Laura’s fictie: De kat en de muis

Een verhaal wat ik een paar jaar geleden heb geschreven, geïnspireerd door Toon Tellegens dierenverhalen:

De kat en de muis

De kat liep met snelle passen door het huis met opgeheven kop. Het was een trotse kat, het huis was zijn eigendom, zijn territorium. Maar toen rook hij iets, een geur die hij nog maar een paar keer in zijn leven geroken had, een geur die zijn maag deed knorren. Hij snoof aan de onderkant van de muren en met elke stap die hij zette, werd de geur sterker. Tenslotte kwam hij aan bij een klein gat in de muur, net naast het dressoir. Daar was de geur het sterkst. De kat probeerde er met zijn snoet in te komen, maar dat lukte hem niet. Hij probeerde het nogmaals, maar deze keer met zijn poot. Hij raakte iets, iets kleins en zachts. Het piepte. Verbaasd trok de kat zijn poot terug. Er kwam een grijs beestje tevoorschijn.
’Wat denk je wel niet dat je aan het doen bent?’ piepte het.
De kat keek naar zijn zwarte kraaloogjes en de grote, grijze oren. Hij wist niet dat dit soort beestjes ook konden leven, hij had ze alleen dood gezien.
’Ik wil je opeten.’ zei de kat.
Het beestje, dat een muis was, keek hem boos aan.
’Ik laat je mij echt niet opeten hoor! Waarom wil je dat?’
’Je ruikt zo lekker.’
‘Je gaat toch niet iedereen die lekker ruikt, opeten?’
De kat dacht even na en gaf hem toen gelijk. Zijn baasje rook ook weleens lekker, maar hij had er nooit aan gedacht hem op te eten.
’Waar woon jij?’ vroeg de kat nieuwsgierig.
De muis wees naar het gat.
’Is het mooi daar?’
’Waarom kom je niet mee naar binnen, dan kun je het zelf zien.’
De kat schudde droevig zijn kop.
‘Ik kom daar nooit door heen.’
’Dat is waar.’ zei de muis, die ook droevig was.
Er viel even een stilte. De muis kon niet tegen stiltes en besloot om hem om te vullen.
’En waar woon jij?’
De kat hief zijn kop trots omhoog en wees met zijn poot om hem heen.
’Alles hier om mij heen is van mij.’
’Ook het riool?’
De kat keek de muis verward aan.
’Het riool?’
’Ja, de buizen waar het wcwater naar toe gaat. Het is buiten dit huis.’
De trots van de kat werd gekrenkt, maar hij deed net alsof het niet gebeurd was.
’Het riool hoort niet bij het huis, maar ik hoef het ook niet per se. Het is niet echt nodig.’
’Natuurlijk hoort het niet bij het huis. Er is nog een hele wereld om dit huis, maar dat is ook niet van jou.’
De kat vroeg zich af wat de muis precies met de wereld bedoelde, bedoelde hij soms de achtertuin? Misschien was de wereld het gebied achter de hoge struiken die de tuin omringden. De kat wist het niet, maar hij liet het niet merken.
’Waarom kies je er niet voor om de wereld te ontdekken?’ vroeg de muis.
’Dat kan niet, ik moet in het huis blijven van mijn baasje.’ antwoordde de kat.
De muis begreep het niet, vrijheid was toch het beste wat er was?
’Je beleeft avonturen, het leven is nooit saai. Je hebt de ruimte, je ontmoet andere dieren.’ somde de muis op.
Het klonk erg verleidelijk voor de kat, maar toen hij erover nadacht, zaten er ook voordelen aan een beperkte vrijheid.
’Ik krijg elke dag te eten, ik heb een plaats om te slapen en het is hier altijd lekker warm. Als ik behoefte heb aan genegenheid, kruip ik op schoot bij mijn baasje en die vindt dat nooit erg. Ik hoef nooit bang te zijn dat er niemand is die van me houdt.’
De muis knikte en begreep wat de kat bedoelde. De twee beesten zeiden elkaar gedag. De muis ging terug naar zijn holletje, verlangend naar luxe en een veilige plaats om te wonen en de kat ging terug naar het kussen waarop hij altijd op lag, verlangend naar vrijheid.

© Laura Bosua