Gezinsuitbreiding

IMG_20141025_140728

Nee, ik ben niet zwanger zoals de helft van de vrouwelijke bloggers: we krijgen een poesje! Jullie kunnen je wel voorstellen hoe blij ik ben na jaren zeuren bij Jeroen. Maar hoe is dat dan in zijn werk gegaan?

Nou, we wilden allebei graag een kat, maar toen bleek Jeroen allergisch te zijn. Ik heb nog overwogen om hem gewoon het huis uit te gooien, maar aangezien hij ook mijn kok en kacheltje is, besloot ik hem toch te houden en te kijken naar andere mogelijkheden. Bij sommige rassen heb je minder last van de allergie dan bij anderen en dat bleek zo te zijn bij de Siberische kat.

Vervolgens zijn we bij twee huizen met Siberische katten langs geweest en daarna bij een cattery voor een poes (bij poezen heb je minder last van allergie dan bij katers). De cattery had een poes van vijf jaar die gesteriliseerd was en een beetje buiten de boot viel tussen de andere katten. Ze heeft veel liefde en aandacht nodig. Drie keer raden wat wij heel graag willen geven.

Ze heet Tonka en eigenlijk willen we haar een andere naam geven, maar we weten niet of ze daar op gaat reageren (op Tonka reageert ze wel). Over een week (een week voelt heel lang als je zo ongeduldig bent als ik) gaan we haar ophalen en oooooh mijn god, ik heb er zo’n zin in. Ik verwacht niet dat het makkelijk zal zijn in het begin, omdat ze nog nooit in een ander huis is geweest en erg zal moeten wennen, maar het komt vast allemaal goed.

Elke dag zeggen Jeroen en ik tegen elkaar: ‘We krijgen een poesje!’ en springen dan door het huis heen. Stap 1 in mijn levensplan met Jeroen is gezet, nu nog zorgen dat hij me ten huwelijk vraagt…

(volgende week komen er natuurlijk ook veel foto’s van Tonka, no worries of wel, als je niet van katten houdt, maar dan ben je sowieso stom)

(oh en alle tips zijn welkom!)

De kat van de buren

20140918_190010

Zoals jullie misschien nog weten, had ik de liefde van mijn leven ontmoet: het poesje van de buren. Dat was snel over toen hij me beet, terwijl ik hem alleen maar lekker achter de oortjes wilde kriebelen. Gelukkig duurde het met mijn looks en aaivermogen niet lang, voordat er een nieuwe minnaar op mijn pad kwam.

Ik weet alleen niet hoe hij heet.

Maar we noemen hem: de kat van de buren.

Ja ja, het is niet erg origineel, maar in dit geval is het echt zo. Het is de kat van onze buren. Het is een buitenkat, maar zijn baasje woont op de tweede verdieping. Om binnen te komen, moet het baasje eerst op een zoemer drukken, maar ja, die ziet die kat natuurlijk niet buiten staan. Je begrijpt al waar dit verhaal naar toe gaat.

‘Miauw,’ hoorde ik. Het was de langharige kat van de buren, die me normaal geen blik waardig gunde, maar nu klagelijk naar me miauwde. Hij cirkelde om mijn benen, gaf kopjes en liet zelfs toe dat ik hem aaide. Daarna liep hij naar de deur van de buren en ging er met zijn pootjes tegenaan.
‘Doe nou opeeeeen!’ riep hij.
Dus ik druk op de bel van begane grond, de eerste, en de tweede verdieping. Niets. Ik druk nog een keer. Nog een keer.
‘Ja?’ hoor ik.
‘Ehm, je kat staat hier voor de deur en ik vind het zielig, dus vandaar dat ik aanbel…’
Ik zie de buurvrouw (die ik overigens nog nooit heb gezien) al verbaasd kijken, maar toch doet ze open. De kat kijkt nog één keer om, ‘Kom je nou?’ en klautert dan de trap op. Ik zwaai en loop terug naar mijn eigen deur.

