Toen ik zag dat het boek ‘Extremely Loud and Incredibly Close’ (Extreem Luid en Ongelooflijk Dichtbij) van Jonathan Safran Foer op de boekenlijst stond bij één van mijn vakken dit jaar werd ik heel gelukkig. Waarom? Omdat dit een geweldig boek is.
Het gaat over het zeer intelligent negenjarig jongetje Oskar die samen met zijn ouders in New York woont. Zijn vader komt echter om bij de aanslagen van 9/11. Oskar vindt een sleutel in een envelop. Op de envelop staat Black geschreven. Hij besluit daarop om alle Blacks in New York op te zoeken om naar het slot van de sleutel te zoeken. Tegelijkertijd wordt in het boek het verhaal van Oskars grootouders verteld, die de aanval op Dresden in de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt.
Het is een geweldig boek. Geloof me maar. Er zitten foto’s in, die iets toevoegen aan het verhaal. Ook bevat het boek andere visuele elementen, zoals gekleurde letters.
Oskar verzint veel dingen als hij niet kan slapen en dat vind ik één van de leukste dingen uit het boek. Twee voorbeelden:
1. ‘We need much bigger pockets, I thought as I lay in bed, counting off the seven minutes that it takes a normal person to fall asleep. We need enormous pockets, pockets big enough for our families, and our friends, and even the people who aren’t on our lists, people we’ve never met, but still want to protect. We need pockets for boroughs and for cities, a pocket that could hold the universe.’
2.What if you trained Seeing Eye dogs to be bomb-sniffing dogs, so that they’d be Sniffing Eye Seeing Bomb dogs? That way, blind people could get paid for being led around, and could be contributing members of our society, and we’d all be safer too.
Echt, dit boek is een feest voor literatuurwetenschappers (ik heb er zelfs twee presentaties over gehouden). Maar wees gerust, ook voor niet-literatuurwetenschappers is het een geweldig boek. Het is niet moeilijk te lezen, ook niet in het Engels. Het is echt een aanrader. Dus koop het. Nu! (ja, dat is een bevel)