De betekenis van een terugkomende vlinder

Laatst was er een vierde bruinrode vlinder in mijn kamer. Op Twitter plaatste ik dat ik nu niet meer in toeval geloofde. En het zette me aan het denken.

Toen ik er namelijk eerder iets over zei, zei Renze dat er voor de tijd van het jaar verrassend veel vlinders waren en dat het daardoor kwam. Laura reageerde op mijn huisvlinderblog dat ze dacht dat vlinders symbool stonden voor overledenen, die nog even gedag komen zeggen.

Ik was een boek (En uit de bergen kwam een echo van Khaled Hosseini) aan het lezen en er overkwam me iets: ik moest huilen bij dat boek. Hoe emotioneel een boek ook is, ik huil er zelden bij (in tegenstelling tot films…), dus dat was al bijzonder. Maar op datzelfde moment hoorde ik een raar geluid. Een soort zacht, tikkend geluid. Ik ging kijken waar het vandaan kwam en het was dus die vierde bruinrode vlinder die steeds tegen het balkondeur botste, omdat hij naar buiten wilde. Ik deed de deur open, maar hij bleef op het randje zitten.
‘Ga maar, vlindertje, ga maar.’ zei ik, maar hij bleef nog een aantal seconden om vervolgens weg te vliegen.

Ik weet niet wat het betekent, maar voor mij betekent het iets. De één zegt dat het een overleden naaste is die nog een teken wil geven, de ander dat het gewoon een vlinderplaag is. Maar het maakt eigenlijk niet uit wat anderen zeggen. Het gaat om de betekenis die ik er zelf aan geef. Misschien sta ik op het punt om iets in mijn leven te veranderen (wat niet helemaal zo is, maar het is dan ook een voorbeeld) en geven de vlinders me net het laatste zetje, genoeg moed om het te doen.

Dus we moeten er mensen ook niet om veroordelen dat ze in – wellicht – willekeurige dingen betekenis zien of vinden. Want als het betekent dat zij daarmee een goede stap nemen, dan heeft het alleen maar voordeel.

Ondertussen ga ik bedenken waar die vlinders voor mij symbool voor staan.

Hoe onvoorwaardelijk kan liefde zijn?

Het is misschien wel een algemeen gegeven: de liefde van een ouder voor zijn kind is onvoorwaardelijk. En andersom ook. Maar is dat wel zo?

Het lijkt mij dat de liefde voor een partner/vriend(in)/man/vrouw/knuffiewuffie/hoe je je lover ook wil noemen niet onvoorwaardelijk is. Je partner mag niet vreemdgaan, hij of zij mag niet moorden en we houden er niet zo van als onze lovers incest plegen of iets dergelijks. Maar hoe zit dat met de liefde voor onze ouders en de liefde van die ouders voor ons?

Dat is wat ik me afvraag. Nu moet je weten: ik heb geen kind. Wel een vader en een moeder. Maar mijn ouders zijn brave burgers die bovenstaande dingen waarvan we niet willen dat partners het doen niet hebben gedaan. Ze mishandelen me ook niet en schelden me niet uit. Maar wat als dat wel zo was? Of andersom? Dat ik een ontiegelijk rotkind was met bloed aan mijn handen?

We gaan er vanuit dat die liefde onvoorwaardelijk is, maar waarom zijn er dan ouders die geen contact meer hebben met hun kinderen? Of houd je dan alsnog van ze? Of ouders die niet voor hun kinderen willen zorgen? Of is de liefde van de ene ouder/het ene kind wel onvoorwaardelijk en van de andere niet? Maar waarom dan?

Wat denk/weet jij?

(de titel is natuurlijk een beetje een grapje, want liefde is onvoorwaardelijk of niet)

