Soms is de wereld grauw. Bijvoorbeeld als er een nare man president van Amerika wordt of als je je teen stoot tegen de bank. Maar sinds vorig jaar is mijn leven een stuk verbeterd (en die van jou vanaf nu ook) en wel hierom: kattencafés.
Het begon met die in Amsterdam. Die is redelijk klein en in 020, maar vooruit. Ze hebben heerlijke brownies en natuurlijk geweldige katten. Dit is een van weinige goede redenen voor mij om wél naar de hoofdstad af te reizen.
Maar daarna kwam er geweldig nieuws. Twee nieuwe kattencafés, eentje in Den Haag (waar ik sinds mijn stage bij het toen nog Letterkundig Museum, nu Literatuurmuseum een beetje verliefd op ben geworden) en een in mijn eigen stad: Rotterdam, ja toch niet dan.
Oh jongens en deze kattencafé is toch echt de beste. Dat zeg ik totaal onbevooroordeeld. Het is lekker groot (ongeveer drie keer zo groot als die in 020), ze hebben in de winter red velvet chocolademelk met slagroom en er zijn kittens! Er is zelfs een kat die Roffa heet.
Het zal je dan ook niet verbazen dat ik minimaal een keer per maand in een kattencafé te vinden ben. Laatst zelfs twee keer in een week, al is dat zelfs voor mijn doen wat extreem.
Ik zit alleen met een probleem: hoe leg ik mijn eigen kat dat ik naar cafés ga om andere katten te aaien…