Laura’s liefdesletteren: autorit

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

De regendruppels op de autoruit vechten met elkaar: wie is er het snelst bij de finish? Ik kies er eentje aan de linkerbovenkant, hij begint sterk, maar eindigt als laatste. De huizen zijn wazig, de kleuren vervagen in elkaar. We hebben nog uren te gaan. Mijn broertje snurkt een beetje en knikkebolt. Ik verdwijn in andere werelden in mijn boek. Mijn ouders bespreken zachtjes welke afslag zo dadelijk komt.
Als ik mijn ogen een beetje dichtknijp en door mijn wimpers gluur, lijken de lantaarnpalen bollen van licht. Ze gaan zoef zoef voorbij en ook de auto doet zoef zoef over de snelweg. De stemmen op de radio klinken steeds verder weg. Mijn moeder hoeft niet te schakelen en niet in te halen, we gaan in één rechte lijn naar huis. Mijn ogen vallen dicht en ik word wakker in mijn eigen bed, zonder te weten hoe ik daar ben gekomen. We zijn weer thuis.

Laura’s liefdesletteren: een goed mens

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

In principe ben ik een goed mens, maar ik ben een gescheiden man. Alles wat ik doe, is bij voorbaat fout. Pakjes Wicky, niet de goede kleur. Tien minuten te laat op het schoolplein. De korstjes moeten eraf, maar alleen van de onderkant.
Zij bezit alle kennis. Ik bezit één weekend in de maand, de rest van de dagen tel ik af door kruisjes op de kalender te zetten. Op de vrijdag ervoor gaan alle blikjes bier in de vuilniszak, verschoon ik de lakens en kijk ik fronsend naar de pakjes Wicky in de supermarkt. Voor de zekerheid koop ik alle kleuren.
‘Mama zegt dat jij niet genoeg geld betaalt, waardoor ze geen spelletjes voor me kan kopen.’
‘Van mama mag ik tot acht uur opblijven.’
‘Mama smeert altijd mijn brood.’
Het was het eerste woordje wat hij zei, ik weet nog hoe wonderlijk ik dat vond, maar tegenwoordig kan ik het niet meer aanhoren. Mama, mama, mama. Eén keer kwam het eruit, voordat ik het doorhad: ‘Nou, mama is een kutwijf.’
Stilte.
‘Papa, wat is een kutwijf?’
Tegen haar zei ik dat hij het woord van de televisie had geleerd. Ik moest hem ook niet naar volwassen programma’s laten kijken, dat wist je inmiddels toch al. Netflix heeft verdomme een speciale instelling voor kinderen.
Het wegbrengen is het ergst. Plakkerige handjes in de mijne, een natte zoen op mijn wang en dan rennen naar mama. Of nee, het thuiskomen, dat is verschrikkelijk. Lege pakjes Wicky in de prullenbak. Een vergeten shirtje. Een leegte.
In principe ben ik een goed mens, maar ik ben een gescheiden man.

De wegbrengers

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Wij zijn de wegbrengers. We genieten van de stilte van de weg, voordat jij ons overvalt met alle weetjes van de dag. We zetten de radio op tien, zingen onbeschaamd mee en zoeven over de weg. Niemand kan ons wat. De wereld is van ons. We komen naar voetbalclubs, discotheken en huizen van vriendjes en vriendinnen. We zien je als je dronken bent, liefdesverdriet hebt of gewoon moe van de dag. We klagen bijna nooit, ook al moeten we stante pede of om drie uur ‘s nachts rijden. Soms denken we erover na om een bordje met ‘taxi’ op onze auto te laten plaatsen. We zeggen wel eens dat het al de vijfde keer is deze week, maar stiekem hopen we dat het nooit, maar dan ook nooit ophoudt. 

