Fictief interview met mijn trenchcoat

Misschien herinner je je het avontuur met mijn trenchcoat nog wel. Ik was die vervelende regenjas zo zat dat ik koste wat kost een nieuwe jas wilde. Ik had al besloten om de volgende dag naar de stad te gaan, toen ik een klop op mijn deur hoorde.
‘Kom binnen!’ riep ik.
Mijn trenchcoat stak zijn hoofd om de hoek en durfde me bijna niet aan te kijken. Ik schudde mijn hoofd van woede. Wat moest die flapdrol?
‘Laura… Ik wil met je praten.’
Ik legde mijn armen over elkaar en keek de andere kant op, terwijl ik zei: ‘Wat moet je?’
De trenchcoat deed de deur een stukje verder open en ging op mijn bed zitten.
‘Jij interviewt toch dingen?’
Nu keek ik hem wel aan.
‘Ja, dus?’
De trenchcoat frummelde aan zijn riem.
‘Ik zou graag willen dat jij mij interviewt.’
Ik zuchtte. Wat een moeilijk mens zeg.
‘Ja hallo, daar heb ik echt geen tijd voor hoor. Ik heb zoveel spullen die ik nog moet interviewen en daarnaast ook echte mensen, dus dat gaat niet.’
Vanuit mijn bed klonk een gesnik. Ik keek en zag dat de tranen over de wangen van mijn trenchcoat rolden. Wat een aansteller.
‘J-ja maar,’ snikte hij. ‘Ik heb gewoon het idee dat sinds jouw blog over mij je lezers een heel verkeerd beeld hebben van mij. Eerst vonden ze me nog lief en nu kijken ze me niet eens aan, net als jij… Ik wil zo graag mijn kant van het verhaal laten horen.’
Ik keek in de betraande, blauwe ogen van mijn trenchcoat. Wat een lieverd was het toch. Dit is nu al de tweede zomer met hem en stiekem heb ik hem de afgelopen dagen wel gemist.
Dus streek ik met mijn hand over mijn hart, want zo ben ik ook wel.
‘Vertel maar. Ze luisteren.’
Mijn trenchcoat ademde even diep in en begon toen met zijn verhaal.
‘Ik had een rotdag. We moesten vroeg opstaan, omdat jij zo nodig met iemand moest afspreken. Ik bedoel, we waren al een paar keer met de bus gegaan die week en ik ben die route zó zat. En dan die mensen erin. Keihard muziek afspelen, praten over onzinnige dingen. Ik had het gewoon gehad. Nou ja, we zaten dus in die bus en toen kwam er een boemboemjongere binnen. Ik weet niet meer wat ze draaide, Rihanna ofzo, maar ik hield er echt niet van. Haar muziek stond echt op het hoogste volume, heel de bus hoorde het. Mijn trommelvliezen kregen er gewoon last van. Dus verstopte ik me tussen de zijkant van de bus en de stoel, zodat ik het minder goed kon horen. Maar ik heb de laatste tijd teveel snoep gegeten, dus kon ik er niet uit… Gelukkig heb je me uiteindelijk weten te redden, maar lieve Laura, het spijt me zo!’
Hij klemde zich aan me vast en riep: ‘Vergeef het me alsjeblieft!’
Ik gaf hem een kus op de wang.
‘Natuurlijk vergeef ik het je, gekkie. Kom op!’
Ik trok de trenchcoat aan en ging weg. Op naar de bushalte.

Fictief interview met mijn bureau Johan


Ik moet eerlijk bekennen dat ik voor deze foto hele hopen troep heb verwijderd die zich voorheen wel op Johan bevonden.

Het is best raar dat ik het nog nooit over Johan heb gehad. Johan is geweldig. Elke dag zit ik aan hem. Hij draagt mijn laptop, papieren en soms boeken. Zoals je op de foto kunt zien, is hij daardoor erg gespierd geworden. Hoewel ik Johan erg goed ken, leek het me toch een leuk idee om hem te interviewen en meer over hem te weten te komen. Hier mijn verslag.

