Het houdt nooit op

httpv://www.youtube.com/watch?v=bpYTFsnn4LE

Een begrip dat een grote rol speelt bij de studie literatuurwetenschap is intertekstualiteit. Er is intertekstualiteit in engere en in bredere zin. In engere zin wil zeggen dat er bijvoorbeeld een citaat in een boek staat wat verwijst naar een ander boek. Maar als je zelf verbanden legt tussen bepaalde literatuur of bijvoorbeeld films, wat niet voor iedereen hetzelfde hoeft te zijn, is het intertekstualiteit in bredere zin. Elke tekst heeft een enorm intertekstueel veld.

Goed, een voorbeeld. Dit liedje van Frank Sinatra, dat ik trouwens heel leuk vind. Op een gegeven moment wordt er dit gezongen:

Work like a soul inspired
Till the battle of the day is won
You may be sick and tired
But you’ll be a man, my son

Die laatste zin (but you’ll be a man, my son) doet me denken aan een gedicht en is misschien wel een directe verwijzing. Namelijk naar het gedicht ‘If’ van Rudyard Kipling, één van mijn lievelingsgedichten. In dat gedicht staan voorwaarden die je moet hebben om een Man te zijn (If you can keep your head when all about you/Are losing theirs and blaming it on you etc.). En wat zijn de laatste twee zinnen?

Yours is the Earth and everything that’s in it
And – which is more – you’ll be a Man, my son!

De zin uit het liedje komt dus overeen met dit gedeelte van het gedicht. Dit is dus intertekstualiteit in engere zin. Goed, laten we verder gaan.

Dit gedicht doet me denken aan the Jungle Book. Ja, want Rudyard Kipling is de schrijver daarvan. Het boek heb ik niet gelezen, maar de Disneyfilm heb ik uiteraard wel gezien (jeugdsentiment). Wanneer ik aan de film denk, moet ik meteen aan het leukste liedje daarin denken: de olifantenmars. Daar word je nog eens vrolijk van haha. En de olifanten(mars) doet me weer denken aan de olifantenverzameling van Annemijn.
Die laatsten zijn geen expliciete verwijzingen, dus intertekstualiteit in bredere zin (al is intertekstualiteit eigenlijk niet zo’n goed begrip, omdat het alleen ’tekst’ in zich heeft, maar het kan natuurlijk ook bij beeld en geluid). En zo kun je steeds doorgaan en doorgaan. Misschien doet Annemijn je denken aan je vroegere buurmeisje. Intertekstualiteit houdt nooit op.

Waar moest jij aan denken bij mijn voorbeelden?

Vijf tips om te zorgen dat mensen niet naast je gaan zitten in het ov

Soms heb je geen behoefte aan mensen. En zeker niet een onbekende die jou met zijn/haar volslanke lijf tegen de rechterkant van de bus drukt. Daarom heb ik vijf tips om te zorgen dat mensen niet naast je gaan zitten in het ov. Maar let op: dit mag je alleen doen als het rustig is. Dus niet in de spits!

1. Strak aankijken bij binnenkomst.
Ik ben een nieuwsgierig mens, dus bekijk ik altijd de mensen die binnenkomen bij een halte. En ik heb gemerkt dat mensen minder snel naast je komen zitten als je ze aankijkt (of ik ben heel eng, dat kan ook). Glimlach niet, maar zet een strak gezicht op (of kijk zelfs boos) en voel de leegte naast je.

2. Zet keiharde muziek op.
Het liefst hardcore of andere boemboem-muziek. Negeer de boze blikken en zet het geluid zo hard mogelijk. Alleen doen als je een gehoorbeschadiging op de koop toe wilt nemen.

3. Maak een kindje en neem het mee.
Ervan uitgaande dat de meesten van jullie nog geen ouders zijn, is het voor deze tip wel handig om er eerst even eentje te maken. Je kan er ook één lenen natuurlijk. Zorg ervoor dat het kind een nacht lang niet geslapen heeft en ook nog niets heeft gegeten die dag. Succes gegarandeerd.

