Vijf tips voor als het even wat minder gaat

Soms is alles k-u-t. Iedereen is stom, alles gaat slecht. Daarom heb ik vijf tips voor als het even wat minder gaat. Hopelijk ga je je hierdoor ietsje beter voelen!

1. Houd een boekje bij met de dingen die je fijn vindt.
Als je je sip voelt, is het moeilijk om aan de leuke dingen te denken. Maar dat is júist wat je moet doen. Houd daarom een lijstje bij met  alle dingen die jij fijn vindt en probeer de lijst zo lang mogelijk te maken. Daarnaast kun je in een schriftje de complimenten die je hebt gekregen bijhouden. Vaak herinner je de gemene dingen beter, maar misschien helpt dit wel om juist de aardige opmerkingen te onthouden.

2. Praat erover.
Het is niet altijd makkelijk, maar: praat erover met anderen. Vaak wordt het in je hoofd een chaos en met anderen praten helpt je om het in perspectief te zetten. Krop het dus niet op. In plaats van praten, kun je het ook van je af schrijven.

3. Luister vrolijke liedjes.
Zielige liedjes sleuren je alleen nog maar dieper het donker in. Dus luister naar vrolijke liedjes en ga dansen of zing mee! Luister bijvoorbeeld naar dit liedje. Of dit liedje (maakt me niet uit dat het van een Disney-sterretje is, het gaat erom dat het vrolijk is oké).  Dit liedje kan ook.

4. Zoek afleiding.
Kijk een film, lees een boek, ga sporten, maak een wandeling, bespeel een muziekinstrument, ga de hond/kat aaien, spreek met vrienden af. Er is zoveel dat je kunt doen!

5. Huil het eruit.
Big boys/girls don’t cry? Je hoeft niet altijd stoer te zijn. Een huilbui op zijn tijd kan enorm opluchten. Wel even een zakdoekje erbij pakken.

Hebben jullie nog meer tips?

De Bergen


Zo ziet het er nu uit.

Natuurlijk deed ik vroeger aan tikkertje, verstoppertje en stoepkrijten. Maar er was nog iets. Iets wat veel spannender was: naar de Bergen gaan.
‘Eh Laura.’ denk je nu. ‘Bergen? In Nederland? In Zuid-Holland nota bene?’
Nee, lieve lezer, het waren geen echte bergen. Het waren zelfs amper heuvels te noemen. Maar in de verbeelding van een klein kindje kunnen dat heus wel bergen zijn.

Het waren dus heuveltjes, aan de rand van de wijk. Het was Woest en Wild daar. Er groeide van alles, maar vooral onkruid. En als je een stukje verder liep, kwam je bij het ‘strandje’, want het ligt aan een rivier. We hadden ook een geheime plek, die ieders geheime plek was. Lopen over de rotsen, troep verzamelen, doen alsof je in een avonturenboek beland was.

We hadden zelfs een eigen hond. Of nou ja, het zal vast iemands hond geweest zijn, maar die hond liep er altijd rond, in de Bergen. Hoe hij heette, weet ik niet meer, maar zeker weten dat hij ons beschermen zou, mocht er wat gebeuren.

En nu? Nu ben ik twintig en zijn de Bergen verdwenen. Er staan villa’s, er is een fietspad en een voetbalveld. En er is gras. Heel veel gras. Maar als ik mijn ogen dicht doe, weet ik nog precies hoe het eruit ziet.

Min zeskommanogwat


Ik ben praktisch blind*. Ik heb namelijk min zeskommanogwat. Dit, lieve mensen die wél goed kunnen zien (wacht maar tot je oud wordt en een leesbril moet hebben), betekent dat je eigenlijk niets ziet, behalve een waas van kleuren (oké overdreven, maar niets is leesbaar zonder bril). Zoiets gebeurt niet in één keer. Nee, het gaat ongeveer zo.

Je zit in groep vijf (of: ik zat in groep vijf) en als hipster heb je natuurlijk het achterste tafeltje genomen (het voorste tafeltje is voor nerdssss). En opeens merk je dat je het bord niet zo goed kan lezen.
‘Wat staat er?’ vraag je aan degene die naast je zit.
Maar dat vraag je nogal vaak, dus ga je naar de juf. Die plaatst je een tafeltje naar voren (oh mijn god, daar gaat mijn reputatie). Dat gaat een tijdje goed. En dan vraag je aan degene naast je: ‘Wat staat er op het bord?’ Nog een tafeltje naar voren. Totdat je vooraan zit, tussen de nerds, en je ouders besluiten om met je naar de opticien te gaan (‘Ja sorry Laura, maar het is voor onze reputatie als je ouders ook niet goed als je vooraan zit.’).

