ze op mijn schoot liggen en knuffelen we extra lang.
Maar nu is er geen tijd om te knuffelen, want ik moet over een kwartier al op mijn werk zijn.
Samen ontbijten we, zij met haar brokjes, ik met mijn yoghurt. De krant mag ik van haar niet lezen vandaag, ze kreukt hem met haar pootjes.
‘Nou Minoes,’ zucht ik tegen haar. ‘De week is weer begonnen.’
Ze kijkt me aan en miauwt zachtjes. Weer een week vol slapen, geaaid worden en achter vliegen jagen. Wat een leven. Snel ruim ik op en rammel met mijn fietssleutels. Minoes rent op me af en geeft me kopjes. Samen lopen we de deur uit.
‘Doei Minoes, tot vanavond!’
Ze is al weg, voordat ik op de fiets ben gestapt. Ik heb wind tegen en ben aan de late kant, dus trap ik stevig door. Maar bij het kruispunt kom ik niet verder. In het midden, waar de vier wegen elkaar kruisen, staan mensen in een kring. Een vrouw druk pratend aan de telefoon, een kind dat huilt en gewijs, heel veel gewijs. Geïrriteerd stap ik van mijn fiets. Moet dit nou echt op déze ochtend? Tussen de mensen zie ik iets op de grond liggen. Een grijs lijfje met donkere strepen.
De tranen vallen tegelijkertijd met mijn fiets.

Laura’s liefdesletteren: de brief

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Een sok in het midden van de kamer. Een chipszak verfrommeld in de hoek van de bank. En dan die volle vuilniszak. Ze had het bijgehouden: al drie hele dagen stond die daar. Ze kon de geur in de keuken niet meer verdragen. Nu was het genoeg.
‘Gerard.’
Niks.
‘Gerard!’
Zijn hoofd verscheen om het hoekje. Een frons boven zijn wenkbrauwen.
‘Wat?’
‘Je hebt de vuilniszak nog steeds niet naar buiten gebracht.’
Hij krabde wat aan zijn haar, het haar dat ze vroeger zo mooi vond, maar dat nu kale plekken begon te vertonen.
‘Ik doe het straks wel.’
Die woede. Het borrelde eerst langzaam op en kwam dan als een vuurpijl omhoog.
‘Nee, Gerard, nee. Dit is al de zoveelste keer. Ik moet ook alles zelf doen!’
De vuilniszak knalde overal tegenaan op de weg naar buiten. Terwijl ze hem in de container deed, iets agressiever dan gebruikelijk, scheurde hij en vielen er wat bierblikjes uit. Woedend gooide ze die er weer in.
Ze stampte de trap op, plantte de hakken van haar schoenen zo hard mogelijk in de vloer toen ze langs zijn computerkamer liep. Eenmaal aangekomen in de slaapkamer, ze zag zijn kleding van de vorige dag op de vloer liggen, blies ze langzaam in en uit.
De brief.
Ze deed de deur van de kledingkast open en ging op haar knieën zitten. Eerst de schoenendoos van laarzen die ze al jaren had. Daarin een tasje en dan uiteindelijk, in vele lagen bubbeltjespapier, de brief.
Met jou is het leven mooier. Ik hou van je. Liefs, Peter.
De woorden gebrand in haar hoofd. Soms meende ze een vlaag van zijn parfum te ruiken. Nog twee dagen en dan was het weer weekend. Dan was ze weer bij hem.
Bubbeltjespapier na bubbeltjespapier. Eerst legde ze die nog rustig op een stapeltje naast haar, maar het stapeltje werd steeds hoger en toen keek ze weer in het tasje.
Het was leeg.
Het duurde enkele seconden voordat het besef kwam.

Laura’s liefdesletteren: alles moet fris

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

In het glas zit nog een restje cola. Mijn vest heeft de zoetige geur die hij met zich meedraagt. Op mijn nachtkastje staat de foto uit Parijs. Ik leg het lijstje op de kop. Ik pak het knuffelbeertje, de bioscoopkaartjes, zelfs het gouden armband en stop het in een vuilniszak. Alles moet fris. Ergens op de bank trilt mijn telefoon. Zou hij toch-
Het is mijn moeder. Of ik morgen mee eet. Ik antwoord niet.
Ik moet mijn muur groen verven. Of  een fotoboek maken met tekeningen en tekstjes. Maar foto’s waarvan? Niet van-
Nee, ik knip mijn haar. Minstens tien centimeter moet eraf. Fris. Alles moet fris.
Vanaf nu kan ik doen wat ik wil. Geurkaarsen branden, zelfs de vanillegeur. De Titanic drie keer achter elkaar zien en dan steeds harder huilen. Chocolade eten, zonder gezeur om suikers. Een joggingsbroek naar buiten dragen, ook al is dat niet sexy.
Maar ik wil het niet.
Wanneer ik onder de douche sta, komt het besef tegelijkertijd met het inzepen: met het wassen is zijn geur weg. Hij is echt weg.
Het douchewater vermengt zich met de tranen. Fris, fris, alles moet fris.

