Op werk hebben we een coach, wat ik echt een topidee vind en iedereen aanraad, en met die coach (hallo Lieneke, ik weet dat je dit leest!) heb ik een favoriet onderwerp: introversie. Ja ja, ik weet dat sommige mensen een hekel hebben aan die labels, maar sinds ik me erin verdiep, begrijp ik mezelf (en de mensen om me heen) toch een heel stuk beter. Nee, niemand is 100% introvert of extravert (dan zou je namelijk in het gekkenhuis belanden) en ja, je bent een heel uniek persoon blabla. Maar het is niet zomaar verzonnen, sterker nog, het is in je hersenen aan te tonen: introverten maken meer dopamine aan en hebben daarom minder externe prikkels nodig. Krijgen ze te veel, dan raken ze overprikkeld. Extraverten maken minder dopamine aan en gaan daarom goed op al die prikkels. Bovendien is een introvert meer gericht op zijn of haar binnenwereld en een extravert meer op de buitenwereld.
Ik zie het verschil heel goed tussen Mathijs en mij. Ik kan soms gek worden van een bepaalde geur, gepiep van het alarm in een winkel of het licht in de slaapkamer. Maar hij gaat goed op harde muziek en groepen mensen.
Oké, maar wat heeft dat allemaal met schrijven te maken? Nou, eigenlijk zie ik daarin ook een verschil tussen ons. Ik schrijf in mijn eentje, vaak wel met muziek op (maar dan wel muziek die ik al ken, zodat ik er niet door afgeleid raak), maar ik heb niemand nodig. Mathijs maakt muziek en dat doet hij wel eens in zijn eentje, maar het liefst werkt hij met mensen samen, zodat ze elkaar kunnen inspireren.
Ik ging nadenken over dat schrijven. Zou het dan ook zo zijn dat er meer introverte dan extraverte schrijvers zijn, vroeg ik aan Lieneke. Ik kwam eigenlijk zelf al op een antwoord, die ik graag bij jullie wil toetsen: niet per se, het zijn alleen verschillende soorten schrijvers. Zo moest ik denken aan Jan Siebelink. Ik heb stage gelopen bij het Letterkundig Museum waar we aan een tentoonstelling over hem werkten. Ik las boeken en interviews en kwam erachter: hij verzint eigenlijk niets zelf. Alles wat hij schrijft, komt of uit zijn eigen leven of uit de geschiedenis. Hij gaf dat ook gewoon toe en dat is natuurlijk prima. Maar dan denk ik aan een schrijver als Roald Dahl: oempa loempa’s bestaan niet (nee, echt niet) en zijn verhalen voor volwassenen zijn eh nou hopelijk ook niet echt gebeurd. Het komt allemaal uit zijn fantasie.
En dan denk ik aan mezelf. Natuurlijk schrijf ik wel eens over iets uit mijn eigen leven (bijvoorbeeld dit stukje dat eigenlijk over mijn oma ging), maar ik kan ook gekke, magisch-realistische verhalen schrijven of vanuit personages schrijven die niet eens in de buurt komen van mijn eigen persoon.
Ik besloot het te vragen aan een collega, Hannah, een extravert (hoewel zij niet van labels houdt). We doen hetzelfde werk, want we zijn allebei tekstschrijvers (Hannah wel meer gericht op lange teksten en ik meer op social media). Ik legde mijn theorie uit aan haar en ze dacht na. “Ik heb eigenlijk ook niet zoveel fantasie,” zei ze. “Ik ben wel creatief, maar haal mijn inspiratie vooral uit door te observeren.” Ik vroeg of ze wel eens fantasy had geschreven, maar daar is ze inderdaad nooit aan begonnen. Zou mijn theorie dan kloppen? Baseer je je als extraverte schrijver meer op wat je meemaakt of geschiedenissen en heb je als introverte schrijver meer fantasie?
Ik weet het niet, maar ik ben benieuwd wat jullie denken!