En voor je het weet, heb je een bril. Nu moet je goed weten, in die tijd (de jaren negentig, je weet wel) waren brillen nog niet hip(ster). En als je negen bent, neem je nog geen lenzen. Dus dan heb je mooi pech.

Op mijn vijftiende kreeg ik lenzen. Er ging een wereld voor me open. Geen beslagen of vieze glazen. Mascara opdoen en dat iedereen dat nog ziet ook. En mijn zicht had geen randje meer om zich heen.

(Wat ik niet zal vertellen, is dat ik harde lenzen heb. Harde lenzen zijn nogal k-u-t, in het begin. Lastig in te doen enzo. Dat heeft tot veel gestamp en geschreeuw geleid, maar goed, dat weten jullie niet, want dat vertel ik niet.)

Maar toen werden brillen opeens hip. Ik kreeg een nieuwe bril en ging deze steeds vaker, zeg maar elke dag, dragen. En nu? Nu draag ik weer vaker mijn lenzen. Want ik droeg al een bril toen het niet hip was. En als echte hipster wil ik niet aan zo’n trend bijdragen.

(Ik beschouw mezelf noch als een emo noch als een huppelkutje noch als een hipster, want ik ben gewoon mezelf, maar dat wisten jullie al).

(*Even voor de zekerheid: ik weet dat er slechtzienden zijn die mijn blog lezen. Dit is uiteraard zwaar overdreven en grappig bedoeld, dus ik hoop niet dat jullie het als beledigend opvatten, want dat is uiteraard niet de bedoeling).

Hebben jullie een bril/lenzen?

Mijn haar staat in de krant


Als je erop klikt, zie je het groter. Het pijltje wijst naar mijn haar.

Ik ben natuurlijk al een BN’er (zelfs een BE’er, dat is een Bekende Europeaan), maar mijn roem is weer groter geworden. Ik sta namelijk in het NRC Handelsblad. Met mijn haar. Dat kunt u hierboven zien. Naast het meisje (ik heb haar gezicht maar even zwart gemaakt, want ik weet niet of ze het op prijs kan stellen dat ze op mijn blog staat) ziet u een deel van mijn geweldige roodbruine haarcoupe, ziet het er niet prachtig uit? En hij glimlacht nog lief ook.

‘Een vraagje: waarom sta jij met je haar in de krant?’
Dat is nog eens een goede vraag, lezer. Ik zal het je vertellen.

Het begon op een dag in maart. Ik zag in de NRC Next een oproepje staan voor een workshop die iets met de ziel te maken had. Géén idee wat het was, maar het leek me wel interessant. En eng. Vooral eng. Dus mailde ik en ja hoor: ik kreeg antwoord dat ik samen met 19 anderen (uit 70 mensen) was gekozen om de Soul Masqué (want zo heet het) bij te wonen in het Nieuw Rotterdams Café (dat is in Rotterdam, maar dat had je al kunnen raden). Eerst dacht: jeeeeej, supergaaf! En toen dacht ik: oooooooh, supereng.
Maar ik ben van mening dat als je dingen eng vindt je ze juist moet doen, dus ja hoor, daar ging ik.

Voor de mensen die mij een bangepoeperd vinden, er zijn drie redenen waarom dit eng is:
1. Het is met mensen die je niet kent. Gewoon niemand. Zelfs niet iemand een heel klein beetje.
2. Ik ben niet zo’n persoon die dat zo makkelijk vindt (het verlegen typje).
3. Ik had GEEN idee wat we zouden doen.

Goed, eerst moest je een sluier omdoen, zodat alleen je ogen zichtbaar waren en daar werd een foto van gemaakt. Vervolgens kregen we vragen waar we het in een groepje over moesten hebben (dit ging over maskers en de ziel). Mijn groepje was eigenwijs en bedacht dat er eigenlijk niet zoiets als maskers zijn, maar dat die zogenaamde ‘maskers’ onderdeel zijn van je eigen identiteit. Een beetje waar ik het al eerder over heb gehad.