Nu is het elke keer dat als de kat van de buren naar binnen wil en hij mij ziet, hij meteen naar me toe komt.
‘Doe nou opeeeen!’
Soms is de buurvrouw er echter niet. Een beetje zielig staan we dan allebei zo te kijken van: wat jammer. Ik zou hem natuurlijk graag mee naar binnen willen brengen, maar ja, mijn vriend is nogal allergisch jaloers aangelegd. Kortom: dit is wederom een smachtende, onmogelijke liefde. Zucht…

Poesje van de buren

Ik ben verliefd. Niet op mijn vriendje (ja ook wel, maar niet zo heftig). Niet op een andere man. Nee, ook niet op een andere vrouw. Op een kat: Luca (op zijn Italiaans uitspreken met je vingers gevormd tot een Italiaans gebaar).

poesje van de buren

Luca is het poesje van de buren. Nee, niet van onze buren (die overigens ook een kat hebben, maar die vriendschap verloopt nog moeizaam), maar van de buren van de ouders van Jeroen. Volgt u het nog? We hebben altijd al gevoelens voor elkaar gehad, maar nu zijn ze ook daadwerkelijk tot uiting gekomen.

De buren van de ouders van Jeroen gaan namelijk vaak op vakantie. Iets met kinderen die al uit huis gaan en een geldoverschot (kinderen zijn duur). No problemo, want wie mogen er dan op de kat passen? Jeroen en ik natuurlijk. Toen we gingen verhuizen, kregen we zelfs een kaart waarop stond: Groetjes buurman, buurvrouw én Luca.

Als Luca me ziet, komt hij meteen op me afgesneld en begint als een gek kopjes te geven. Als ik blote benen heb, gaat hij ze likken (blijkbaar ben ik erg vies… of lekker natuurlijk) en hij zit graag op mijn schoot (wat behoorlijk pijnlijk is met zijn nagels, maar voor de liefde heb ik alles over). Ik aai hem totdat mijn vriendje zegt dat er alweer een hele dag voorbij is en dan kan de blik in zijn ogen dan niet aan (zowel van het poesje als van mijn gekwetste vriend).
‘Laat me niet in de steek,’ zegt het poesje dan. ‘Dump die jongen en kom bij mij wonen, in mijn poezententje.’

Ik zou niets liever willen. Maar onze liefde, hoewel sterk en diepgaand, is onmogelijk. Het wordt niet geaccepteerd door de buren, door Jeroen en al helemaal niet door de maatschappij. De rest van ons leven zullen we naar elkaar smachten en genieten van de momenten dat we samen mogen zijn.

Luca, ti amo.

Fictief interview met een kat

IMG-20140406-WA0002
Waarom maak je een foto van me, bitsjjjj!

Ik praat dagelijks met katten ‘Hey, lief poesje!’, maar wat als ze terug zouden praten? Dat gaat ongeveer zo:

Ik zie iets bewegen in mijn ooghoeken. Zou het…? Ja, JAAA,  het is een kat! Als een gek trippel ik erop af, waardoor het poesje zich juist steeds verder van mij beweegt.
‘Hey!’ roep ik en maak me klein, want dat vinden katten leuk, dan lijken ze superieur.
Ik steek mijn hand uit en de kat komt nieuwsgierig snuffelen.
‘Rookvlees gegeten?’ vraagt hij, terwijl hij met zijn ruwe tong over mijn hand likt.
Ik knik en kriebel de kat achter zijn oren. Hij begint meteen te spinnen.
‘Wie is er een lief poesje?’ zeg ik met een hoog stemmetje. ‘Ja, jij bent een lief poesje!’
De kat kijkt me boos aan en stopt met spinnen.
‘Doe even normaal ofzo,’ zegt hij.
Pff, die is chagrijnig zeg. Nou, ik doe gewoon alsof ik het niet hoor. Ik begin hem te aaien over zijn rug.
‘Naar rechts, nog een beetje naar onder, oeh ja, daar!’ roept de kat.
Telkens als ik één seconde stop met aaien, begint hij nijdig te blazen, dus ik ga maar door. Wat een mooie vacht heeft hij toch. En zo zacht.
‘Je bent het mooiste poesje van de wereld,’ zeg ik tegen hem. ‘Zo’n schatje!’
Meteen maakt hij een hoge rug en wordt zijn staart dik.
‘Ik ben al bijna zestien jaar en heel stoer,’ zegt hij nijdig. ‘Dus kappen met dat kleffe gedoe.’
Wat een arrogant beest zeg. Geef ik een kat eens complimenten, krijg ik dit divagedrag ervoor terug. Tsss. Ik sta op en loop zo snel mogelijk weg, terwijl ik achter me hoor: ‘Hé, ga je nou niet verder met kriebelen?’