‘Hoi schatje!’ zei ik tegen Johan. ‘Ben je klaar voor het interview?’
Deze keer zei Johan geen ‘Kroelbeertje’ tegen me, hij keek zelfs een beetje nors.
‘Nee. Voordat je met het interview begint, wil ik nog wat zeggen.’ begon hij.
‘Maar lieverd, daar hebben we toch ons wekelijkse spreekuur op vrijdagmiddag voor?’ antwoordde ik.
Dit was echter van dusdanig ernstige aard dat het niet kon wachten.
‘Ik ben de manier waarop je me behandelt zat.’
Zo, kwam die even hard aan. Ik had geen idee waar het over ging. Waarom had Johan me dit niet eerder verteld?
‘Je hebt nagellak op me gemorst en dat gaat nooit meer weg.’
‘Maar Johan,’ riep ik. ‘Dat is al maanden geleden! Je hebt er nooit iets van gezegd, ik dacht dat je het niet erg vond.’
‘Ik loop voor gek, Laura! Billy de boekenkast, mijn beste vriend, lacht me de hele tijd uit. Ik bedoel, het is rood met glitters. Erger kan niet.’
Ik liet mijn hoofd hangen.
‘Het spijt me. Ik zal mijn best doen om het eraf te halen.’
Maar dat bleek niet genoeg te zijn.
‘Dat is nog niet eens het ergste. Weet je wat ik ongelooflijk irritant vind? Dat je alles wat je niet kwijt kan op mij gooit. Ik bezwijk zowat onder die troep van jou. Je weet dat je moeder het met me eens is, maar toch doe je er niks aan.’
Hmm, hoe kwam ik hier nou weer onderuit?
‘Maar je bent zo sterk!’ prees ik hem. ‘Ik bedoel, moet je die spierballen van jou zien. Ik wil gewoon dat je fit blijft.’
Johan schudde met zijn hoofd.
‘Je snapt er helemaal niets van.’
Er viel een stilte. Zenuwachtig plukte ik aan mijn shirt. En toen begon Johan opeens te schreeuwen.
‘En waarom heet ik eigenlijk Johan? Je bent echt een debiel dat je me die naam hebt gegeven, TRUT!’
Ik begon te lachen, maar stopte ermee toen ik zag hoe boos Johan keek.
‘Ik? Dat heb ik niet verzonnen, maar de Ikea!’
Dat had ik niet moeten zeggen. Johan begon te huilen. Na zes jaar heeft hij nog steeds heimwee naar zijn geboortestreek. Ik legde mijn hand op zijn schouder.
‘Je hebt Billy toch? En mijn bed, ook al weet ik niet hoe hij heet. En de ladekast. En de kledingkast. Al je vrienden van de Ikea zijn hier.’
Johan glimlachte.
‘Je hebt gelijk. Ik mag niet klagen.’
Ik was blij dat Johan weer een beetje vrolijk was en dus vroeg ik:
‘Eh Johan, dat interview?’
Hij keek meteen weer boos.

Vandaar dat ik geen interview heb met Johan. Sorry. Hij is nog steeds boos op me.