Daarna was er een interview met filosofe en theologie Maria Hedda Post, die vertelde over de betekenis van de ziel in verschillende tradities. Erg interessant!
Daarna pauze en de: ‘Oh mijn god, met wie moet ik praten?’-vraag. Uiteindelijk ben ik gewoon op een man afgestapt en hebben we een interessant gesprek over literatuur gehad, dus +1 voor mij!

Vervolgens een lezing van Jan Drost over de zielsverwant en romantiek. Hij heeft een boek geschreven (‘Het Romantisch Misverstand’, ik heb het zelf nog niet gelezen, maar lijkt me wel leuk) over romantiek en de misverstanden daarvan. Bijvoorbeeld dat we op zoek zijn naar ons wederhelft en daarbij vertelde hij ook het verhaal dat ik een keer op mijn blog heb gezet.

Tja en wat was dat nou met die foto’s? Op een gegeven moment kwamen de foto’s + een nummer (iedereen kreeg een nummer) op het scherm en moest je in één woord opschrijven wat je in die ogen zag. Daarna gingen we een soul-speeddate doen (ja ja, helaas heb ik mijn ‘zielsverwant’ daar niet gevonden). Je ging tegenover iemand zitten en dan moest je zeggen wat je bij het nummer van de ander had opgeschreven en daar vervolgens over praten.
Dit vond ik het interessantste gedeelte. Het is heel raar, maar ik werd er heel open door en vertelde dingen die ik normaal niet zo snel zou zeggen. Zo heb ik bijvoorbeeld ook gezegd dat ik het eng vond om naar de workshop toe te gaan.
Je moest met vier mensen praten en dit is wat ze bij mij hebben opgeschreven: warm, oprecht, levenslustig en mystiek. Of het klopt? Dat is moeilijk te zeggen, maar het is in ieder geval wel positief!

Dan nu de conclusie: ik vond het erg interessant (overigens komt dit concept ook op de Nacht van de Filosofie, gaat daar nog iemand naar toe? Ik zit erover na te denken, maar degene met wie ik wilde kan helaas niet en het is wel duur. Maar misschien dat ik toch ga als iemand van jullie ook wil, maar ik weet het niet zeker hoor! Laat maar weten in ieder geval.) en ik ben blij dat ik het gedaan heb. En niet alleen omdat mijn haar nu in de krant staat.
Oké, misschien een beetje dan.

U of jij?

Deze situatie komt jullie vast wel bekend voor:
‘Wilt u een kopje koffie?’
‘Zeg maar je hoor!’
Vervolgens ga je automatisch door op de u-stand.

Ik weet niet wat het is. Het lukt me eigenlijk nooit zo goed. Ik zeg misschien een paar keer ‘je’, maar dan verval ik weer in het u-gebruik. Ben ik wat dat betreft te goed opgevoed (beleefd zijn tegen mensen die ouder zijn dan jij)? Of ben ik gewoon heel irritant? Want, dat is het punt: vaak willen mensen helemaal niet dat je ‘u’ tegen ze zegt. Dan voelen ze zich namelijk oud.

Zelf ben ik nog niet in dat stadium aanbeland. Ik zie eruit als en ben natuurlijk nog maar een meisje. Als mensen dan ‘u’ tegen me zeggen, denk ik: ‘Jij bent gek!’
Vooral omdat ik eruit zie als een twaalfjarige (grapje, tienjarige).

Dus ik ben radeloos. Wat moet ik nou zeggen? Sommige mensen zijn beledigd als je ‘je’ zegt, andere vinden het héél irritant als je ‘u’ zegt.

Ik zeg wel helemaal niets meer.

(Of ik ga over op kleuterstand: ‘Wil Annemieke een kopje koffie?’)

Hoe doen jullie dat? (of moet ik ‘u’ zeggen?)

Wie jarig is, trakteert!

Ik plaats mijn blogjes altijd om 23:45 (ik weet eigenlijk ook niet meer waarom). Dus eigenlijk bestaat mijn blog nog geen jaar, tenminste, voor de mensen die dit binnen een kwartier na plaatsen lezen. Voor de mensen die niet zo laat opblijven: JEEEEEEJ, MIJN BLOG BESTAAT EEN JAAR!