Het leven is zwaar

Ik word wakker van mijn mens dat met een blikje rammelt.
‘Tijgertje, eten!’
Ik open één oog en besluit dat het niet de moeite waard is om die andere ook te openen. Het mens blijft echter maar doorgaan.
‘Hmm, lekker vis. Dat is goed voor je.’
Eet het dan zelf op, mens. Nee, het is nog lang niet tijd om op te staan, wat mij betreft. Ik denk aan mijn to do-list van vandaag. Een flinke wasbeurt, staren naar Witje van de overkant (ik ben zo jaloers op haar vacht) en vanavond de hele tijd geaaid worden. Ik word moe bij het idee alleen al. Misschien kan ik de dag beter beginnen met nog een dutje. Ik voel mijn oogleden zwaarder worden, mijn droom over snoepjes is al bijna in zicht, totdat ik plotseling twee armen om mijn lijf voel.
‘Poesjeeeee!’
Oh god, het andere mens is ook wakker. Agressief aait hij over mijn kop en ik voel mijn haren overeind gaan.
‘Afblijven!’ snauw ik.
‘Ja, poesje,’ zegt het mens, op dat vreselijk zoetsappige toontje van hem. ‘Wie is er een lief poesje?’
Nou, ik in ieder geval niet. Ik zet mijn nagels in zijn hand en gelukkig laat hij me los. Goed, waar was ik gebleven? Oh ja, een dutje. Maar het mens laat me niet met rust, hij houdt het muisjesspeeltje voor mijn neus (alsof ik het verschil niet kan zien met een echte muis) en pakt zelfs een kartonnen doos voor me. Dat domme wezen begrijpt niet dat het pas over een uur of drie kartonnendoostijd is.
‘Ja, jij wil wel geaaid worden he?’
Eh nee. Zoveel dommigheid kan ik niet aan. Er zit niets anders op. Ik wring me  met moeite door het luikje (iets teveel snoepjes gegeten de laatste tijd) ‘Poesje, waar ga je nou heen?’ en voorlopig kom ik niet meer terug (oké, ook omdat ik bang ben dat ik niet meer terug door het kattenluikje kan door die extra snoepjes). Sniffend laat ik mijn mens achter. Tijd voor wat rust.

Laura’s liefdesletteren: een ochtend

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Elke ochtend om 7.01 uur precies (ik heb het meerdere malen gecheckt) vliegt Minoes op mijn voeten af. Nog in mijn halfslaap beweeg ik ze van boven naar onder, van links naar rechts, en speel het spelletje mee. Als ze dat merkt, springt ze van het bed af en miauwt klaaglijk bij de deur: baasje, het is tijd om op te staan.
Deze keer komt ze echter bij me liggen, in het warme holletje dat ik tijdens mijn slaap heb gecreëerd. Ik krab achter haar oortje en vraag me af waar ik dit aan verdiend heb. Maar na vijf minuten is het toch echt tijd om te douchen. Ze loopt met me mee naar de badkamer, blijft er dralen, totdat de stralen water mij overspoelen. Met haar grote, groene ogen staart ze me aan, alsof ze mijn gedachten kan lezen. Was het maar zondag. Op zondagen lees ik een boek op de bank, terwijl zij naast mij ligt te slapen. Als ze het zat is, gaat ze op mijn schoot liggen en knuffelen we extra lang.
Maar nu is er geen tijd om te knuffelen, want ik moet over een kwartier al op mijn werk zijn.
Samen ontbijten we, zij met haar brokjes, ik met mijn yoghurt. De krant mag ik van haar niet lezen vandaag, ze kreukt hem met haar pootjes.
‘Nou Minoes,’ zucht ik tegen haar. ‘De week is weer begonnen.’
Ze kijkt me aan en miauwt zachtjes. Weer een week vol slapen, geaaid worden en achter vliegen jagen. Wat een leven. Snel ruim ik op en rammel met mijn fietssleutels. Minoes rent op me af en geeft me kopjes. Samen lopen we de deur uit.
‘Doei Minoes, tot vanavond!’
Ze is al weg, voordat ik op de fiets ben gestapt. Ik heb wind tegen en ben aan de late kant, dus trap ik stevig door. Maar bij het kruispunt kom ik niet verder. In het midden, waar de vier wegen elkaar kruisen, staan mensen in een kring. Een vrouw druk pratend aan de telefoon, een kind dat huilt en gewijs, heel veel gewijs. Geïrriteerd stap ik van mijn fiets. Moet dit nou echt op déze ochtend? Tussen de mensen zie ik iets op de grond liggen. Een grijs lijfje met donkere strepen.
De tranen vallen tegelijkertijd met mijn fiets.