Laura’s liefdesletteren: voor de gek

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

‘Ober,’ begon zij steeds. ‘Mijn man vindt de biefstuk te rauw, maar naar mijn mening is hij prima. Wat denkt u?’
Eerst de twijfelende ogen van de één naar de ander, dan het gestamel.
‘Eh ja, mevrouw, uh dat kan, m-maar ja ehm…’
Koortsachtige gedachtes en dan de opluchting op het gezicht: ‘Zal ik anders een nieuwe biefstuk voor u halen, meneer?’
Beiden probeerden hun lach in te houden.
‘Schat,’ zei hij op scherpe toon. ‘Moet je me nou echt voor lul zetten in dit restaurant? Alwéér?’
‘Lieverd,’ antwoordde zij geroutineerd. ‘Ik kan jouw gezeik gewoon niet langer aanhoren.’
Stoelen die schuiven, omgedraaide hoofden, uitpuilende ogen.
En als ze thuis kwamen, proesten van het lachen en de avond op een hele fijne manier voortzetten.

‘Kijk nou wat je doet!’
De caissière keek geschrokken naar hem, terwijl hij haar hoofdschuddend aankeek en fluisterde: ‘Ze is ongesteld.’
‘Dat hoorde ik wel!’
Haar gezicht zo dicht mogelijk bij de zijne: ‘Ik weet wel wat er vanavond níet gaat gebeuren, mannetje.’
Hopeloos stond de caissière met het pakje sigaretten in haar handen. Wel of niet onderbreken? Kuchen of het laten gaan?
‘Krijg ik mijn peuken nog of hoe zit dat?’
Met een rood hoofd gaf de caissière ze aan haar, kreeg nog een vernietigende blik op de koop toe.
Buiten sloeg hij een arm om haar heen, gaf haar een kus in de nek.
‘Wat doen we die arme mensen toch aan.’
Ze glimlachte.
‘Plagen mag.’

‘Het gaat ook altijd hetzelfde met jou!’
Zij stond aan de ene kant van hun kleine appartement, hij aan de andere. Een bord in haar handen. Hij probeerde weg te duiken, maar een deel van de scherven kwam over hem heen, verspreidde druppels bloed op zijn overhemd.
‘Ik ben jou zo zat.’
Dreigend kwam ze op hem af. Hij schoof op, stootte met zijn voet tegen de hoek van de bank, struikelde over haar kleding op de grond, reikte naar de deurknop en was verdwenen.
‘Waar ga je naar toe?’
Deze keer geen publiek om voor de gek te houden. Deze keer geen gelach achteraf.

Laura’s liefdesletteren: vlokken in bed

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Het zonlicht spiekt door de gordijnen, valt precies in zijn ogen waardoor ze nog blauwer lijken. Ik kruip dichter tegen hem aan. Als ik mijn hand op zijn borst leg, voel ik zijn hart. Bonk bonk op het ritme van een liedje waarvan ik de naam niet meer weet. Een kusje net naast zijn oor. Een kusje in zijn nek. Een kusje op het puntje van zijn neus dat hem wakker maakt. Hij glimlacht. Sluit zijn ogen, doet ze open, knijpt ze weer dicht tegen het zonlicht.
‘Wat wil je op brood?’ vraag ik.
Hij kust me zachtjes mijn wang, alsof ik breekbaar ben en gooit het dekbed van zich af.
‘Ik ben zo terug, lieverd.’
Op de grond liggen zijn kledingstukken verspreid. Broek naast de lamp. Shirt op de stoel. De ring op het nachtkastje, blinkt in de zon. Ik sluit mijn ogen en doe ze pas open als hij zijn hand op mijn haar legt.
‘Eet smakelijk.’
Versgeperste jus d’orange, croissantjes en, dat heeft hij goed onthouden, boterhammen met vlokken. Op mijn manier gesneden. De helft valt eruit als ik ze oppak, maar dat is juist de bedoeling. De lekkerste vlokken zijn die zijn overgebleven op het bord. Ik kruip tegen hem aan, mijn hoofd tegen zijn schouder. Hij heeft drie moedervlekjes op zijn linkerschouder, dat heb ik gisteren geteld. Straks ga ik de moedervlekjes op zijn rug tellen.
Ik wil het glas net naast me neerzetten, als het getring begint. Een standaarddeuntje van de Nokia. Wanneer verandert hij dat nou?
‘Hallo schat. Ja, ik heb op kantoor ontbeten. Hoe laat heb je je afspraak bij de verloskundige? Oké, ik kom eraan.’
Snel, sneller, snelst. Het kost hem drie seconden om in zijn broek te komen, dat is een record. Het boord van zijn overhemd zit omhoog, ik wil het goed doen, maar hij laat me niet. Een vlugge kus op de mond.
‘Ik bel jou wel.’
De wind uit het open raam speelt met de verloren kruimels op mijn bord. Als ik ga verzitten, voel ik de vlokken die in mijn bed liggen. Zijn lege plek naast me is nog warm.
Maar ik heb het koud.