Laura’s liefdesletteren: veiligheid

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Eva loopt door haar huis. Op de muur hangt een foto van haar ouders. Ze aait er zachtjes overheen met haar vinger en zegt: ‘Goedemorgen, pap en mam.” Door haar raam kan ze zien dat het sneeuwt vandaag, haar favoriete weer. Misschien gaat ze wel een wandeling maken straks. Ze opent de voordeur en aan het einde van de gang is een treincoupé. Natuurlijk, de trein vertrekt bijna! Gelukkig, ze is net op tijd om naar Amsterdam te gaan. Ze wil het Rijksmuseum bezoeken en misschien een ijsje eten. Of is het te koud om ijs te eten? Ze ziet het vlakke landschap voorbij gaan als ze opeens muziek hoort. Haar favoriete muziek. Oh mooi, de trein stopt ook.
Ze danst naar de keuken, meezingend met Frank Sinatra. Vandaag maakt ze pannenkoeken met heel veel stroop. Of nee, stamppot. Of gewoon aardappels, groenten, vlees. Ze doet het fornuis aan. Wat is dat geluid? Het klinkt als… ja, het is Toppop! Ze houdt van dat programma. Ze rent naar het geluid toe, maar valt. Voorbereid op de val maakt ze zichzelf klein, maar de grond is zacht en verend. Geen pleisters nodig.
Het kost haar maar een paar stappen naar de woonkamer. Ze gaat op de bank liggen, onder de plaid die haar moeder heeft gemaakt. Ze is blij dat ze een tv heeft en kan niet wachten om te zien wat de hits zijn deze week. Als er een goeie tussenzit, koopt ze misschien wel een plaatje, want ze heeft nog wat zakgeld over. Maar voordat ze kan nadenken over welke dan valt ze in slaap. Het is een goede droom en als ze wakker wordt, zal het weer sneeuwen. Ze zal naar Amsterdam gaan, voor een ijsje of om het Rijksmuseum te bezoeken. En nadat ze pannenkoeken heeft gemaakt, terwijl ze naar Frank Sinatra luistert, nee stamppot, nee gewoon aardappels, groenten, vlees, is er misschien nog genoeg tijd over om naar Toppop te kijken en een plaatje te kopen van haar zakgeld…

***

Dit verhaal vraagt misschien om wat meer achtergrondinformatie. Voor mijn werk schreef ik tijdens een brainstorm dit verhaal. Het is voor het eerst dat ik een verhaal eerst in het Engels heb geschreven (en daarna voor deze blog in het Nederlands heb vertaald), omdat we in internationaal gezelschap waren. Het idee was om na te denken over de zorg, met name gericht op dementie, in de toekomst. Iets wat een oudere met dementie vaak ervaart, is verwarring en onrust. Ik stelde in dit verhaal het ideale verzorgingstehuis voor waar alles is aangepast op de persoon. Favoriete seizoen, muziek, televisieprogramma: alles is gepersonaliseerd. Je kunt het fornuis gewoon aan laten staan, want hij doet het eigenlijk niet echt. Vallen is geen probleem, want de grond is zacht. Er is geen onrust, maar vertrouwdheid en veiligheid. En dat is wat deze doelgroep nodig heeft. Wie weet, is het ooit mogelijk.

Laura’s liefdesletteren: het kattenmannetje

 

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Als hij naar het station liep, zat ze altijd achter het raam. Grijze strepen en een doordringende blik. Hij kneep zijn ogen een beetje dicht ter begroeting, maar zij bleef staren. ’s Nachts was het vaak het straatschoffie met de gaten in zijn vacht. Klagelijk miauwend draalde hij dan om hem heen, maar er viel niets te schooien.
‘Ga jij ook lekker slapen, knaap?’
Gejammer als antwoord. Aan zijn muur hing de bekende poster van Le Chat Noir die minzaam op hem neerkeek, terwijl hij naar filmpjes op het internet zocht. De stakker die sprong, maar het net niet haalde. De schoft die zijn broertje een duw gaf. En zijn favoriet: de jonkies die omhoog klommen in de broek van het baasje, maar steeds vielen.
Een paar jaar geleden had hij er zelf eentje naar huis genomen. Pas na twee dagen durfde ze het mandje te verlaten. Ze bleef maar piepen en hij bleef maar niezen. Een onmogelijke liefde.

Laura’s liefdesletteren: belofte maakt schuld

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Er zijn zoveel dagen voorbij gegaan waarop ik niet aan je denk. En dagen waarop ik denk dat ik niet aan je denk. Ik ben vergeten hoe je rook als je net de douche uitstapte. Hoeveel moedervlekjes je linkerschouder versierden. Soms bel ik je, maar de stem van de voicemail ‘Dit is Sanne, ik ben er even niet. Misschien bel ik je terug.’ klinkt steeds minder vertrouwd en meer blikkerig. Op jouw nachtkastje liggen nu andere boeken. In de spiegel kijkt iemand hoe de lijntjes op haar gezicht veranderen. Waar je kleding heen is, weet ik niet. De rode jurk had je aan, toen.
Inmiddels heb ik een kind dat jij nooit hebt gedragen. Ik draag polo’s, waar jij zo’n hekel aan had. Soms is het alsof je nooit hebt bestaan en soms is het alsof je nooit weg bent geweest.

Er zijn zoveel dagen voorbij gegaan waarop ik niet aan je denk. Omdat ik het niet durf. Omdat schuld een gevoel is dat in alle hoeken kruipt en me nooit meer laat gaan. Omdat ik zou willen dat ik je nooit had gekend.

