Laura’s liefdesletteren: autorit

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

De regendruppels op de autoruit vechten met elkaar: wie is er het snelst bij de finish? Ik kies er eentje aan de linkerbovenkant, hij begint sterk, maar eindigt als laatste. De huizen zijn wazig, de kleuren vervagen in elkaar. We hebben nog uren te gaan. Mijn broertje snurkt een beetje en knikkebolt. Ik verdwijn in andere werelden in mijn boek. Mijn ouders bespreken zachtjes welke afslag zo dadelijk komt.
Als ik mijn ogen een beetje dichtknijp en door mijn wimpers gluur, lijken de lantaarnpalen bollen van licht. Ze gaan zoef zoef voorbij en ook de auto doet zoef zoef over de snelweg. De stemmen op de radio klinken steeds verder weg. Mijn moeder hoeft niet te schakelen en niet in te halen, we gaan in één rechte lijn naar huis. Mijn ogen vallen dicht en ik word wakker in mijn eigen bed, zonder te weten hoe ik daar ben gekomen. We zijn weer thuis.

Laura’s liefdesletteren: schoolkorfbaltoernooi

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

We zijn tien jaar en het gras is groen en de lucht is blauw. Vorige week regende het nog en keken we op tegen deze dag, maar de goden zijn ons goedgezind. Het is zo’n dag waaruit je hele jeugd lijkt te bestaan: je speelt met kinderen die je niet kent, maar die voor die dag je beste vrienden zijn. Je eet knakworsten op witte bolletjes en het zijn de lekkerste broodjes die je ooit hebt gegeten. Jullie zullen laatsten worden, maar dat maakt niet uit, want we hebben allemaal hetzelfde, iets te grote, blauwe shirt aan en we rennen, rennen, rennen, omdat we nog energie hebben en alleen maar kleine zorgen die nu lijken op te lossen in de wolken. We lopen elkaar achterna als kuikentjes achter de moedereend en we verbranden niet. Onze ouders verkopen snuisterijen voor een klein bedrag, het is eigenlijk niet logisch en toch is het de meest logische dag die er is. In je zak heb je een paar muntstukken voor een zakje snoep of toch die bal die bij de snuisterijen ligt. Deze dag duurt eeuwen en de zon brandt langer dan hij ooit heeft gedaan. Straks lig je soezig in bed, je hoofd vol met korfballen en gras en broodjes, nog niet wetend dat morgen het echte leven weer komt en dat ook dit zal vervagen en de kleine zorgen grote zorgen zullen worden. Maar nu niet. Nu hoef je alleen nog maar je ogen dicht te doen en te dromen.

Laura’s liefdesletteren: een goed mens

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

In principe ben ik een goed mens, maar ik ben een gescheiden man. Alles wat ik doe, is bij voorbaat fout. Pakjes Wicky, niet de goede kleur. Tien minuten te laat op het schoolplein. De korstjes moeten eraf, maar alleen van de onderkant.
Zij bezit alle kennis. Ik bezit één weekend in de maand, de rest van de dagen tel ik af door kruisjes op de kalender te zetten. Op de vrijdag ervoor gaan alle blikjes bier in de vuilniszak, verschoon ik de lakens en kijk ik fronsend naar de pakjes Wicky in de supermarkt. Voor de zekerheid koop ik alle kleuren.
‘Mama zegt dat jij niet genoeg geld betaalt, waardoor ze geen spelletjes voor me kan kopen.’
‘Van mama mag ik tot acht uur opblijven.’
‘Mama smeert altijd mijn brood.’
Het was het eerste woordje wat hij zei, ik weet nog hoe wonderlijk ik dat vond, maar tegenwoordig kan ik het niet meer aanhoren. Mama, mama, mama. Eén keer kwam het eruit, voordat ik het doorhad: ‘Nou, mama is een kutwijf.’
Stilte.
‘Papa, wat is een kutwijf?’
Tegen haar zei ik dat hij het woord van de televisie had geleerd. Ik moest hem ook niet naar volwassen programma’s laten kijken, dat wist je inmiddels toch al. Netflix heeft verdomme een speciale instelling voor kinderen.
Het wegbrengen is het ergst. Plakkerige handjes in de mijne, een natte zoen op mijn wang en dan rennen naar mama. Of nee, het thuiskomen, dat is verschrikkelijk. Lege pakjes Wicky in de prullenbak. Een vergeten shirtje. Een leegte.
In principe ben ik een goed mens, maar ik ben een gescheiden man.

