Terug naar Oegstgeest: het fietsprobleem

fietsenfietsenfietsen

Twee jaar geleden woonde ik nog niet in Leiden, maar moest ik wel steeds van het station naar mijn faculteit lopen en dat vond ik irritant. Dus kocht ik een fiets. En een extra slot. Want Leiden is niet het kleine, schattige dorpje van mijn ouders.

Na twee weken werd hij gestolen.

Goed, goed, kan gebeuren. Nieuwe oude fiets. Nieuw extra slot. Binnen twee minuten bij de faculteit zijn en ‘Muwhahaha’ doen naar de mensen die moeten lopen is fijn.

Na twee weken werd hij gestolen.

Oké, dan maar weer lopen. Ik liep en ik liep en ik liep en toen ging ik in Oegstgeest wonen. Oegstgeest mag dan wel het bijzettafeltje van Leiden zijn, maar dat wil niet zeggen dat het te lopen is naar het centrum. Dus moest ik wel een fiets.
Mijn fiets parkeren in Leiden kost me minimaal tien minuten (wat ik allemaal wel niet had kunnen doen in die tijd, een tweede studie volgen, een kind opvoeden, het aidsprobleem oplossen!). Dit zijn de werkzaamheden:
– Een rek zoeken, want fiets fout = fiets weg (als de dieven je fiets niet stelen, dan is het de gemeente Leiden wel).
– Mijn fiets in het rek proppen (lang leve mensen met fietsmandjes en bakfietsen en dat soort ongein).
– Mijn voor- en achterlicht uitknippen.
– Mijn sleutels uit het slot halen.
– Mijn extra slot van mijn snelbinders halen en om mijn fiets doen.
– Uithijgen door dit zware werk.

Afgelopen weekend was ik bij mijn ouders en had ik afgesproken met vrienden. Ik fietste er naar toe (geen rode verkeerslichten om doorheen te fietsen, geen mensen die dingen als ‘OPLETTEN, TRUT!’ naar me schreeuwen, geen irritante slome fietsers voor me) en het was heerlijk. Ik parkeerde mijn fiets, niet in een rek, want die was er niet en dat maakt de gemeente helemaal niets uit. Ik zette mijn fiets op slot en: ik was klaar. Ik genoot.

De volgende dag kwam ik weer terug in Oegstgeest en zag dat mijn fiets voor de tachtigduizendste keer was omgevallen. Welkom thuis, Laura.