Laura’s liefdesletteren: stap voor stap

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Al tien jaar lang nam ze de bus naar het gemeentegebouw waar ze werkte. Het was slechts vijf minuten lopen naar de halte, maar vaak voelde het als vijftig. De terugweg was altijd erger, want ze kon niet wachten om thuis te zijn. Schoenen uit, bovenste knoop van haar nette broek los, restje spaghetti in de magnetron. Vaak keek ze ’s avonds series van vroeger, geen puf om achter vriendinnen aan te bellen of ze een keer tijd voor haar wilden vrijmaken.
In de winter was het donker als ze naar huis liep en keek ze stiekem naar binnen. Gezinnen etend rond de tafel, een ouder stel wachtend op het niets in hun leunstoelen. Vaak voelde ze de steek van jaloezie, die ze probeerde te negeren. Ze kon alles doen wat ze wilde. Ze deed het alleen niet.
Het viel haar op als de heg van het huis op de hoek gesnoeid was. Of als de schommels scheef hingen. Ze vroeg zich af waarom de klinkers nog niet uitgehold waren van haar schoenen die daar tien jaar lang, dag in dag uit, overheen liepen. Had ze zo weinig effect op de wereld dat ze zelfs dit niet voor elkaar kon krijgen? Alleen ontkenning hielp haar vooruit.

Liefdesletteren: kleine jongen

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Zijn te grote rugzak puilde uit met boeken. In de gang stonden verloren schoenen zonder eigenaar. Basisschoolschoenen. Opeens was er gel. Platgedrukte krullen. Meisjes die langer waren dan hij en wiens lichaam hij stiekem bekeek. Weggefrummelde strips. Kinderachtig, mam. Maar bij het slapengaan nog steeds een knuffel en een kus. Voorlopig. Maak je vooral geen illlusies.
Met zijn drieën breeduit fietsen op de weg. Zijn zadel net te hoog, zodat hij altijd op zijn tenen moest fietsen. Hoe was school – gewoon – nog iets geleerd – nee –  en dan gezwijg. Huiswerk zonder hulp. Boemboemmuziek. Slokjes wijn met toestemming en proberen zijn walging niet te tonen. Selfies zonder te glimlachen. Talloze boterhammen met hagelslag, maar wel die met snoepjes erin.

Kleine jongen en toch al veel te groot.

Laura’s liefdesletteren: de vergetelheid

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Opa weet niet meer wie we zijn, maar hij doet alsof. Zijn ogen zitten vol met stof, zoals de meubels in zijn ongebruikte huis. Zijn zinnen maakt hij zelden af. Hij lacht erbij, zonder vreugde.
‘Ik word gek,’ zegt hij.
Hij wijst ons op het plantje op tafel. De auto’s buiten. Vergeten zoons komen weer naar boven drijven in zijn afgebroken zinnen.
‘Ik word gek,’ zegt hij.
De rolstoel is te groot voor zijn lichaam. Vroeger sjouwde hij dozen en draaide hij ons in het rond. We voelen zijn botten zuchten als we zijn hand vastpakken.
‘Ik word gek,’ zegt hij.
De wielen van de rolstoel piepen als een vorm van protest. Door de gang lopen schimmen. Ergens staat de radio zachtjes te zingen. We kussen opa’s ongeschoren wangen, links, rechts, links. Met elke stap richting de deur wordt hij kleiner.
‘Ik ben zo blij dat jullie er zijn,’ zegt hij, maar we horen het niet meer.

Laura’s liefdesletteren: hand in hand

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

We fietsten altijd hand in hand, hoe klam zijn hand ook was. Mensen maakten er wel eens grapjes over, ‘Klef stel.’, maar voor ons was het de gewoonste zaak van de wereld. Zoiets dééd je gewoon. Als ik alleen fietste, zwabberde mijn linkerarm heen en weer, want het had niets te doen. Ik haatte alleen fietsen.

De kunst van het hand in hand fietsen was hetzelfde tempo aanhouden. Ritmisch bewogen we onze benen, één, twee, drie, in de maat. Op deze manier konden we zelfs andere, slomere, fietsers inhalen. Als we stil moesten staan bij een stoplicht, steunden we op elkaar. Eén keer viel ik bijna, omdat zijn ogen zo mooi blauw waren die dag.

Ook dit punt van de stad, het gevaarlijkste kruispunt waar al jaren mensen over klaagden, fietsen we zo over. Vandaag was het anders. Vandaag was in slowmotion.

Ik remde, hij niet. Het ritme was verstoord en ik voelde zijn hand uit de mijne glippen. Het asfalt kwam hard aan, maar flauwvallen deed ik niet. Het was angstaanjagend stil voor dit tijdstip op zo’n druk kruispunt. Zijn arm lag in een rare hoek. Ik pakte zijn hand weer vast, maar die voelde raar. Alsmaar kouder, terwijl hij net nog gloeiend heet was.
‘Tobias,’ fluisterde ik. ‘Je weet toch dat ik van je houd?’
Tobias wist het niet meer. Zijn blauwe ogen staarden naar de fiets, die aan stukken op de weg lag.

Voortaan fietste ik alleen.