Leiden is een decor

uitzichtje

Je loopt in Leiden. Je fluit een deuntje, kijkt om je heen, het zonnetje schijnt: het leven is prachtig. Dan komt er een man op je afgelopen.
‘Wat een mooi decor he!’ zegt hij enthousiast.
‘Decor?’ vraag je.
‘Ja, Leiden. Ik vind dat ze het echt mooi in elkaar hebben gezet.’
Beduusd laat hij je achter. Je loopt langs een groepje mensen die om zich heen wijzen.
‘Die grachten lijken net echt!’
‘Ja, ik heb gehoord dat ze er Spa-water en zand uit de zandbakken van kinderen voor hebben gebruikt, zodat het realistischer lijkt.’
Je schudt je hoofd. Wat zijn dat voor grappen? Zijn de mensen in de war? Leiden is een echte stad. Toch?
Je reikt naar een bakstenen muur en begint te twijfelen. Hmm, het voelt een beetje raar. Misschien is het toch namaak. Ik bedoel, die huizen in Leiden schijnen heel oud te zijn, maar dan zouden ze allang ingestort zijn toch?
Voor de zekerheid ga je het toch maar even vragen, aan een oude vrouw op een bankje. Die zal het wel weten.
‘Ehm mevrouw, Leiden-‘
‘Ja, mooi he!’
Ze glimlacht.
‘Het doet me denken aan vroeger. Zo zagen de gebouwen er toen ook uit. Ze hebben het echt heel goed opgebouwd.’
Verward pak je je fiets en fiets terug naar Oegstgeest. Leiden is een decor. De bootjes, de huizen, de grachten, het is allemaal nep. En dat heb jij nooit geweten.

‘Oké Laura, nu ben je toch echt gek geworden.’ denk je nu. Maar waar jij je net in bevond, was de postmoderne wereld. Hierin speelt representatie en twijfel een grote rol. Wat is echt en wat niet? Klopt jouw beeld of het mijne? Of allebei? Is Leiden een decor of niet?
Als iedereen tegen je zegt dat iets zo is, dan begin je vanzelf te twijfelen, hoe standvastig jouw punt ook was.

Maar ik zal je geruststellen: Leiden is geen decor. Tenminste, voor zover ik weet…

Zijn papa en mama tegenwoordig nog helden?

‘Hoe lang bestaat de aarde, papa?’
Ongeduldig kijkt het jongetje in de trein zijn vader aan.
‘Hmm, ik denk 65 miljoen.’
Het jongetje is er niet mee eens.
‘Neeeee, ik denk 100 miljoen miljard.’
‘Zal ik het opzoeken?’
De vader typt geconcentreerd iets in op zijn smartphone. Het blijkt zo’n 4,6 miljard te zijn. En ja hoor, daar komt de volgende vraag al.
‘Waarom zijn dinosauriërs uitgestorven?’
‘Papa moet even mailen, schatje.’
‘Alweer?’
‘Ja, mensen willen antwoord hebben.’
Het jongetje klimt op de stoelen, kijkt uit het raam, sjort aan zijn vaders arm. Nog meer vragen.
‘Wanneer beginnen de landen? Wanneer bestonden huizen? Wanneer waren er dinosauriërs?’
‘Dat weet ik niet, schatje. Ik zal het even opzoeken. Maar eerst even deze mensen antwoorden.’
Dit gebeurde tijdens een treinreis het afgelopen weekend. Uiteindelijk stapten ze uit, de vader driftig typend en zijn zoon nog steeds sjorrend aan zijn arm.

Vroeger was de moeder of vader een soort alwetende instantie. Je vuurde er allerlei vragen op af en steeds wisten ze een antwoord (of het klopte, maakte niet uit). Maar tegenwoordig weet papa of mama het niet, maar de telefoon of de computer wel. Voordat je een antwoord krijgt, gaan zij het eerst even opzoeken. Jammer.

Papa en mama weten niet meer alles. En dat doet toch een beetje afbreuk aan het idee van ouders als helden.

(Later kom je er natuurlijk sowieso achter dat ze niet alles weten, maar ik zou deze fantasie graag zo lang mogelijk in stand willen houden)

De ervaring van het lezen

Momenteel ben ik druk, druk, druk, waaronder ook met mijn presentatie voor het vak Postmodernisme (afgekort: pomo), het moeilijke vak evah. Maar ik moet ook een blog schrijven voor vandaag. En hoe kun je dat nou beter doen dan door studie en blog te combineren?