De wegbrengers

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Wij zijn de wegbrengers. We genieten van de stilte van de weg, voordat jij ons overvalt met alle weetjes van de dag. We zetten de radio op tien, zingen onbeschaamd mee en zoeven over de weg. Niemand kan ons wat. De wereld is van ons. We komen naar voetbalclubs, discotheken en huizen van vriendjes en vriendinnen. We zien je als je dronken bent, liefdesverdriet hebt of gewoon moe van de dag. We klagen bijna nooit, ook al moeten we stante pede of om drie uur ‘s nachts rijden. Soms denken we erover na om een bordje met ‘taxi’ op onze auto te laten plaatsen. We zeggen wel eens dat het al de vijfde keer is deze week, maar stiekem hopen we dat het nooit, maar dan ook nooit ophoudt. 

Laura’s liefdesletteren: veiligheid

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Eva loopt door haar huis. Op de muur hangt een foto van haar ouders. Ze aait er zachtjes overheen met haar vinger en zegt: ‘Goedemorgen, pap en mam.” Door haar raam kan ze zien dat het sneeuwt vandaag, haar favoriete weer. Misschien gaat ze wel een wandeling maken straks. Ze opent de voordeur en aan het einde van de gang is een treincoupé. Natuurlijk, de trein vertrekt bijna! Gelukkig, ze is net op tijd om naar Amsterdam te gaan. Ze wil het Rijksmuseum bezoeken en misschien een ijsje eten. Of is het te koud om ijs te eten? Ze ziet het vlakke landschap voorbij gaan als ze opeens muziek hoort. Haar favoriete muziek. Oh mooi, de trein stopt ook.
Ze danst naar de keuken, meezingend met Frank Sinatra. Vandaag maakt ze pannenkoeken met heel veel stroop. Of nee, stamppot. Of gewoon aardappels, groenten, vlees. Ze doet het fornuis aan. Wat is dat geluid? Het klinkt als… ja, het is Toppop! Ze houdt van dat programma. Ze rent naar het geluid toe, maar valt. Voorbereid op de val maakt ze zichzelf klein, maar de grond is zacht en verend. Geen pleisters nodig.
Het kost haar maar een paar stappen naar de woonkamer. Ze gaat op de bank liggen, onder de plaid die haar moeder heeft gemaakt. Ze is blij dat ze een tv heeft en kan niet wachten om te zien wat de hits zijn deze week. Als er een goeie tussenzit, koopt ze misschien wel een plaatje, want ze heeft nog wat zakgeld over. Maar voordat ze kan nadenken over welke dan valt ze in slaap. Het is een goede droom en als ze wakker wordt, zal het weer sneeuwen. Ze zal naar Amsterdam gaan, voor een ijsje of om het Rijksmuseum te bezoeken. En nadat ze pannenkoeken heeft gemaakt, terwijl ze naar Frank Sinatra luistert, nee stamppot, nee gewoon aardappels, groenten, vlees, is er misschien nog genoeg tijd over om naar Toppop te kijken en een plaatje te kopen van haar zakgeld…

***

Dit verhaal vraagt misschien om wat meer achtergrondinformatie. Voor mijn werk schreef ik tijdens een brainstorm dit verhaal. Het is voor het eerst dat ik een verhaal eerst in het Engels heb geschreven (en daarna voor deze blog in het Nederlands heb vertaald), omdat we in internationaal gezelschap waren. Het idee was om na te denken over de zorg, met name gericht op dementie, in de toekomst. Iets wat een oudere met dementie vaak ervaart, is verwarring en onrust. Ik stelde in dit verhaal het ideale verzorgingstehuis voor waar alles is aangepast op de persoon. Favoriete seizoen, muziek, televisieprogramma: alles is gepersonaliseerd. Je kunt het fornuis gewoon aan laten staan, want hij doet het eigenlijk niet echt. Vallen is geen probleem, want de grond is zacht. Er is geen onrust, maar vertrouwdheid en veiligheid. En dat is wat deze doelgroep nodig heeft. Wie weet, is het ooit mogelijk.

Laura’s liefdesletteren: gaten in het plafond

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Er zitten gaten in het plafond van de tandarts. Ik weet niet waarom. Terwijl de tandarts mijn mond controleert en er af en toe een metalen voorwerp in steekt, stelt hij de gebruikelijke vragen.
“Hoe gaat het met je studie?”
Ik denk niet dat hij weet wat ik studeer.
“Woon je al op kamers?”
Nee.
“Hoe gaat het met je vriend?”
Die vraag is nieuw. Ik doe mijn mond dicht. Hij kijkt me verbaasd aan. Dan zie ik het besef in zijn ogen. Ik doe mijn mond weer open.