4. Ga zelf huilen.
Denk aan the Lion King en voel de tranen stromen. Voor extra drama kun je ook de haren uit je hoofd trekken en keihard gillen.

5. Eet iets met knoflook. Heel veel knoflook.
Koop knoflooksaus in en eet het hele bakje op. Zorg ervoor dat je ten alle tijde je mond open houdt, zodat de geur zich door heel de bus/metro/trein verspreidt.

En, zijn jullie blij met de tips?

Wat ik geleerd heb over het Rode Kruis

httpv://www.youtube.com/watch?v=9dvnnZ849FI

Misschien weten jullie wel dat ik werk als taalcoach (vrijwilliger) bij het Rode Kruis. Twee weken geleden had ik een introductiecursus. Eerlijk gezegd had ik er niet zoveel zin in, maar het bleek leuker en interessanter dan gedacht! Ik heb veel geleerd en waarschijnlijk weten jullie ook niet zoveel over het Rode Kruis. Gelukkig ben ik daar, juf Laura, om meer informatie te geven.

Als eerste keken we bovenstaand filmpje. Daarin wordt uitgelegd hoe het Rode Kruis ontstaan is en wat het Rode Kruis precies doet. Voor de mensen die geen zin hebben om te kijken: het idee kwam van Henri Dunant, die na een veldslag in Solferino de talloze slachtoffers op het veld zag liggen. Hij was geschokt en zorgde ervoor dat er hulp werd verleend. Aan de hand daarvan bedacht hij een neutrale organisatie die gewonden verzorgt tijdens oorlogen en zo kwam in 1863 het Rode Kruis tot stand.

Het Rode Kruis handelt vanuit zeven grondbeginselen:
1. Menslievendheid: Het voorkomen en verzachten van het menselijk lijden.

2. Onpartijdigheid: Nationaliteit, ras, geloof, afkomst of politieke mening speelt geen enkele rol bij het helpen van mensen.

3. Neutraliteit: Het Rode Kruis kiest nooit een zijde tijdens een conflict. Alle slachtoffers worden geholpen, van welke partij zij ook zijn.

4. Onafhankelijkheid: Beslissingen worden genomen op grond van de grondbeginselen, niet op wat regeringen of overheden willen.

5. Vrijwilligheid: Er werken veel vrijwilligers bij het Rode Kruis (maar het zijn niet alleen maar vrijwilligers).

6. Eenheid: In elk land is er een nationale vereniging.

7. Algemeenheid: Het Rode Kruis is een wereldwijde organisatie met gelijkwaardige, nationale verenigingen.

Het embleem van het Rode Kruis is een (kan u het al raden?) rood kruis. Hier heeft de Zwitserse vlag model voor gestaan (het is de Zwitserse vlag, maar dan de kleuren omgedraaid). Behalve het Rode Kruis is er ook de Rode Halve Maan. Voor sommige Islamitische landen is het kruis niet acceptabel en daarom is dit embleem bedacht. Voor landen die geen van beiden willen (omdat bijvoorbeeld de helft van de bevolking christelijk is en de andere helft islamitisch) is er het Rode Kristal.

Het is dus een embleem, geen logo en mag niet zomaar gebruikt worden. Ik weet niet of jullie de film Ja Zuster, Nee Zuster hebben gezien, maar daar werd in eerste instantie het Rode Kruis gebruikt. Dat mocht echter niet, vandaar dat hij blauw is geworden. Ook is vooraf duidelijk gemaakt dat het Rode Kruis niets met de film te maken heeft.

Nou, ik hoop dat jullie het enigszins interessant vonden haha. Wisten jullie dit al?

Vijf dingen die kledingverkoopsters niet moeten doen


We doen even voor de grap alsof dit een pashokje is en niet mijn gordijn.

Kleding kopen is leuk. Of nou ja, het kopen zelf eigenlijk niet (pashokjes met zo’n gordijn ervoor die niet goed sluit, de hele tijd je omkleden, je maat niet kunnen vinden etc.), maar wel als je thuis komt en kijkt naar je pas aangeschafte kleding. Maar voordat je dat moment bereikt hebt, moet je de hel der kledingverkoopsters (het zijn meestal vrouwen) doorstaan.