Fictief interview met patatje met

Vandaag had ik een afspraak met Patatje Met. Onze relatie is, nou ja, nogal ambivalent. Ik houd van PM, maar bij het idee dat ik hem elke week zou zien, moet ik braken. Hij is zo’n kennis met wie je af en toe afspreekt. Voor de afspraak heb je er heel veel zin in, maar wanneer het achter de rug is, denk je: oh god, wat heb ik een spijt!
Ik wist het. Maar tóch sprak ik met Patatje Met af om hem te interviewen. Hoe dom kan een mens zijn.
‘Alles goed?’ begon ik.
‘Ja hoor.’ zei PM, die er overigens een beetje geeltjes uit zag. ‘Ik heb me net ingesmeerd met olie, moet je ruiken!’
Ik bracht mijn neus tot aan zijn gele huid en rook een heftige frituurlucht.
‘Eh ja, lekker luchtje hoor.’
De volgende keer geef ik hem parfum voor zijn verjaardag, nam ik me voor.
‘Weet je, PM, misschien moeten we het een keer over jouw functioneren hebben.’
PMs ogen werden spleetjes.
‘Hoezo?’
Oppassen, Laura. Voorzichtig.
‘Ik denk niet dat het zo gaat werken tussen ons.’
PM snoof en zijn gele huidje werd langzaam zwart.
‘Waarom niet?’
Ik pakte mijn lijstje met redenen erbij.
‘Je hebt geen goede invloed op me.’ noemde ik op. ‘Je vieze geur doet mijn kleding stinken. Ik krijg vette vingers van je. Je neemt altijd nét iets teveel mayonaise. En als ik te vaak met je afspreek, maak je me dik.’
Patatje Met werd nu echt helemaal zwart. Hij rook aangebrand.
‘En waarom bevat je zoveel calorieën?’
‘EN NU IS HET GENOEG!’ schreeuwde PM. ‘Ik word er ziek van, altijd dat gezeur. Wanneer mijn vrienden zich verdrietig of ongelukkig voelen, nodigen ze me uit om me daarna verrot te schelden. Ze geven mij ervan de schuld dat ze vijf kilo zwaarder zijn geworden, maar zij zijn toch degene die me uitnodigen? Ik word gewoon gebruikt!’
Ja, daar had hij wel een punt. Het was nooit PM die míj uitnodigde, altijd andersom.
‘Weet je wat.’ zei ik. ‘Ik denk dat het beter is als we elkaar even niet meer spreken.’
Beledigd draaide Patatje Met zich om en sindsdien heb ik hem niet meer gesproken. Jullie snappen wel hoe verdrietig ik ben. Ik wilde PM niet voor altijd uit mijn leven bannen, maar hem gewoon wat minder vaak zien. Maar nu is het te laat…

Fictief interview met de metro

De metro en ik zijn dikke maatjes. We zien elkaar minstens twee keer per week en op die dagen dan ook twee keer. Waarom? Simpel, hij woont relatief vlakbij en vindt het nooit teveel moeite om me naar Rotterdam Centraal of Zuidplein te brengen. Het leek me dan ook leuk om hem te interviewen.
‘Moet je weer naar Rotterdam Centraal?’ vroeg hij me.
‘Ja, hetzelfde als altijd!’
‘Oké, maar ik moet eerst nog even langs Maashaven, Rijnhaven, Wilhelminaplein etc. om andere mensen op te halen, vind je dat goed?’
Hoe meer mensen, hoe meer gezelligheid, toch?
Er stapten twee tienermeisjes in. Ze hadden een glimmende legging aan, zo’n gouden, met een shirtje er bovenop. Ik paste twee keer in hun benen. Ik zag hun achterwerk als een gek heen en weer gaan.
‘Eh, ken jij die mensen?’ vroeg ik aan metro.
‘Ja, hoezo? Dat zijn mijn beste vrienden!’
‘Nee, zomaar.’
Metro’s vrienden zetten hun muziek keihard op. My milkshake brings all the boys to the yard hoorde ik.  Ik moest drie keer schreeuwen, voordat de metro mijn vraag hoorde.
‘Ga je eigenlijk vaak onder de douche?’
De metro kneep zijn ogen tot spleetjes.
‘Hoezo?’
‘Gewoon uit interesse.’
Ik bekeek zijn binnenkant. Een halfleeg blikje cola rolde heen en weer. Her en der lagen kranten verspreid. En wat was dat vieze luchtje?
‘Leuvehaven. Oogziekenhuis. GGD. Leuvehaven.’ hoorde ik metro zeggen.
Er stapte een breedgebouwde man met enkele gouden tanden en een joggingspak aan in. Hij keek me boos aan.
‘Is dat ook een vriend van je?’
Metro knikte.
‘Ehm metro, waarom doe je dit eigenlijk?’
Vragend keek de metro me aan.
‘Wat?’
‘Nou, je laat iedereen gewoon toe. Je bent met iedereen bevriend, maar ze komen en gaan wanneer ze willen. Ze maken misbruik van je, metro, zie je dat dan niet?’
De metro klapperde met zijn deuren.
‘Waar bemoei je je eigenlijk mee, Laura? Het maakt me niet uit hoe iemand eruit ziet. Ik accepteer iedereen. Behalve mensen met kritiek, zoals jij. Oprotten!’
Hij gaf me een schop onder mijn kont en gooide me eruit. Ik stond bij metrostation Beurs, twee haltes voordat ik eruit moest.
Voortaan neem ik de bus wel.