“Heb je een bijbaantje?”
Wanneer ik met mijn hoofd schud, raakt hij met een tangetje mijn tandvlees aan. Het bloedt.
“Niet met je hoofd bewegen”, zegt hij.
“Geen vragen stellen als je met gevaarlijke voorwerpen in mijn mond zit”, wil ik zeggen, maar de tandartsassistente blaast mijn slijm weg, dus dat gaat niet.
“Geen gaatjes.”
Hij schudt mijn hand en ik schud mijn hoofd. Tandartsen zijn ongevoelig.

Laura’s liefdesletteren: Douwe Egbertsfabriek

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

De geur van koffie, terwijl ik fiets tegen de brug op. Niet naar rechts kijken, niet naar rechts. Daar ligt tussen het puin het verdriet van een ander. Een verleden waartoe ik niet behoor, waarbij ik in de supermarkt langs hem liep, niet wetende dat hij het was. Hét was. Die ene. Nu ligt er slechts een rotonde tussen de liefde, een vicieuze cirkel.

De verschillende bruggen in de verte, elk een ander leven. Schimmige mannen in auto’s met alleen het razende water als achtergrondmuziek. Geen problemen met de fiets krijgen. Blijven praten tegen de telefoon. Negeren en niet omkijken.

Mijn benen worden zwaarder en zwaarder door de pedalen en de blik van mijn moeder. Afkeuring brengt ze omlaag, maar ik moet omhoog, naar de andere kant waar het beter is, waar het beter wordt. De toekomst bevindt zich slechts 100 meter verderop.

De wind maakt het zwaar. De regen maakt het ondragelijk. De zon maakt het niet om uit te houden.

De geur van koffie vervaagt in de wind en neemt elke keer een stukje van mij mee tot ik verbrokkel in het niets. Ik besta niet meer. Ik besta niet. Ik bestond niet.

Laura’s liefdesletteren: uniek

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Mijn rode jas. De manier waarop ik loop. De lijn van mijn schouders naar mijn onderrug. Soms houdt hij minutenlang mijn handen vast, zich verwonderend over de grootte ervan. Hij heeft nog nooit zo iemand ontmoet.
‘Ik zou jou altijd herkennen in een menigte,’ zegt hij.
Zijn admiratie over de foto’s die ik van mezelf maak, is grenzeloos. Soms betrap ik hem op zijn blik als ik met een deken om me heen op de bank zit, als ik zit te schrijven, als ik niets doe. In elk gebaar van mij zit verborgen schoonheid. Hij kijkt naar niemand zoals hij naar mij kijkt.

Ik durf hem niet te vertellen dat ik eigenlijk maar een heel gewone jongen ben.

Laura’s liefdesletteren: ik ben niet verliefd

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Mensen leken vriendelijker, de natuur stralender en zelfs de hond van de buren kwispelde als hij haar zag.
‘Ik ben niet verliefd,’ zei ze in zichzelf.
Ze was trots op haar zelfstandigheid. Zij had niet iemand nodig die voor haar kookte, bijna elke avond sprak ze met een andere vriendin af en haar spaarpot zat vol.
‘Ik ben niet verliefd.’
Jongens zijn leuk, maar ook niet meer dan dat.
‘Ik ben niet verliefd.’
Ook niet als ze steeds vaker blijven slapen, ontbijtjes voor je maken, weekendjes met je weg gaan.
‘Ik ben niet verliefd.’
Of als ze blijven. Om niet meer weg te gaan.
‘Ik ben niet verliefd.’

Laura’s liefdesletteren: onverbiddelijk

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Boven het dekbed lagen zijn vertrouwde handen vol rimpels en pigmentvlekken. Zijn mond stond een stukje open, af en toe ronkte hij. Ze wist dat hij over precies 21 minuten wakker zou worden, mompelend zijn sloffen zou aantrekken, de eerste sigaret van de dag en dan de krant. In de middag gingen ze naar het bos met de kleinkinderen, die dezelfde grijze ogen hadden als hij.

Ze had gehoopt dat het zou wennen en toegegeven, soms vergat ze het. Als ze gevangen was in de routine van alledag, maar genoeg avondjes met vriendinnen plande of alles eruit sloeg bij tennis. Dan was het alsof het zo hoorde. In dit huis. Met deze man. Met een man.

Maar altijd kwam de nacht, onverbiddelijk, en daarmee de gedachten. Wat was zij op dit moment aan het doen? Lag ze ook naast een man die dichtbij, maar toch zo ver weg was? Of lag ze alleen, vol verlangens en spijt? Soms hield ze het niet vol en liep ze stilletjes naar beneden, het tweede laatje van haar bureau, de foto. Gewoon een vriendin van vroeger, had ze tegen haar man gezegd. Ja, helaas contact verloren. Dat soort dingen gebeuren. In haar hoofd gebeurde het alleen elke dag opnieuw.