Ik wil kauwgom. Het pakje is leeg.
Een beetje afgekeken van first world problems.
– Ik moet plassen/ik moet mijn lenzen uitdoen/ik moet opstaan/ik moet mijn mascara eraf halen, maar ik heb geen zin.
– Als de bus sloom is en ik de metro net voor mijn neus zie wegrijden (hij gaat om de vijf minuten, maar ik wil hem nu!).
– Als het koud is: ‘Ooooh, was het maar dertig graden.’ Als het dertig graden is: ‘Ooooh, het is veel te warm, was het maar kouder.’
– Struikelen als je hakken aan hebt (en doorlopen alsof er niets is gebeurd, maar iedereen heeft het toch gezien).
– Meezingen met een liedje op de fiets en dan mensen tegenkomen.
– Dat je een heel mooi boek leest en het opeens uit is.
– Mensen die tijdens het wachten op de bus gaan roken en dat waar ik ook sta het mijn kant op komt.
– Hallo, waar blijft het derde seizoen van Downton Abbey? (Ja, hij komt, maar in september pas en daar kan ik dus echt niet op wachten hoor)
– Dat de smaak van kauwgom er zo snel af is.
– (De meeste) mannen en romantiek.
– Als het slot van de wc vervelend doet en je denkt: oh mijn god, ik kom hier nooooooooooooooooit meer uit.
– Deze openingszin: ‘Ik heb een vraagje. De vriendin van een vriend van mij heeft gezoend met een meisje. Is dat vreemdgaan of niet?’ (en even voor de duidelijkheid: JA, dat is vreemdgaan. Al vond de vragensteller van niet).
– Iets tweeten en dan pas de taal- of spelfout zien die je gemaakt hebt.
– Zoveel films willen zien dat je niet weet met welke je moet beginnen.
En nog veel, veel meer!
(maar eigenlijk mag ik niet klagen natuurlijk)