Fictief interview met mijn piano

Ik was ikweetniethoeoud toen ik op pianoles ging met mijn beste vriendin. Ik heb het A- en B-examen gehaald en daarna ben ik gestopt. En al die jaren stond mijn piano aan mijn zijde. Reden genoeg om hem te interviewen, lijkt me.
‘Hey maatje, hoe gaat het?’ begon ik het gesprek en ik sloeg hem op de rug.
De piano trok zijn wenkbrauwen op.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Goh, wat leuk om je weer te zien.’ zei mijn piano op een sarcastisch toontje.
Oh god, daar gaan we weer.
‘Ik had het gewoon heel druk met mijn studie en mijn blog enzo.’
Mijn piano schudde met zijn hoofd.
‘Dat zeg je verdomme altijd. Het is altijd hetzelfde liedje met jou!’
Ik moest lachen om zijn woordgrapje, maar stopte toen de piano me streng aan keek. Ik zuchtte.
‘Ja, ik weet het. Ik moet vaker spelen. Maar ik vergeet het de hele tijd en ik heb geen nieuwe liedjes om te leren en ik heb geen zin om te spelen als er mensen thuis zijn, want dan staat de televisie aan en-‘
‘Smoesjes, smoesjes, smoesjes.’ onderbrak mijn piano mij. ‘Zonde hoor. Gelukkig speelt je moeder nog wel op me, want die is tenminste níet gestopt met pianoles.’
Met een schok drong het tot me door.
‘Wacht. Probeer je me nou te vertellen dat je de voorkeur aan mijn moeder geeft?’
Mijn piano knikte.
‘M-maar. Jij en ik… We zijn al zo lang samen. Een groot deel van de basisschool, de middelbare school en nu de universiteit, alles hebben we samen beleefd.’
Hij lachte.
‘Samen? Je hebt me gedumpt toen je in de eerste zat en me daarna amper aangeraakt. Ik voelde me eenzaam, snap je. Nooit meer een knuffel, nooit meer een zoen. Totdat je moeder kwam.’
Echt, het werd me teveel.
‘Weet je wat.’ riep ik. ‘Ga jij maar met mijn moeder, ik hoef je niet meer ook!’

Hij was beledigd, dat snap je wel. Maar ik voelde me verraden. Verraden door mijn bloedeigen piano met mijn bloedeigen moeder. Later heb ik hem nog een keer benaderd. Maar hij wilde niet meer. En nu is het over.

Ik zal mijn piano missen.

Fictief interview met mijn prullenbak

Na het mislukte interview met mijn boekenlegger besloot ik om nog een poging tot interviewen te wagen. Met mijn prullenbak welteverstaan. Zoals jullie zien op de foto is het nogal een stoere jongen. En daar is hij zich iets te goed van bewust, gezien de arrogante blik in zijn ogen.
‘Alles goed?’ begon ik het interview. Eén van mijn betere vragen, al zeg ik het.
‘Kan beter.’ antwoordde meneer Prullenbak. ‘Ik voel me zo leeg.’
Ik drukte met mijn voet op de zijne (‘Au, niet zo hard!’) en zag inderdaad dat hij tamelijk leeg was.
‘Moet ik iets in je gooien?’
‘Ja, ik heb wel trek in een lekker propje.’
Snel gooide ik wat volgekrabbelde papiertjes in zijn buik. Hij verslond ze gulzig en keek tevreden. Daarna liet hij een enorme boer.
‘Gadverdamme, is dat nou echt nodig? Wat zeg je dan?’
Hij keek me vragend aan.
‘Wat zeg je dan?’ herhaalde ik.
‘Oh eh ja, pardon.’
Echt hoor, die prullenbakken van tegenwoordig. Hij mag dan wel stoer zijn, maar onbeleefd dat hij is.
‘Wat vind je eigenlijk van holle bolle Gijs?’
Dat is iets wat ik me al jaren af vroeg, maar wat ik hem eigenlijk nooit durfde te vragen.
Mijn prullenbak begon te schaterlachen.
‘Holle bolle Gijs? Een oplichter. Ik ben degene geweest die ‘papier hier’ verzonnen heeft en hij heeft het van me gestolen. Pure plagiaat.’
‘Maar heb je daar dan niets van gezegd?’
‘Jawel, maar toen ging hij op me zitten. Ik was bijna dood. Kijk, ik heb er dit litteken aan overgehouden.’
Hij liet zijn deksel aan mij zien en vol afschuw keek ik er naar.
‘Wat erg zeg! Maar wees blij dat je mijn prullenbak bent in plaats van dat er irritante kindjes troep in je gooien.’
Arrogant keek hij op me neer (en dat terwijl ik groter ben).
‘Nee, JIJ moet blij zijn dat ik jouw prullenbak ben.’