Ik hoop heel erg dat alle kledingverkoopsters dit lezen. Hier zijn vijf dingen die ze niet zouden moeten doen.

1. Geen gedag zeggen.
De verkoopster is eigenlijk het vistiekaartje van een winkel. Dat begint wanneer je de winkel in komt. Bij een grote winkel kan ik het begrijpen dat er geen gedag wordt gezegd (bijvoorbeeld bij de H&M), maar bij de kleinere winkels vind ik het storend en bovendien onbeleefd als er geen ‘Goedemiddag!’ wordt gezegd. Lang leve de vriendelijkheid.

2. Domme dingen zeggen.
Nee, we zijn niet allemaal even slim, maar van een kledingverkoopster verwacht ik toch wel dat ze verstand van kleding en dergelijke heeft. Als je naar mijn benen (en lengte) kijkt, zou het je misschien kunnen opvallen dat ik niet de langste ben. Als ik vervolgens een broek aan trek en het pashokje uit kom en je ziet dat de pijpen veel te lang zijn, dan hoef je dat van mij niet te melden. Ik ben namelijk niet blind. En probeer me vooral geen broek met een kortere lengtemaat aan te smeren, want dat gaat hem niet worden. Dit is één voorbeeld van een domme opmerking, maar je kunt er zelf nog wel meer bedenken misschien.

3. Ongevraagd advies geven.
Ik winkel nooit alleen, meestal met mijn moeder. Ik weet niet hoe het bij jullie zit, maar ik vind het wel handig, want mijn moeder kan dan zeggen of iets leuk staat of niet (en ze zal niet zeggen dat het leuk staat, wanneer dat niet het geval is). Zeg maar mijn eigen personal shopper. Het is duidelijk dat ik met mijn moeder ben, want ik zeg dingen als ‘Mam, je kunt kijken!’. Eén personal adviser is al genoeg, maar dat schijnen kledingverkoopsters niet door te hebben. Wanneer ik bijvoorbeeld een shirtje aan trek en mezelf in de spiegel bekijk (want in sommige winkels zijn de spiegels alleen buiten het pashokje, ir-ri-tant), krijg ik ongevraagd advies zoals: ‘Oooh, staat je goed zeg!’ (ook als het me niet goed staat) en: ‘Dit jasje staat er mooi bij.’
Als ik advies wil, dan vraag ik er wel om. Laat me met rust.

4. Het pashokje ingaan.
Deze gaat vaak samen met nummer 3. Een paar maanden geleden was ik in de Hunkemöller een BH aan het passen). In een pashokje. Met van die hele dikke gordijnen die wél goed sluiten ter privacy. Met een spiegel ín het pashokje. Mijn moeder zat buiten en ik riep: ‘Ik heb hem aan!’
Mijn moeder kwam het pashokje binnen. Nog geen seconde later werd het gordijn woest open gerukt en kwam er een verkoopster naar binnen. Ongevraagd. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar niet iedereen hoeft mij in mijn BH te zien. En al helemaal niet ongevraagd!
(Ik had ook een keer dat iemand het gordijn open rukte, omdat ze dacht dat het haar pashokje was… Gelukkig was ik aangekleed. Maar dat is een ander verhaal.)

5. Verkleinwoorden gebruiken.
Ik ben dol op verkleinwoorden. Ze maken woorden zo schattig. Maar niet in een kledingwinkel. Als ik ‘Ik zal even een s-je voor je pakken!’ hoor, krijg ik spontaan rillingen.

Heb jij nog meer tips voor kledingverkoopster? Of ben jij misschien zelf zo’n kledingverkoopster en voel je je zwaar beledigd? Zeg ik echt dikke onzin? Laat het me weten!

Een Ferrari, een Rolls Royce en een winkelwagentje van de Albert Heijn


Zo zag ik eruit op mijn eindexamengala. Mét make-up. En nee, dat heb ik niet zelf gedaan, ik vind het al knap dat ik mascara op kan doen.