De kattenfluisteraars van Oegstgeest en Leiden

‘POESSIEEEEEEEEE!’
Jeetje, wie maakt er toch zo’n lawaai in Oegstgeest?
‘Poessie, kom eens hier! Kom maar, poessie.’
Jeetje, ook nog op zo’n hoog, kinderachtig toontje.
‘Wie is er een lief poesje? Ja, jij bent een lief poesje.’
Het is Laura de kattenfluisteraar met haar vriend.

Als ik een kat zie, ben ik als een kind zo blij. Ik ren niet op ze af als een kleine kleuter (mijn vriendje wel, waardoor ze alleen maar wegrennen), maar ga op mijn hurken zitten en beweeg mijn duim tegen mijn wijsvinger, terwijl ik een soort klikkend geluid maak. Niet dat het helpt, maar ik denk van wel.
‘Awwwwwww.’ zeg ik tegen mijn vriend.
‘Awwwwwww.’ zegt hij terug.
‘Wat een lieve kat!’ kirren we in koor.

We zijn allebei van mening dat een vriendin van ons die in hetzelfde gebouw als ik woont een kat moet nemen. Een blauwe Britse korthaar. Ja, zij en niet ik, want ik ga mooi die troep niet opruimen. Bovendien woont zij alleen en ik niet. Mijn vriend en ik vinden het allebei een goed idee, maar zij helaas nog niet. Maar dat komt wel goed.

In de tussentijd lopen we gewoon wel ‘Awwwwww, lief poessie!’ roepend op straat.

(voor de rest zijn we overigens heel normaal)

Pijn in mijn hart: de kat die niet mijn kat was


Waar is Misty nou? :(

Opeens was ze daar: Misty. De naam deed me denken aan een personage uit de Pokemon-serie, maar ik betwijfel dat ze daar naar vernoemd was. Misty was de kat van de buren van de buren. Eerst zagen we haar nooit, totdat ze wel erg vaak in onze tuin verscheen.

Nu moet u weten dat wij geen kat (meer) hebben, omdat mijn broer allergisch is. Maar katten blijven toch wel erg lief. Zo ook Misty. Die lieve ogen kun je niet ontwijken. Dus kreeg Misty af en toe een plakje worst of overgebleven vis.

Helaas was ze ons niet zo trouw, want ze ging ook wel eens naar andere buren. Maar daar probeer ik niet aan te denken.

Elke dag als ik thuis kwam van school, zat Misty in de tuin en gaf kopjes. Het kwam niet in de buurt bij echt een kat hebben, maar het was beter dan niets. Beetje bij beetje sloten we Misty in ons hart.

En toen gingen de buren van de buren verhuizen. Nooit meer Misty. Er is ondertussen een nieuwe kat in de straat gekomen, maar ja, die komt nooit langs en het is Misty niet.

Het is inmiddels een paar jaar geleden, maar het doet nog steeds een beetje pijn.