Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een brievenghostwriter of een liedjesschrijver zoals Ad. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!
Pater Moeskroen en andere projecten
Als kind schreef Ad Grooten al verhaaltjes. Toen hij op zijn vijftiende voor het eerst een gitaar in handen kreeg, werden dat automatisch liedjes. Hij speelde in allerlei bandjes. Op een gegeven moment zei Ton Smulders, met wie hij in de klas zat, dat hij een gezellige band zou willen oprichten. Dat deden ze en dat werd Pater Moeskroen. Ze speelden op straat en in cafeetjes met hun (in het begin) flauwekulliedjes, maar al snel werden ze bekend. Op 1 april van dit jaar heeft Ad, na 26 jaar, afscheid genomen van de band om zich te richten op andere projecten.
‘Ik word vijftig dit jaar. Ik heb altijd gezegd: na mijn vijftigste ga ik wat anders doen. Het was wel een moeilijk besluit hoor, maar ik wil nog zoveel andere dingen doen. Zo schrijf ik shows voor de Efteling en voor attractiepark Toverland. Ik ben ook bezig met het schrijven van een kinderboek. Daarnaast speel ik in de band Mannen van Naam en ben ik bezig met het oprichten van een band met mijn broers, Broerz, geheten.’
Positiviteit
Wat altijd terugkomt in de teksten van Ad is positiviteit: ‘Natuurlijk heb ik ook serieuze liedjes geschreven, maar ze zijn nooit heel zwaar op de hand. Ik houd niet van alleen maar doem en ellende. Zo is er het liedje De wolk en de rivier, dat het verhaal van een kind dat opgroeit en haar vader verliest, volgt en het leven van een rivier. Het gaat eigenlijk over de dood, maar het is een heel positief lied over de kringloop. Ik denk dat dat mijn liedjes wel kenmerkt, het positieve. Ik heb natuurlijk ook veel kinderliedjes geschreven. Die zijn vooral heel vrolijk, daar houd ik van, van gein en onverwachte wendingen.’
‘Wat, doe jij nog steeds versjes?’
Hoewel er meestal positief gereageerd wordt als Ad vertelt wat voor werk hij doet, zijn er toch vooroordelen: ‘Een vriend van mij, Gerard van Maasakkers (een bekende zanger in Brabant) heeft daar een heel goed liedje over gemaakt. Hij kwam een oude schoolvriend tegen, die een geslaagd zakenman was met zijn viswinkel. Die vroeg: ‘En wat doe jij? Wat, nog steeds versjes? Oh, kan je daarvan leven, wat een geluksvogel ben jij!’ Dat hele minderwaardige. Daar loop ik ook heel vaak tegen aan. Dat mensen denken: kun je daarvan leven dan?’
Waar hij ook tegenaan loopt is dat muzikanten gauw gevraagd worden om pro deo te spelen, voor goede doelen en dergelijke.
‘Maar ze vragen nooit een loodgieter om pro deo een waterleiding aan te leggen. Wij zijn altijd de klos wat dat betreft.’
Tips van Ad
Natuurlijk vroeg ik Ad ook om tips.
‘Begin met het refrein of met een hoek. Bedenk: waar ga ik naar toe werken? En dan kijken wat je in de coupletten wil vertellen, niet dat je alles in het eerste couplet kwijt bent en dat je er nog twee moet. Het metrum is ook belangrijk. Het is het beste om in het refrein een ander metrum te hebben dan in het couplet. In het refrein heb je namelijk vaak langere klanken, zodat de meezingbaarheid wordt vergroot. Ik heb pas geleden een nummer geschreven voor een boerenrockband. Daar is het refrein: ‘Ik zeg goeoeoeoedemorgen, goeoeoedemorgen, goeoeoedemorgen.’ Dat zingt goed mee. Er staat alleen maar drie keer goedemorgen, maar het duurt heel lang. Maar natuurlijk zijn er duizend uitzonderingen.’