Het gaat over de ervaring van het lezen.  In romans is er sprake van zogeheten characters (die ik vanaf nu personages zal noemen). In de achttiende eeuw, ten tijde van de Verlichting, werd er gedacht dat er zoiets stabiels en vaststaands is als de menselijke natuur (vanuit dit idee kwam ook de rechtvaardiging van het imperialisme, er is zoiets als een essentie en daarom moeten we de Ander, de gekolonialiseerde, helpen om die essentie te vinden). Dat reflecteerde zich in de literatuur. Personages zijn herkenbaar. De lezer ontdekt de ‘waarheid’ van zichzelf gereflecteerd in het personage, oftewel: hij identificeert zich met het personage. Dat komt omdat ze een gedeelde menselijke natuur hebben. Je kunt personages begrijpen, ze zijn doelbewust en simpel. Maar de mens is dat helemaal niet.

Onze persoonlijkheden zijn niet coherent. Je kunt jezelf niet omlijnen in vijf woorden (Pietje is extravert, ongeduldig, leergierig, enthousiast en perfectionistisch), want in sommige situaties gedraagt Pietje zich juist helemaal niet extravert en als het op wiskunde aankomt, is hij alles behalve leergierig. Je leven is niet als een rode lijn die uiteindelijk naar een doel wijst, het heeft geen vaststaand plot. We zijn gefragmenteerd.

En dat is wat het postmodernisme, een (literaire) stroming die meestal wordt geplaatst vanaf de jaren zestig), probeert te laten zien in haar literatuur. Postmodernistische boeken zijn vaak lastig om te lezen, want ze volgen niet het Marietje is eenzaam – Marietje ontmoet een leuke man – complicatie – Marietje en man worden verliefd en leven nog lang en geluk-plot. Zo springen ze bijvoorbeeld van het ene naar het andere personage, terwijl het kan zijn dat ze allebei hetzelfde heten of ze hebben juist geen naam of je weet niet in welke wereld het personage zich bevindt of – of – of, eindeloze opties.

Dat lijkt meer op ons leven, onze persoonlijkheden, onze gedachtes. Maar toch lezen we liever boeken waarin het plot wel strak omlijnd is, waarin we ons kunnen identificeren in de personages en denken onszelf zo beter te begrijpen. Waarom? Vinden we het moeilijk om geconfronteerd te worden met onze gefragmenteerdheid, met het inzicht dat je jezelf en de ander nooit volledig kunt begrijpen? Of zijn we gewoon te lui en willen we lezen om te ontsnappen aan het leven van alledag, geen moeilijk gedoe?

Ik weet niet of ik het zo duidelijk (en goed) heb uitgelegd, het blijft lastig, maar het zette me in ieder geval aan het denken.

Stank voor dank

Ik liep van het Letterkundig Museum naar de bus, een steile trap omhoog. Als je naar beneden kijkt, word je een beetje duizelig. Gelukkig heb ik geen hoogtevrees. Ik richtte mijn blik van de treden met honderd gaten erin naar boven. Een oud, gerimpeld mannetje deed een poging zijn koffer, die bijna net zo groot als hij was, naar boven te dragen. Ik haalde de oordopjes uit mijn oren, zodat ik even de muziek van Kings of Convenience niet op de achtergrond hoorde.
‘Meneer.’
Geen reactie.
‘Meneer!’
De meneer zeulde steunend en kreunend door. Ik ging naast hem lopen, keek hem aan.
‘Meneer, zal ik u helpen?’
Verbaasd keek hij op en schudde meewarig zijn hoofd.
‘Nee, nee.’
Hij pufte door.
‘Ik ben dan wel bijna drieëntachtig, maar dit kan ik wel!’
Met elke trede trilden zijn armen heviger. Ik wist bijna zeker dat hij het niet kon. Ik keek toe hoe hij sjouwde, toen er een jongen de trap af kwam.
‘Kan ik u helpen met dragen?’ vroeg hij.
‘Ja, graag.’ zei de oude man. ‘Ik ben al bijna drieëntachtig, ziet u.’

En toen was ik boos. Want ik vroeg ook of ik kon helpen. Maar nee, dat kon meneer zo goed zelf. Waarom mocht ik niet helpen? Omdat ik een meisje ben? Een klein, niet zo sterk, maar wel sterker dan die meneer, meisje? Voelde hij zich daar te goed voor?

Ze hebben hier een goed spreekwoord voor: stank voor dank. De volgende keer sjouwt meneer – ik ben al bijna drieëntachtig – maar lekker zelf.