Een paar dagen geleden had mijn broertje zijn eindexamengala. Toen ik hem in zijn pak zag, dacht ik: wat worden ze toch snel groot he! (Nee grapje, ben zijn moeder niet). Na een fotosessie van een uur waar ik de geweldige foto’s maakte, ging hij er vandoor in zijn Rolls Royce. Naar het pannenkoekenhuis. Want daar was het gala namelijk. Tja, op mijn vroegere middelbare school weten ze niet echt wat glamour is.

Twee jaar geleden had ik mijn eindexamengala. Toen was het nog op een boot. Dan moet je niet denken dat het veel hipper was dan dit gala. We moesten namelijk met onze hakken door de modder en van een heuvel af om op de rode loper te komen. Niet bepaald Hollywood-achtig.

Belangrijk bij een gala is natuurlijk de entree. Naast de Rolls Royce van mijn broertje (Ja, die is echt van hem, heeft hij zelf gekocht! Hij gaat er ook mee naar school enzo.) was er onder andere een Ferrari en een Range Rover. Oh ja, en een winkelwagentje van de Albert Heijn.

Tot mijn verbazing zag ik bij het gala van mijn broertje dat de hakken hoger en de jurkjes korter waren van de meisjes. Zijn klasgenoten die er in normale kloffie als jongetjes uit zagen, waren nu heuse mannen.

Sommigen zagen eruit alsof ze hun vaders pak aan hadden. Ik zag een jongen met een witte broek, een zwart jasje en een roze overhemd. Ik weet niet welk fashion statement hij hiermee probeert te maken, maar ik vond het niet zo geslaagd. Gewoon niet doen.

Er waren ook jongens mannen met sneakers onder hun pak. Ik weet niet veel van mode af, maar dit weet ik wel: sneakers horen NIET onder een pak.

Na het uitzwaaien in de koude wind ging ik weer naar huis en trok mijn zogeheten relaxbroek aan. Zit toch een heel stuk beter dan zo’n strak jurkje.

Hebben jullie een eindexamen (gehad)?

(Groot)ouders: u of jij?

Ik heb het er al eerder over gehad over u/jij zeggen tegen oudere mensen. Maar hoe zit dat met je (groot)ouders?

Allereerst over Mutti en Vati. Zelf zeg ik ‘je’ tegen mijn ouders. Natuurlijk omdat me dat zo geleerd is, maar ik sta er ook zelf achter. Als je ‘u’ zegt tegen je ouders, dan schept dat een bepaald soort afstand en dat is iets wat je (lijkt mij) niet wil hebben bij de mensen die het dichtst bij je staan! Om dezelfde reden zeg ik ook gewoon ‘mam’ of ‘pap’ in plaats van mijn ouders voornamen (oké, dat doe ik wel eens, maar dat is dan voor de grap of in een winkel wanneer ze niet reageren op ‘mama’ of ‘papa’).

Maar de generatie boven mij (dus mijn ouders) zeggen tegen hun ouders wel ‘u’. Ik denk dat dat met een generatieverschil te maken heeft. Vroeger was het erg belangrijk om respect voor je ouders te hebben en daar hoort het ‘u’ zeggen bij. Ik denk dat tegenwoordig juist het dicht bij elkaar zijn/het contact belangrijker is en dat mijn generatie dus ‘je’ zegt. Dat wil niet zeggen dat we geen respect voor onze ouders hebben, maar de verhouding ligt wel ietsje anders (vroeger kon je het eigenlijk niet maken om tegen je ouders in te gaan, dat is tegenwoordig wel wat anders haha).

En dan de grootouders. Tegen mijn oma zeg ik ‘u’ en ik heb ook nooit iets anders gezegd. Ik vind het hier eigenlijk anders liggen dan met mijn ouders. Je grootouders staan toch wat verder van je af en ik denk dat daar respect wel belangrijk(er) is. Ik kan het eigenlijk niet zo goed uitleggen. Het heeft voor een gedeelte ook met leeftijd te maken, denk ik. Ik bedoel, mijn oma is meer dan zestig jaar ouder dan ik.
Onderscheid tussen de verschillende opa’s en oma’s werd bij ons (alleen mijn oma leeft nog) gemaakt door achternaam, maar bij anderen gebeurt dat bijvoorbeeld door plaatsnaam.