Morgen zal ik een supersentimenteel verhaal ophangen over dat jaar, maar eerst is het tijd voor traktaties. Net zoals vroeger. Alleen krijgen jullie geen chips of rozijntjes. Ook geen nagellakjes in vreemde kleuren die één euro vijftig kosten. En niet iedereen krijgt iets (sorry…). Goed, op naar de cadeautjes:


Bron: leukpostpapier.nl 

1. Briefpapier van leukpostpapier.nl
Tijdens de tweede ronde van Laura’s brieven waarbij ik naar bloggers, bekenden en onbekenden schreef, maakte ik gebruik van het briefpapier van leukpostpapier.nl Nu mag ik één pakketje daarvan verloten! Het is een schande dat zo weinig mensen brieven schrijven, dus hopelijk gaan jullie het nu wel doen!


Bron: www.meneersimmering-webshop.nl

2. Notitieboekje van meneersimmering.nl
Als tweede heb ik  notitieboekje bij de webshop van meneer Simmering gekocht. Naast notitieboekjes kun je hier ook ansichtkaarten en andere leuke dingen kopen. Dus mocht je zelf wat leuks zien: tot 12 april krijg je met de kortingscode LAURA (want zo heet ik, dus dat is wel logisch) 20% korting krijgen bij een bestelling vanaf 20 euro.


Bron: groupon.nl

3. Een Groupon-cadeaubon van vijftien euro.
Ook mag ik een voucher van vijftien euro verloten die je kan uitgeven op Groupon.nl, bij welke actie je maar wil!


Bron: korteverhalenschrijven.nl

4. Het boek ‘Korte verhalen schrijven’ van Ton Rozeman.
Ton Rozeman kennen jullie al van het interview dat ik met hem deed. En nu mag ik zijn boek weggeven! Ik heb het zelf ook gelezen en ik vond het erg handig, moet ik zeggen :)

Je zou me natuurlijk kunnen volgen op BlogLovin’, Twitter, Facebook en dergelijke. Je zou een tweet kunnen plaatsen met ‘Ik doe mee aan de fantastische winactie van Lauradenkt.nl!!!’. Of jullie zouden me allemaal fanmail kunnen sturen. Maar weet je? Het maakt geen drol uit voor je winkans. Ik doe dit niet, omdat ik meer bezoekers wil, maar omdat ik de lezers die ik heb wil bedanken.

Het enige wat je moet doen, is een reactie achterlaten met wat je wil winnen (je mag ook alle vier de dingen zeggen he, ik beloof dat ik je niet gretig zal vinden!). En iedereen mag meedoen: familie, vrienden, vage bekenden, mensen die ik niet aardig vind (ik ben in een goede bui) en natuurlijk de onbekenden.

De winactie sluit op 31 maart om 12:00 uur. Via een randomgenerator (geweldig woord) zal ik dan de winnaars ubepalen en die krijgen een mailtje. Zorg dus dat je een bestaand e-mailadres opgeeft! (maakt niet uit als dat betekent dat je e-mailadres br33zuHrgiiRl-12@hotmail.com is, zelfs dan maak je nog kans).

Dus doe mee en vergeet me niet te feliciteren! (grapje, ook dan maak je nog kans, ja ja, ik ben écht in een aardige bui!)

Het Leids kwartiertje

Voor de mensen die het niet snappen.

Vroeger, op de middelbare school, stond er op het rooster: wiskunde begint om vijf over tien. En dan begon het ook echt om vijf over tien. Maar zo niet op de universiteit Leiden.

Op mijn rooster nu staat bijvoorbeeld: het college begint om drie uur. Maar niets blijkt minder waar te zijn. Waarom zou je je aan het rooster houden?? Wij beginnen gewoon een kwartier later. En dit, lieve mensen, wordt ook wel het Leids kwartiertje genoemd.

Een college duurt meestal twee uur, of nou ja, volgens het rooster dan. Maar met het Leids kwartiertje en een kwartiertje pauze komt dat meestal neer op anderhalf uur. Kijk, daar houden we van.

Nu schijnt het dat niet alle studies hieraan doen, het zou zelfs best kunnen dat het alleen voorbestemd is aan de faculteit geesteswetenschappen of misschien wel alleen aan de studie Literatuurwetenschap (nóg een reden om deze studie te kiezen).

