Het was drie over drie ’s nachts. Ik schrok wakker. Shittttttttttttt, ik was in slaap gevallen op mijn stage. Zou ik er nog wel uit komen of waren de deuren op slot? Ik stond op. Ongelooflijk dom van me om in slaap te vallen. Ik liep heen en weer.
Door mijn kamer.
Ik was namelijk bij mijn ouders, niet in de kantoren van het Letterkundig Museum. Het besef kwam en ik ging maar weer liggen.
Zo ergens bij half-slaap krijg je ze: hallucinaties. Je grijpt naar je mobieltje, omdat je zeker weet dat je vriendje je een bepaald whatsappje had gestuurd (is mij overkomen), maar je kan hem helemaal niet vinden. De verwarring neemt toe en dan volgt het besef: het was een droom.
Halfslaap, noem ik het maar even. Net zoals dat gevoel dat je valt, terwijl dat helemaal niet kan, want je ligt gewoon in je bedje. Je zou het kunnen beschrijven met wat Todorov (schrijver/wetenschapper) het fantastische noemde: de twijfel tussen het één of het andere. Was het nou een droom of is het werkelijkheid?
Rare momenten zijn dat altijd. Je gaat bijna twijfelen aan je eigen mentale vermogens (mijn moeder noemde me gek toen ik het inslaapvallenopstageverhaal vertelde, moet zij zeggen!). Maar vrees niet: we hebben er allemaal last van en zijn net zo gek als jij. Oké bijna net zo gek.
(of ben ik stiekem toch de enige die hier last van heeft?)