Nu ben ik wel benieuwd wat jullie vinden en doen. Zeggen jullie ‘je’ tegen je ouders? Wat zeggen jullie tegen je grootouders en hoe noemen jullie ze? Zeg ik echt dikke onzin of ben je het met me eens?

Die Diederik


Zo’n koffertje heeft Diederik, maar dan in het bruin.

Op een dag was ik mijn notitieboekje aan het doorlezen op zoek naar inspiratie. Opeens zag ik iets staan. Wanneer en waarom ik het opgeschreven had, wist ik niet meer en daarom verzon ik onderstaand verhaal erbij:

Diederik had het allemaal volgens het boekje gedaan. Zijn havo afgerond, een hbo-studie communicatie gedaan en nu eindelijk zijn droombaan (en dat in tijden als deze!) gevonden: junior-adviseur bij een niet nader te noemen reclamebureau (waarschijnlijk met een naam als Koetjes en Kalfjes of Reclame Radar).
Dit is wat Diederik aan had op zijn eerste dag: nette bruine schoenen (met zelfs een kleine hak) en een donkerblauw pak met een lichtblauw overhemd. Hij had een lekker luchtje op en zijn gezicht was voorzien van een laagje dure dagcrème. Je kon een liniaal recht langs de scheiding in zijn haar leggen. In zijn bruin-leren koffertje (je moet je tas altijd matchen met je schoenen was hem geleerd) zaten de door zijn vriendin gesmeerde boterhammetjes. Kortom: hij was er klaar voor.

Hij werd voorgesteld aan Pieter-Jan, Jan-Peter en Hendrik-Jan, zijn collega’s.
‘Haha, je zal je naam moeten veranderen, kerel!’ bulderden ze.
Diederik vond het niet zo grappig.
De dag begon met een kop koffie (van Nespresso, what else?) en een paar grappen over vrouwen, die ik hier niet zal herhalen. Daarna moest Diederik een stapel papieren doorwerken, die voor zijn gevoel niet echt nuttig waren.
‘Voor de vergadering natuurlijk!’ was het antwoord toen hij vroeg waarom.
Misschien was dat de uitgelezen mogelijkheid voor Diederik om zijn kwaliteiten te laten zien. Als praeses van zijn studentenvereniging had hij altijd het hoogste woord gehad en hier verwachtte hij niets anders.

Na een paar uur werd hij door Pieter-Jan (of was het toch Jan-Peter?) opgehaald om naar de vergaderzaal te gaan.
‘Wat voor broodje wil jij?’ vroeg Pieter-Jan/Jan-Peter.
‘Oh, ik heb mijn eigen lunch bij me.’ antwoordde Diederik.
Pieter-Jan/Jan-Peter keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Maar het is op kosten van de zaak!’
Diederik wees op de boterhamzakjes die hij uit zijn koffertje had gehaald. Er zat een briefje bij: ‘Veel succes op je eerste dag, kroelbeertje. Hou van je. X tijger.’
Hij wilde het in zijn zak stoppen, maar Hendrik-Jan kreeg het te pakken. Hij las het hardop vol en allen bulderden ze van het lachen. Behalve Diederik.
Blozend griste hij het papiertje uit de handen van Hendrik-Jan en stopte het in de zak van zijn nieuwe pak.
Nadat de opmerking ‘Eet jij maar lekker de bammetjes van Tijger op hoor, Died!’ was gemaakt, ging de vergadering dan toch echt van start.
‘We moeten meer feeling krijgen bij de klant.’ begon Jan-Peter.
‘Ik denk dat we voor het communicatieplan light moeten gaan.’ zei Pieter-Jan. ‘En dan even Jan-Jaap contacteren.’
‘Ik zal het in de reminder zetten.’ was Hendrik-Jans antwoord daarop.
De ogen waren op Diederik gericht. Het was zijn beurt om een belachelijke uitspraak te doen.
‘Eh, ehm, ik eh moet even naar de wc.’ zei hij en rende naar het herentoilet.
Eenmaal daar barstte hij in tranen uit. Hoe ging hij deze onzin in godsnaam overleven?
Uit de verte hoorde hij nog Jan-Peters stem (‘Maar doe je dan niet mee met de borrel?’) en toen werd alles donker…