Weet je, ik haat arrogante prullenbakken. Ik heb hem meteen in de vuilnisbak (een andere vijand van hem) gegooid en bij de Ikea een nieuwe prullenbak gehaald. Lekker puh.

(Toch jammer dat het een beetje een mislukt interview is geworden. Daarom komt er morgen een nieuw, ECHT interview op mijn blog met een ECHT persoon, niet een ding. Namelijk het eerste interview van de nieuwe serie. Ik ben zo benieuwd wat jullie ervan gaan vinden :D)

Fictief interview met mijn boekenlegger

Vandaag sprak ik af met mijn boekenlegger, hierboven zie je een foto van hem. Ik heb hem gekregen op Manuscripta (soort boekenfestivaliets, aanrader om naar toe te gaan in ieder geval) van één of andere uitgever. Misschien kun je wel zien dat hij vaak gebruikt is, maar dat is alleen maar een goed teken toch? Omdat ik veel tijd met hem door breng, besloot ik hem te interviewen.
‘Hey boekenlegger!’ begon ik.
Hij keek me een beetje verdrietig aan.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Ik voel me zo oud.’ snotterde hij.
Echt, als ik had geweten dat ik zo’n emotionele boekenlegger had, was ik er nooit aan begonnen.
‘Hoe kom je daar nou bij? Je bent hartstikke jong en ziet er nog piep uit! Ik bedoel, je bent pas een half jaar oud ofzo.’
De tranen begonnen inmiddels te stromen.
‘Ja, dat bedoel, een half jaar! De meeste boekenleggers worden maar een paar weken oud. En ik heb al rimpels…’
Shit, hoe moet je nou een boekenlegger kalmeren?
‘Maar zijn boekenleggers niet net als mannen? Hoe ouder ze worden, hoe knapper?’
Hij keek me raar aan.
‘Doe even normaal.’ zei hij.
Oké, een andere aanpak.
‘Maar je moet juist blij zijn.’ probeerde ik. ‘Heel veel mensen gebruiken geen boekenlegger, maar maken ezelsoren.’
De rimpels werden groter toen mijn boekenlegger zijn voorhoofd fronste.
‘Blij zijn? BLIJ ZIJN? Serieus? Niemand geeft om me. Eerst word je intensief gebruikt en dan vergeten mensen je en kom je in de prullenbak terecht. Het is verschrikkelijk!’
Oké, dit ging hem niet worden. Ik klopte een paar keer op mijn boekenleggers schouder, zei ‘There there.’ en stopte hem toen weer tussen mijn boek.

Misschien moet ik toch maar een nieuwe boekenlegger gaan gebruiken.

En hoe is jouw relatie met je boekenlegger of heb je er geen?

Fictief interview met een duizenddingendoekje

Misschien weten jullie het al, maar zo niet: ik schrijf voor Hiepr.nl, een website voor de stoere vrouw tussen de 20 en 30 jaar. Ik schrijf voornamelijk fictieve interviews en naar aanleiding van mijn duizenddingendoekjeblogje interviewde ik mijn eigen duizenddingendoekje! Hieronder kun je hem lezen.

***

Zeldzaam zijn ze niet, de duizenddingendoekjes, maar vindt er maar eens één die met je wil praten! Vol trots moet ik zeggen dat het me gelukt is. We spraken af in een keuken, mijn keuken welteverstaan. Hij lag al op me te wachten, op het aanrecht.