(Ik vertelde het tegen mijn moeder en die zei: ‘Ha, ha je moet niet boos worden. Die man is 83 jaar en nog van de oude stempel, de tijd dat mannen zware dingen sjouwden en de de vrouwen dat niet hoefden te doen. Die man leeft al heeeeeeeeeel lang en de emancipatie van de vrouw is gewoon niet tot hem doorgedrongen. Dat komt door de tijd waar hij in is geboren, dus niet boos zijn op die oude man.’
En dat is wel waar. Dus ik ben niet boos op de oude man. Maar fuck de patriarchale samenleving.)

Wat voor inzicht een kaasdief je kan geven

College Internetjournalistiek op maandag.

‘Kijk op Twitter of je een leuke tweet ziet,’ zei de docent.
Daar deden we niet moeilijk over en binnen vijf minuten vonden we een interessante tweet. Het ging over een dief die kaas had gestolen uit een fabriek in Rijen.
‘Researchen maar.’
We zochten persoonsgegevens, bronnen, achtergrondinformatie en locaties. Na een uur was het college afgelopen.

In dat uurtje zijn we achter telefoonnummers gekomen, hebben andere kaasdiefincidenten gevonden en weten hoe het paard van het kind van de wijkagent in Rijen heet.

Dat is indrukwekkend en handig. In korte tijd kun je als journalist veel vinden. Maar het is vooral ook zorgwekkend.

Stel dat jij een wedstrijd hinkstapsprong heb gewonnen/bushokjes in elkaar trapt/potloodslijpers steelt en een journalist wil meer over je weten. Wat vindt hij dan allemaal over jou op internet? Wat staat er op je Facebook en op die van je vrienden? Kan ik binnen tien minuten uitvinden hoe jóuw paard heet? (om maar even iets te noemen)

Mensen kunnen meer over je te weten komen dan je denkt. En dat is best wel eng.

Wat er mis is met miscommunicatie

Fietje is jarig. De hele dag krijgt ze Facebooknotificaties en e-cards van haar (niet zulke goede) vrienden. Maar ze hoort niets van haar bff (best friend forever) Marietje. Zelfs een Whatsappje kan er niet vanaf. Wat een trut. Een week later belt Marietje.
‘Zullen we afspreken?’
‘Sorry, ik kan niet, ik heb het druk.’ zegt Fietje.
Datzelfde zegt ze als Marietje het een paar weken later weer vraagt. En uiteindelijk verwatert de vriendschap.

Wat wil nou het geval: Marietjes opa was net op die dag overleden. Marietje was zo verdrietig dat ze vergat Fietje te feliciteren. Maar Fietje weet dat niet, want die ontwijkt elke vorm van contact sindsdien.

Weet je wat ik me afvraag: hoeveel relaties gaan er stuk door miscommunicatie? We vullen in wat anderen denken (‘Oh, blijkbaar vindt Marietje de vriendschap niet zo belangrijk als ik.’ ‘Ik ben zeker niet goed genoeg.’ ‘Ze denkt nooit aan me.’) en gaan er ons naar gedragen, alsof het echt waar is. Maar dat weet je niet. Dat kun je alleen weten door ernaar te vragen: ‘Zeg Marietje, waarom heb je me eigenlijk niet gefeliciteerd?’

Maar soms is het eng om daarnaar te vragen. Stel je voor dat je man echt vertelt dat hij vreemd gaat wanneer je vraagt waarom hij zo laat thuis is. Of misschien vindt hij je dan wel een aansteller. Of erger nog: wil hij er niets over zeggen. Nee, dan liever allerlei rampscenario’s in je hoofd bedenken en hem de rest van de avond negeren.

Het punt is alleen dat je daar ook niet gelukkiger van wordt. Denk niet voor anderen. Je EQ is echt niet zo hoog als je denkt. Vraag en krijg antwoord. Je zult merken dat het (meestal) wel meevalt.

(en nee, natuurlijk lukt dit niet in alle gevallen en doe ik het ook niet altijd, maar denk er eens over na)

‘Wat moeten ze wel niet van me denken?’

Er is een eigenaardig fenomeen waar we allemaal last van hebben: we zijn enorm egocentrisch. Dat is ook logisch: jij bent toch de persoon met wie je je hele leven opgescheept zit, waarom zou je niet zo vaak aan jezelf denken? Maar wat we niet beseffen is dat dus ie-de-reen egocentrisch is (ja, zelfs moeder Theresa was dat).