Goed, dat was het verhaal van de arme Diederik. Ik weet niet hoe het er precies op reclamebureau’s aan toe gaat, maar ik heb wel zo’n idee (vol met vooroordelen :P). Nu willen jullie natuurlijk weten wat er in mijn notitieboekje stond. Inmiddels weet ik trouwens weer hoe ik hierbij ben gekomen. Ik zat in de trein en daar zaten nou ja, twee mannen die waarschijnlijk Hendrik-Jan of Jan-Peter heten en ze maakten gebruik van deze uitspraken, die ik dus opgeschreven heb: ‘in de reminder zetten’ en ‘communicatieplan light’.

Het is echt, tja, verbazingwekkend dat mensen zulke dingen kunnen verzinnen. Ik weet in ieder geval één ding zeker: ik ga niet bij een reclamebureau werken.

Kennen jullie nog meer van dit soort uitspraken?

Zenuwwappig

Twee weken geleden had ik een presentatie. Ik houd niet van presentaties. Het gaat steeds beter, maar vroeger dacht ik een week van tevoren al: help! Maar daar heb ik het al eerder over gehad. Het gaat vandaag over het zenuwachtig zijn zelf.

Als er iets vervelend is, dan is het wel zenuwachtig zijn. Want je kan er niet zoveel tegen doen. Je kan niet stil zitten, je handen zweten en je buik doet raar (en nee, het zijn geen vlinders). Je kan alleen maar denken aan dat sollicatiegesprek/die presentatie/de date. De rest van de wereld bestaat even niet.

En het is stom, vooral omdat het vaak zinloos is. Je wéét dat het over gaat, zodra je je (hopelijk) toekomstige baas de hand hebt geschud en gaat zitten of als de eerste woorden gezegd zijn. Maar denken de zenuwen die door je lijf gieren: oh weet je wat? We stoppen wel met gieren, want het heeft toch geen zin en het komt wel goed. Niet dus. Ze gaan gewoon lekker door.

Er is maar één ding dat helpt tegen de zenuwen: datgene waar je zenuwachtig voor bent vaker doen. Ik had het zelf bijvoorbeeld met het ontmoeten van nieuwe mensen en inmiddels heb ik het al zo vaak gedaan dat het geen big deal meer is.

Dat was de wijze Laura-raad van vandaag. Morgen zijn we er weer met nog een tip van tante Laura. Nog een fijne dag gewenst!

Waar ben jij zenuwachtig voor (geweest)?

Waarom ik blij ben dat ik geen WhatsApp heb


Dit is dus geen BlackBerry, want zo hip ben ik niet. En er staat Samsung op, dus je had het ook wel kunnen raden.

Ik heb geen WhatsApp. Dat is nogal shocking tegenwoordig (‘Oh mijn godddd, loser! Iedereen heeft toch WhatsApp?’). Reden hiervoor is dat ik geen smartphone heb (‘Dubble loser!’). Ik mag dan pas twintig jaar zijn, maar ik ben nu al hopeloos ouderwets.

Soms sms ik. Ik heb geen idee wanneer de ander mij terug smst of wanneer ze het gelezen hebben. En ik kan daar prima mee leven (‘Wat knap van je!’).

Maar stel je eens voor dat je WhatsApp zou hebben (dit is een app waarmee je gratis kunt smsen/chatten) en net een leuke jongen hebt ontmoet.
‘We appen wel!’ had hij gezegd (ik vind overigens het gebruik van het werkwoord appen ook erg verontrustend).
Dat klinkt niet als iets ingewikkelds, maar dat is het dus wel. Want naast het probleem van ‘Zal ik als eerste contact opnemen of wacht ik?’ is er nog iets dat veel irritanter is: je kan zien wanneer iemand online is en je berichtje heeft gelezen.