‘Hallo duizenddingendoekje!’ zei ik.
’Zeg maar DDD.’ was zijn antwoord.
Uit automatisme stak ik mijn hand uit, maar die trok ik snel terug toen ik besefte dat duizenddingendoekjes helemaal geen handen hebben.
‘Goed, wat ik me als eerste afvraag.’ begon ik. ‘Waarom heet je eigen duizenddingendoekje?’
Oei, dat was niet zo slim van mij.
’Pfff, kon je geen betere vragen bedenken?’ verzuchtte DDD. ‘Die vraag krijg ik echt élke dag te horen. Wat denk je zelf?’
‘Ehm, omdat je duizend dingen kan?’
DDD keek een beetje boos, maar gaf toch antwoord.
‘Jaren geleden was er eens een huisvrouw die wilde dat het schoonmaken wat makkelijker zou zijn. Daarom heeft ze met behulp van haar man een doekje uitgevonden. Ze moesten een naam hebben die fijn was om uit te spreken en die niemand zou vergeten. Eigenlijk kan ik maar honderd dingen, maar honderddingendoekje vonden ze niet zo mooi. Daarom is het duizenddingendoekje geworden, ook vanwege de alliteratie binnen het woord.’
Ik stond perplex. Ik heb al die jaren gebruik gemaakt van DDD en zijn voorouders in de veronderstelling dat ik er duizend dingen mee kon doen en dan blijken het er maar honderd te zijn? Ik voelde de tranen in mijn ogen branden.
’Moet ik ze voor je afvegen? Dat is één van de honderd functies.’ zei DDD.
Vol afschuw keek ik naar hem.
‘Nee bah, ik heb het aanrecht al schoongemaakt met je. Ik gebruik wel een zakdoekje.’
Zwaar beledigd verdween DDD in een kastje.

Ik heb hem nooit meer teruggezien.

Fictief interview: Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden a.ka. Heer Voldemort

We spraken af in café ‘De Lekke Ketel’ op de Wegisweg. Hij had een Annie-pruik op en blauwe oogschaduw, dus niemand herkende hem. Ik bestelde pompoensap en hij nam boterbier.
‘Eigenlijk is het niet mogelijk dat wij hier zitten, omdat je dood gaat in deel zeven.’ begon ik.
Hij werd nog bleker dan hij al was.
‘Waarom verklap je dat? Ik heb deel zeven nog niet gelezen!’
Ik vloekte binnensmonds. Had ik kunnen weten. Hij is nooit een snelle lezer geweest.
‘Heb je eigenlijk nog wel eens contact met J.K. Rowling?’
Hij schudde droevig zijn hoofd.
‘Nee, ze belt me nooit terug. Ik heb speciaal voor haar zo’n Dreuzel-tefeloon aangeschaft. Ik miste haar wel, maar nu ik hoor dat ze me dood laat gaan, kan ze de pot op!’
Zijn glas boterbier kwam met een klap op tafel. Ik zag het verdriet in zijn ogen staan. Een traan gleed over zijn witte wang. Het is niet makkelijk om Voldemort te zijn. Dat is duidelijk.
Hij vertelde over J.K. Rowling die jaren geleden opeens voor zijn deur stond. Ze wilde een boek over hem schrijven, zei ze, omdat ze hem bewonderde. Ze noemde hem krachtig en gaf hem af en toe een flirterige knipoog. Maar hij kwam erachter dat het boek helemaal niet over hem ging, maar over Harry Potter. Die narcist. Voldemort had maar een schamele bijrol gekregen.
‘Ik had gehoopt dat mijn rol in de film groter zou zijn, maar ik kreeg maar twintig regels tekst in de eerste film. Daarna hebben ze me geditcht, omdat ik de x-factor niet zou hebben.’
‘Misschien kun je een andere carriere overwegen?’ probeerde ik voorzichtig.
‘Nee, ik ben de beste!’ snauwde hij. ‘Die Ralph Fiennes kan er echt niets van.’
Vluchtig bedacht ik een ander onderwerp. Een onderwerp dat me altijd gefascineerd heeft.
‘Je hebt wel iets weg van Michael Jackson he?’
‘Hoezo, omdat ik ook dood ben?’
‘Nee, omdat jullie allebei geen neus hebben. Hoe komt dat eigenlijk?’
Ik heb nog nooit iemand zo boos gezien. Hij gooide zijn boterbier over me heen en wilde me bestormen.
Gelukkig kon ik nog net ‘De Lekke Ketel’ uitrennen en verdwijnselen. Maar de vraag over zijn neus blijft voor altijd onbeantwoord.