Je loopt op straat in je lievelingsshirt, kijkt omlaag en ziet: een enorme vlek. Het ziet er werkelijk niet uit. Maar je kan niet meer terug naar huis, je moet echt naar je afspraak en oh mijn god, wat moet iedereen wel niet denken. De hele dag kijk je ofwel angstig om je heen (‘Nu denkt iedereen dat ik een smeerkees ben die zijn kleding niet wast en dat ik onverzorgd ben en en en.’) of beschaamd naar de grond.
Maar tot je verbazing zegt niemand er wat van. Je collega’s, vrienden, familie, niemand valt het op. Hoe kan dat nou?

Het is winter. De fietspaden lijken wel ijsbanen. Terwijl je het schoolplein zo voorzichtig mogelijk oprijdt, knijp je hard in je stuur (alsof dat helpt), maar je voelt je banden slippen en voor je het weet, lig je op de grond met een lachsalvo van heel het schoolplein galmend in je oren. Echt gênant. En de jongen/het meisje dat jij leuk vindt, lacht nog het hardst van iedereen. Dagenlang negeer je hem/haar, totdat je eindelijk weer de moed hebt om wat te zeggen.
‘Stom he, dat ik viel? Deed best wel pijn, maar zag er vast grappig uit haha.’
Je crush (stom woord, maar bij gebrek aan een ander woord) kijkt je raar aan.
‘Eh waar heb je het in hemelsnaam over?’
Huh, hoe kan dat nou?

Nou, simpel. Niet iedereen is zoveel met jou bezig als jijzelf. Iedereen denkt aan zichzelf en hoe zij op anderen overkomen, terwijl anderen dus ook zo denken (die zin klopt niet helemaal, maar jullie snappen wat ik bedoel). Het moraal van dit verhaal? Maak je niet zo druk om wat anderen over je denken. De kans is groter dat ze helemaal niet aan je denken.

(en dat klinkt misschien ook negatief, maar jullie snappen wat ik bedoel)

Waar niemand het eigenlijk over wil hebben

Laten we het een keer praten over iets waar niemand het over wil hebben: je eigen begrafenis/crematie. Hoeveel van jullie hebben daar eigenlijk over nagedacht? Ik zat laatst in de auto met mijn moeder en een vriendin van haar en ze hadden het over begrafenispolissen. Eerlijk gezegd had ik nog nooit nagedacht over hoe duur een begrafenis/crematie is en toen ik het hoorde, schrok ik er wel van. Een begrafenispolis sluit je af, zodat je nabestaanden zich niet in de schulden hoeven te steken om jou een fatsoenlijke begrafenis te kunnen geven. Wil je gecremeerd worden? Dan betaal je nog meer.

Eigenlijk is het raar. Je bent dood en dan komt er een begrafenis. Familie, vrienden, vage bekenden komen er allemaal op af. Ze praten over je, ze praten tegen je, ze huilen om je, ze kijken een laatste keer naar je in de kist of leggen er bloemen op, als hij dicht is. En jij bent er niet bij. Of nou ja, dat ligt eraan waar je in gelooft, maar aangezien ik niet denk dat er iets na de dood is, zal ik daar ook niet in één of andere vage geestverschijning ronddwalen. Raar is dat eigenlijk/misschien.  Alles draait in het teken van jou en jij bent juist degene die er niet bij is.

Nog erger is het om om je heen te kijken. Ik had dat opeens tijdens een les op de middelbare school dat ik om me heen keek en dacht: iedereen hier gaat dood. ‘Ja duh.’ zal je zeggen, maar om je dat te beseffen is toch best eng.

Misschien moeten we er maar niet over nadenken. Het heeft geen zin, de dood is onvermijdelijk en je bent toch niet bij je eigen begrafenis of crematie. Maar in het belang van je nabestaanden moet je in ieder geval wel over de praktische dingen nadenken: bedenk of je begraven of gecremeerd wil worden, sluit een polis af (of ga na bij je ouders of ze dat voor je geregeld hebben) en, om toch nog even actueel te blijven, vul het donorcodicil in (en nee, je hoeft dan niet per se aan te geven dat je wél donor wil worden, als je maar aangeeft wat je wil, zodat je nabestaanden dat weten).

(morgen weer een vrolijk blogje!)