Toen ik zestien was (dat is, voor de oplettende lezertjes, bijna vier jaar geleden) heb ik een aantal columns voor Girlscene geschreven. De column in deze post gaat over mijn lengte, want hoewel ik in het land van de langste mensen woon, bevestig ik die regel niet.
Het grappige van deze column is dat ik erin gelogen heb (oh no, you didn’t!). Ik had namelijk een goede eindzin nodig. Als je wil weten wat de laatste zin is, dan moet je de column maar lezen. Ik kan je in ieder geval al vertellen dat het niet waar is. Oftewel: ik geef het toe, ik heb de lezers van Girlscene voorgelogen. Het spijt me. Hier het artikel:
Klein maar ‘fijn’?
Ik ben klein. Nou zijn er veel mensen (voornamelijk meisjes) die dit roepen (en die zijn dan nog niet eens écht klein, met hun één meter vijfenzestig), maar ik ben het echt. Eén meter vijfenvijftig, niets meer en niets minder. Nou is dit op zichzelf niet zo’n schokkend probleem, toch? Ja, al mijn broeken moeten korter gemaakt worden en ik kan niet bij de bovenste plank in de supermarkt, maar voor de rest kan ik gewoon normaal functioneren.
So what’s the big deal? Niet het feit dat ik geen lange jurkjes aan kan (lijk ik nog kleiner) of dat ik nooit scoor bij basketbal, maar juist de reacties van de mensen in mijn omgeving. Op de één of andere manier maken ze áltijd dezelfde grapjes, die ze ook áltijd even leuk vinden. Al tientallen (honderdtallen?) keren heb ik ‘kaboutertje’, ‘ik kan lekker op je steunen, zeg’, ‘ik vond mezelf altijd zo klein, maar vergeleken met jou ben ik eigenlijk best groot!’ en ‘Wat? Ben jij zestien? No way!’ moeten verduren.
Vooral dat laatste is vervelend. Als tiener wil je er juist ouder uitzien, zodat je naar discotheken kan waar je eigenlijk nog niet in mag en zodat je alcohol kan drinken als je daar eigenlijk de leeftijd nog niet voor hebt. Dat gaat niet als iedereen denkt dat je minstens twee jaar jonger bent dan je echte leeftijd. Wat helemaal erg is als mensen tegen me zeggen: ‘Wat ben je schattig!’ Ik wil al sinds mijn tiende niet meer schattig gevonden worden, ik ben geen kleuter meer! En als ik heel veel aankom, lijk ik net een Michelin-mannetje, terwijl iemand met een lengte van één meter zeventig wel héél veel moet eten, wil dat het geval zijn.
Meestal gingen we vroeger met basisschool op schoolreisje naar één of ander pretpark. Hartstikke leuk natuurlijk, maar wat minder was, was dat ik som te klein was om in een attractie te mogen, waar de meeste van mijn klasgenoten wel in konden.
Vooral op verjaardagen wordt er vaak de nadruk op mijn ‘handicap’ gelegd. Tegen mijn broertje wordt volmondig: ‘Wat ben je gegroeid!’ gezegd, terwijl ik me de laatste keer dat iemand dat tegen mij zei niet meer kan herinneren. En natuurlijk de onvermijdelijke:
‘Jij gaat na de vakantie toch naar de vierde?’
’Eh nee, de vijfde.’
En ook al lach ik om de vergissingen, treiterijen en bijnamen (ik heb geen zin om dan met mijn chagrijnige kop meteen de sfeer te verpesten), het blijft vervelend. Als je dik bent, kun je afvallen, maar ik zal zelfs met hakken aan nog klein zijn.
Alleen maar treurigheid, dat klein zijn? Nee, dat niet. Op mijn veertigste zal iedereen denken dat ik vijfendertig ben. Ik kan in een grote menigte overal tussendoor glippen (handig bij een concert!) en omdat mensen verwachten dat ik vanwege mijn lengte niet sterk ben, zorgt dat voor een verrassingseffect in een gevecht, als blijkt dat ik wel degelijk een zekere kracht bezit.
Bovendien schijnt Orlando Bloom op kleine vrouwen te vallen!
©Laura Bosua