Over twaalf weken is het weer Kerst. En een paar weken daarvoor Sinterklaas. Ik heb geen trauma overgehouden aan het feit dat mijn ouders logen over die bebaarde man. Sterker nog; ik kan het me niet eens herinneren. Maar de sfeer rondom deze dagen kan ik me nog wel herinneren.
Vroeger had het iets magisch. Je keek er weken naar uit. De intocht van Sinterklaas was ongelooflijk: hij was weer in het land! Als je ’s avonds je schoen zette, was hij ’s ochtends gevuld en de wortel die er eerst in zat, voor het paard van Sinterklaas, verdwenen. Sinterklaasavond was helemaal spannend. Er werd op de deur geklopt (door de buurman, kwam ik later achter) en dan stond er opeens een zak vol cadeautjes voor de deur.
Met Kerst dan ook nog met een boom vol lichtjes waar al een paar dagen de cadeautjes onderlagen. Stiekem kijken op welk cadeautje jouw naam staat en raden wat het is (oké goed, dat doe ik nog steeds).
En dan Oud en Nieuw! Dan mocht je tot twaalf uur opblijven, weet je niet hoe laat dat is? Meestal hield je het niet vol en viel je om tien uur al in slaap, maar gelukkig maakten je ouders je altijd nog even wakker om naar het vuurwerk te kijken en oliebollen te eten.
Er gaat een tag rond in bloggerswereld die ik niet wil, want ik houd niet van tags, maar daarin staat ook de vraag wat je het vervelendste vindt van opgroeien. Ik denk dat het voor mij dit is: dat de magie van de feestdagen is verdwenen. Sinterklaas vier ik niet, bij Kerst denk ik alleen maar: shit, wat moet ik kopen en hoe kom ik aan het geld? en Oud en Nieuw is dat feest van dat klerevuurwerk en te veel mensen zoenen. Maar ik denk niet dat de magie voor altijd is verdwenen: misschien (hopelijk!) komt het weer terug als je zelf kinderen hebt.