Stel je gewoon eens even voor dat je dacht (ik ga er nu even vanuit dat je een veertienjarig meisje ben met een BlackBerry en veel make-up op): ‘Jeetje mina, het is al tien minuten geleden dat ik hem mijn nummer heb gegeven en hij heeft nog niets gezegd! Ik ben helemaal niet desperate als ik hem nu app, ik neem gewoon het heft in eigen handen. Hard to get is zo passé.’
Dus je stuurt iets in de trant van ‘Hey, alles goed?’ en gaat verder met het make-upremoverdoekjesritueel of iets dergelijks (het is na het uitgaan).
Eén minuut later kun je jezelf er toch niet van weerhouden. Even kijken. Oh mijn god. Het zal toch weer eens niet waar zijn. Hij is online en heeft het gelezen. Maar hij heeft niets terug gestuurd. Wat een l.. (vul hier zelf een woord in beginnend met een l).
Twee minuten later. Weer niets.
Drie minuten later.  Noppes. Nada. Niks. Je gooit je kostbare BlackBerry op je bed.
Die jongen kan het wel vergeten.

Vijf (!!!) minuten later antwoordt hij pas (‘Hey, gaat goed hoor! Met jou? Ik vond het erg gezelig :)’). No way dat je hem nog terug appt. Hij kan het vergeten.

Als je hem gewoon gesmst had (‘Smsen is voor loserssssss.’), dan zou je niet weten of hij het al gelezen had. En dan zou je binnen vijf minuten een reactie op je sms heel snel gevonden hebben. Dan zou je misschien een date met hem hebben en dan nog één en dan nog één en dan zijn vriendinnetje zijn geworden en dan zijn verloofde en dan zijn vrouw en dan de moeder van zijn kinderen. Weet je wel.

Maar helaas. WhatsApp he. En dan heb ik het nog niets eens over andere mogelijke problemen gehad (ruzie op WhatsApp, break-ups via WhatsApp, met zijn tienen op WhatsApp in een groepsgesprek en jij bent de elfde en kunt er dus niet bij etc. Eigenlijk lijkt WhatsApp wel een beetje op msn, maar dan via de telefoon).

Lang leve de sms (of eigenlijk: lang leve de brief, maar ik wil niet dat jullie oma Laura uitlachen).

Update: iemand heeft me verteld dat je niet kunt zien dat de ander jouw bericht heeft gelezen. Maar je kunt wel soort van zien wanneer iemand online is geweest. Dat zorgt ervoor dat het verhaaltje niet helemaal klopt, maar laten we het erop houden dat het fictie is en dat ik alles mag verzinnen :P

Hakkuhhhhhh

Tegenwoordig zie je meisjes van twaalf die colbertjes en hoge hakken dragen. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar toen ik twaalf was, droeg ik t-shirts in vrolijke kleurtjes (ik had nog net niet twee staarten in mijn haar) en zag ik er niet uit alsof ik eenentwintig was. Bij de gedachte aan hoge hakken alleen al was ik bang om te vallen.

Ja, ik was pas zeventien ofzo toen ik hakken begon te dragen (en dan niet dagelijks, maar eerder één keer in het halfjaar). Tegenwoordig lachen ze je uit als je op je veertiende de stilleto’s nog niet uit de kast hebt gehaald.

Het is zielig en grappig tegelijk. Zielig, want kindertjes moeten gewoon kindertjes zijn en kleding aantrekken die ze tien jaar later verafschuwen (‘Oh mijn god, droeg ik echt een t-shirt met Mickey Mouse erop?’). Kindertjes moeten hun gezicht niet dicht plamuren en geen seks te hebben in ruil voor een breezer (oh nee wacht, tegenwoordig drinken ze geen breezers meer, maar gaan ze gelijk over op de sterke drank).

Het is grappig, want: ze kunnen helemaal niet op hakken lopen. Ze wiebelen wat af. Heupenschuddend lopen ze het schoolplein op (‘Kijk eens hoe sexy ik ben.’), maar het is alsof ze op de rand van een klif staan: nog één stap en ze gaan vallen.

Drie keer raden wie ze niet gaat opvangen (‘Oh mijn god, Laura, dit raadsel is te moeilijk.’)