Iedereen heeft zo wel gekke dingen die hij zegt. Behalve ik natuurlijk. Ik zeg juist hele normale dingen, maar het zijn anderen die het gek vinden. Mocht je me toevallig in de toekomst ontmoeten, dan is het wel handig om te begrijpen wat ik bedoel. Daarom hier een blogje over mijn jargon. Deel 1 kun je hier vinden.
Stombo: een dombo die nog stom is ook.
Semi-nette zwarte broek: een zwarte broek, maar geen spijkerbroek en ook niet een te nette broek. Volg je hem nog?
Hallootjes: omdat alleen ‘Hallo’ zo saai is.
Ja, maar ja: ik weet niet wat ik moet zeggen, dus ik zeg dat maar, want dat is mijn stopwoordje (of eigenlijk woordjes, want het zijn er drie).
Ik ben de baas: die lijkt me wel duidelijk. Het is gewoon de waarheid.
Iets/iemand is verschwunden: omdat ‘verschwunden’ zeggen veel leuker is dan ‘verdwenen’.
‘Je zit in mijn personal space.’: dit zeg ik meestal tegen mijn broertje die aan tafel met ZIJN lange benen in MIJN personal space zit. Ik bedoel, waar haalt hij het lef in godsnaam vandaan?
Aufschießen: dat is Niederdeutsch voor ‘opschieten’.
Huilerdehuil: Laura vindt iets niet leuk.
Geldtechnisch: want dat is een veel leuker woord dan ‘financieel’.
En zeggen jullie ook normale (maar volgens anderen dus gekke) dingen?