En dan zijn er van die docenten, die willen dan opeens om elf uur beginnen in plaats van kwart over elf. Kijk, daar kan ik nog mee leven. Maar docenten die geen pauze houden? Daar word ik heel agressief van.

Hoe zit het bij jullie, mede-studenten? Hebben jullie ook een academisch kwartiertje?  En voor de werklui: houden jullie wel eens zo’n kwartiertje, gewoon, omdat het kan?

Kunst kan geen kwaad

Eén van mijn vele prachtige kunstwerken die ik als vijfjarige maakte.

Dit is een praktische opdracht die ik in de vijfde voor filosofie heb gemaakt. Ik vond het wel grappig om hem terug te lezen (overigens vind ik David van Michelangelo geen afzichtelijk beeld, maar ik moest even iets bedenken)! Er zullen vast wel fouten in zitten, dus vertel het maar als je er één gevonden hebt.

Kunst kan geen kwaad

Vroeger maakte ik tekeningen van prinsessen, kastelen en mezelf. ‘Mooi hoor, echt kunst!’ riepen mijn ouders dan, terwijl ze keken naar een hoop gekladder met wat kleur erdoorheen. Nu weet ik dat ze het niet menen dat het kunst was wat ik maakte, maar dat ze het zeiden, omdat… Ja, omdat ouders dat nu eenmaal zeggen. Maar wat is dan wel kunst? De Mona Lisa, de Rood-Blauwe stoel van Rietveld of de Venus van Milo. Althans, dat wordt wereldwijd beweerd. Maar waarom krijgen de abstracte schilderijen van Mondriaan het etiket kunst opgeplakt en mijn kleiwerkjes uit groep één niet? Er wordt vaak gedacht dat kunst mooi moet zijn. Maar ik vind de David van Michelangelo werkelijk een afzichtelijk beeld, terwijl mijn filosofieleraar er haast verliefd op is. Wat is kunst dan wel? Daar verschillen de meningen over. Vijf theorieën zijn daaruit voorgekomen en die zal ik allemaal gaan behandelen.

Als eerste de mimetische theorie waarnaar Plato’s voorkeur gaat. Deze theorie gaat ervan uit dat kunst nabootsing is. Want als ik een stokstaartje teken, dan is dat altijd naar voorbeeld van de stokstaartjes die ik gezien heb. Oftewel; ik maak een imitatie. En niet zomaar een imitatie. Nee, een imitatie van een imitatie. Hoe kan dat? vraag je je misschien af. Dit heeft te maken met de Ideeënleer van Plato. Deze leer houdt in dat, om even een voorbeeld te noemen,  het nagellakflesje dat op mijn bureau staat niet echt is, maar schijn. En niet alleen mijn nagellakflesje, maar ook die van mijn filosofieleraar en van iedereen in de wereld. Wat is dan wel echt? Al die nagellakflesje komen van de volmaakte nagellakflesjeheid af en dat is echt. Wij leven in een schijnwereld, bedrogen door onze zintuiglijke waarnemingen en daarboven staat de echte Ideeënwereld. Als ik kijk naar mijn stijltang, een imitatie van de Idee stijltang, en daar een tekening van maak, dan is dat dus een imitatie van de imitatie.

Nee, zeggen andere mensen. Kunst is geen imitatie, maar een uiting van gevoel. Het is dus iets van het innerlijk. De kunstenaar moet niet de (schijn)werkelijkheid imiteren, maar blijk geven aan zijn gevoelens, emoties etc. De Italiaanse filosoof Benedetto Croce vindt dat kunst ‘verbeeldende expressie’ is, want het bevindt zich in het brein van de kunstenaar. De verbeelding is volgens hem tegelijkertijd de expressie. Als in mijn hoofd een beeld zie van mijn schilderij, dan is dat al kunst, ook al komt het nooit op doek terecht. Dit is het idealisme. Het meisje met de parel in het hoofd van Vermeer is belangrijker dan het materiële kunstwerk zelf. Aanhangers van het formalisme zijn het hier absoluut niet mee eens.

Bij het formalisme gaat het om l’art pour l’art: de kunst om de kunst. Het maakt dus niet uit wat voor bedoeling de kunstenaar met zijn kunstwerk heeft of waar het op lijkt. Het aanvaardt alleen maar interne, intrinsieke beoordelingscriteria. Er wordt dus gekeken naar compositie of kleuren. Tegen deze theorie worden vele bezwaren gemaakt. Door alleen naar de vorm te kijken, wordt er geen recht gedaan aan de betekenis van kunst. Mozart wilde toch meer dan ingewikkelde composities maken? Hij wilde toch ook zijn gevoelens uitdrukken, iets zeggen? Aanhangers van het formalisme trekken zich daar echter niets van aan. Het gaat hen om de kunst op zichzelf en alles wat daar buiten staat, doet er niet toe.

De vierde theorie gaat ervan uit dat kunst puur symbolisch is. De filosofe Suzanne Langer is hiervan een aanhanger. Volgens haar zijn de theorieën die hierboven genoemd zijn te beperkt. Als ik een gedicht lees van Lucebert, dan heeft dat gedicht een betekenis, het gaat ergens over. Dat wil niet zeggen dat het voor iedereen over hetzelfde gaat. Voor mij gaat ‘If’ van Rudyard Kipling misschien over de perfecte man, maar voor een ander is het een gedicht over aan hoeveel eisen de man moest voldoen en de onbereikbaarheid van dat doel. Interpretatie is hiervoor het woord. En interpretatie verschilt van persoon tot persoon. De mens beschikt de eigenschap om betekenis toe te kennen aan iets. We beschikken over symbolen. Zo beweert Wittgenstein dat taal een afbeelding is van de werkelijkheid. Volgens Langer geldt datzelfde voor kunst. Via taal kunnen we bepaalde gedachten overbrengen, maar dat kan ook via de kunst.

Als laatste bestaat er de theorie van Kant. Het is belangrijk bij kunst dat er geen genot of begeerte uitgehaald wordt. Het gaat dus puur om het genieten van de schoonheid. Het mag niet in begrippen worden ingekaderd. Een kunstwerk hoort op zichzelf te staan, zonder belangen en idealen. Kant maakt dus een onderscheid tussen het mooie en het aangename. Het kunstwerk moet op zichzelf staan.

Zelf weet ik ook een beetje van kunst af. Vorig jaar heb ik talloze beelden, schilderingen en gebouwen gezien in Rome. Maar wat dat tot kunst maakt? Met geen van de bovenstaande theorieën ben ik het volledig eens. Ja, kunst is een imitatie van iets. Ik kan immers geen olifant schilderen als ik er nog nooit één gezien heb. Maar maakt alleen die imitatie iets tot kunst? Nee, ik vind dat het gevoel dat erin gestopt wordt ook belangrijk is. Met welk gevoel heeft de kunstenaar dit beeld gemaakt en waarom? Niet alleen de gevoelens  van de kunstenaar is daarbij belangrijk, maar ook die van mezelf. Wat zie ik in dit schilderij? Hoe kan ik het op mezelf betrekken? Dat is voor iedereen weer anders. Voor mij is kunst dus meer dan de vorm en het gaat mij niet om l’art pour l’art. Juist de belangen en idealen kunnen mij helpen een schilderij beter te begrijpen. Maar waar het allemaal uiteindelijk om gaat en wat Maarten Biesheuvel verwoordde: kunst kan geen kwaad.

Studenten: vijf types

httpv://www.youtube.com/watch?v=T62y4PaaDdM&feature=related

De vrouwelijke versie van nummer drie.

‘Ja, maar Laura, dit zijn allemaal vooroordelen en dat mag niet en je plaatst mensen in hokjes.’
Ja, lieve lezer, natuurlijk is het onderstaande een overhaaste generalisatie, maar je moet het vooral met een dikke, vette knipoog zien. Het is allemaal zwaar overdreven. Dus voel je niet beledigd/aangesproken.

1. De serieuze student.
Deze student kan zijn tas (ik heb geen zin om de hele tijd zijn/haar te doen, dus ik doe maar even zijn) bijna niet dragen door alle boeken die hij mee draagt. De paper die we over een paar weken moeten schrijven, heeft hij al af. Elk college zit hij vooraan en steekt gretig zijn vinger op wanneer de docent iets vraagt. Hij zou een hekel hebben aan pauzes, ware het niet dat hij dan de docent kan bestoken met vragen. Hij haalt altijd negens (en als hij een acht haalt, is hij bedroefd) en kijkt neer op mensen die dat niet doen.

2. De luie student.
Je weet eigenlijk niet meer hoe hij heet en ook niet waar hij vandaan komt. Net als je denkt dat hij gestopt is, duikt hij weer op. Hij haalt nooit de deadline en de artikelen leest hij niet. En tóch, op de één of andere vage manier, heeft hij het volgende jaar gehaald.

3. De studentikoze student.
Hij vindt alles ‘vet chill’ en als het dat niet is, dan is het ‘a-relaxt’. Volgend jaar gaat hij in het bestuur van zijn studentenvereniging, maar voor nu voldoet het alle meisjes in het dispuut afgaan ook wel. Hij woont in een studentenhuis met twintig huisgenootjes, drinkt bier voor zijn ontbijt (dat is de beste manier om over een kater heen te komen) en mocht het niet lukken met de studie? Ach, dan doet hij toch weer gewoon een andere? Pappie betaalt het wel.

4. De stille student.
Van deze student weet je de naam eigenlijk ook niet meer. Hij is altijd bij het college, leest de artikelen, maar zegt eigenlijk nooit iets. Pas bij een presentatie kom je erachter hoe zijn stem ook alweer klinkt. Dit is de student wiens naam je vergeet bij een reünie.

5. De excentrieke student.
Hij draagt broeken in neonkleurtjes, pauwenveren in zijn haar of andere vreemde attributen. Soms doet hij midden in het college een dansje of begint spontaan te zingen. Niets is hem te gek.  Op een reünie weet iedereen wél wie hij is.

Goed, dat waren de hokjes dan.
‘In welk hokje pas jij eigenlijk, Laura?’
Ik denk een combinatie van de stille student (ik zeg nooit zoveel tijdens college) en de serieuze student (ik lees bijna alle artikelen wel, maar ik haal helaas geen negens). Klinkt zieliger dan het is :P

En hoe zit het met jullie? Pas jij in één van deze hokjes? ;)

De nadelen van twee dagen college in de week

Keer op keer zijn mensen verbaasd en jaloers wanneer ik het vertel.
‘Ik? Oh, ik heb maar twee dagen college in de week. Ja, twee dagen. Acht uur in totaal.’
Hun mond valt open en ze kunnen het simpelweg niet geloven.
‘Twee dagen? Maar- is dat überhaupt mogelijk?’
Ja, mensen, dat is mogelijk. Wil jij het ook? Ga dan Literatuurwetenschap in Leiden studeren.

Maar hoewel het erg fijn kan zijn om maar twee dagen college te hebben (vooral als je er twee uur over doet om naar Leiden te komen), zijn er ook nadelen.
‘Niet!’
Oh jawel.

Twee dagen college betekent namelijk niet dat je niets hoeft te doen. Elke week moet ik een boek lezen en een film kijken (oké, er zijn ergere dingen in de wereld, maar het zijn helaas niet altijd de leukste boeken en films) en vooral veel, heel veel artikelen lezen. En nee, die zijn niet in Jip en Janneke-taal geschreven. Of in het Nederlands, op een paar uitzonderingen na. (‘In welke taal dan wel?’ ‘In het Perzisch. Wat denk je zelf?’) We hebben weinig opdrachten, maar je moet wel veel begrijpen en veel lezen. En dus: zelf-discipline hebben. Anders gaat het je niet lukken.

Dan nog iets: op vrijdag rond een uur of vijf is iedereen in extase. Het is weekend! Maar mijn weekend begint al om donderdag drie uur (vorig jaar zelfs op woensdagmiddag) en duurt tot en met maandag. Bovendien heb ik op woensdag vrij. Waarschijnlijk vinden jullie dat ik niet moet zeuren, maar: ik mis het weekendgevoel. Ik heb meer vrij dan college. En het ritme is moeilijk te vinden (tenzij je die zelf creëert, wat ik wel probeer, maar dat is nog best lastig).

Dus ja, ik moet heel blij zijn met twee dagen college, later zou ik willen dat ik terug kon et cetera, maar bedenk wel, lieve mensen: het is niet alleen maar leuk.

(haha oké, zo erg is het niet)