Leegte in het Lipsius

Elke week (?) ontvangen de Leidse studenten de studentennieuwsbrief in hun e-mailbox. Tot voor kort was er ene Coen, die wekelijks een column schreef. Maar Coen was afgestudeerd, dus moest er iemand anders komen.

Ik heb meegedaan aan de wedstrijd, maar (helaas) niet gewonnen. Ik wil jullie de column die ik heb ingestuurd echter niet onthouden. Even ter verduidelijking: het Lipsius is de faculteit van Geesteswetenschappen. En de column is (deze keer wel) geheel op waarheid berust.

***

Er zijn wc’s in het Lipsius. Dat is logisch. Iedereen moet wel eens naar de wc. Maar deze wc’s (ik heb het hier dan wel over het damestoilet, bij de heren kan ik het niet checken) zijn bijzonder. Of eerder gezegd: waren bijzonder.
Een toiletbezoekje in het Lipsius is namelijk niet zomaar een toiletbezoekje. Ik vroeg me altijd af waarom mensen soms zo lang op de wc zitten, maar nu weet ik het: de teksten op de deuren. De eerste deur was vooral bijzonder. Hier ontstonden twee gesprekken.

Gesprek 1:  Betreffende de zangkunsten van de oude man die in de spoelkeuken werkt. ‘Die moet meedoen aan X-factor.’ ‘Hij heeft steeds hetzelfde repertoire!’ De meningen zijn verdeeld, maar fans heeft hij in ieder geval. Ik zie kansen.

Gesprek 2: Iemand had op de deur geschreven: ‘Jeroen, ik hou van je!’ Daar moet natuurlijk op gereageerd worden. Die variëren van: ‘Ik hou ook van jou!’ tot: ‘Alsof Jeroen dat ooit kan lezen hier.’ Zou Jeroen er ooit achter komen dat er van hem gehouden wordt? Nee.

Nee, Jeroen zou het nooit te weten komen. Waarom niet?
Het was gewoon één van die dagen, niets bijzonders. Mijn blaas vertelde me dat ik een bezoekje aan het toilet moest brengen. Zo gezegd, zo gedaan. Ik ging zitten en ik zag. Niets. Helemaal niets. De deur was volledig wit. De tranen prikten in mijn ogen. Hoe kon dit gebeuren? Welke asociale schavuit heeft de deuren schoongemaakt? Woedend stormde ik het toilet uit (ik had nog wel even mijn broek opgetrokken en mijn rits dichtgedaan). Het hele Lipsius schreeuwde ik bij elkaar. Iedereen met kleding van Leiden Universiteit aan, schudde ik door elkaar: ‘Wie heeft dit gedaan?’

Helaas ben ik er nooit achter gekomen. Er zat niets anders op. Na twee weken vol leegte moest ik de eerste stap zetten, dapper als ik ben.
‘Wat zijn de deuren leeg!’ schreef ik.
Een paar dagen later zag ik dat iemand WC-tennis had gemaakt op diezelfde deur. De opluchting. Ik kon weer met een gerust hart naar de wc gaan.

Zij of hun?

Bron

Dit stukje heb ik twee jaar (?) geleden geschreven voor een website die WauwOnline heette. Helaas bestaat de website niet meer, maar ik heb mijn stukjes nog wel bewaard, waaronder dus deze.

Zij of hun?

Het is steeds vaker te horen. Niet alleen op straat, maar ook op tv. De één gruwelt ervan en begint meteen te verbeteren, de ander kan het niet veel schelen. En onlangs was er een discussie over gaande: Het gebruik van ‘hun’ als onderwerp. Bijvoorbeeld: ‘Hun hebben gelopen’. Wat in correct Nederlands ‘Zij hebben gelopen’ moet zijn. Maar omdat de meeste mensen ‘hun’ gebruiken, vinden onderzoekers van de Radboud Universiteit in Nijmegen dat dit niet fout is en een algemeen gebruik zou moeten worden.

Als argument voor het algemeen gebruik van ‘hun’ als onderwerp wordt gegeven dat taal zich ontwikkelt. Bovendien zou ‘hun’ ook makkelijker zijn, want dat kan alleen maar personen aangeven, terwijl ‘zij’ ook dingen kunnen zijn. Dat is handiger voor mensen die Nederlands als tweede taal hebben. Ja, Nederlands is niet de makkelijkste taal. We hebben geen naamvallen zoals in het Duits. En we hebben woorden als ‘gezellig’ en ‘hè’ die niet te vertalen zijn. Maar moeten we daarom de taal gaan versimpelen en taalverloedering toelaten? In Groot-Brittannië schaffen ze toch ook niet the present perfect en the present simple af, zodat wij minder moeite met het Engels hebben?

Er zullen altijd mensen zijn die ‘Hij is groter als mij’ zeggen of niet weten hoe ze ‘sowieso’ moeten schrijven. Om dit proberen tegen te gaan, kan er beter meer uren Nederlands worden gegeven op de middelbare school en vervolgstudies dan de taal aan te passen aan mensen die het fout doen. Bovendien is het gebruik van ‘hun hebben’ spreektaal. Er zit een grote kloof tussen spreek- en schrijftaal. Dat is niet erg, zolang het elkaar maar niet beïnvloedt, wat men nu wel wil gaan doen.

Misschien is het over twintig jaar fout om ‘Zij zijn geweest.’ te zeggen en wordt je dan verontwaardigd ‘Hun!’ toegesnauwd. Denk dan nog eens met weemoed terug aan deze tijd, toen ‘zij’ de hoogste bieder was en de grammatica nog moeilijk.

(Er was toen ook nog een hele discussie over de eerste zin van de laatste alinea of het ‘wordt’ of ‘word’ is, maar zelf denk ik met een t, omdat je kan zeggen: je wordt verontwaardigd toegesnauwd.

Ik weet het eerlijk gezegd niet meer. Ik lag in bed en toen zat ik erover na te denken. Ik denk dat ‘je’ toch geen onderwerp is, maar ‘iets’ wordt je toegesnauwd, dus dan is het alsnog met een t toch?)

Artikel voor Girlscene: Klein maar ‘fijn’?

Toen ik zestien was (dat is, voor de oplettende lezertjes, bijna vier jaar geleden) heb ik een aantal columns voor Girlscene geschreven. De column in deze post gaat over mijn lengte, want hoewel ik in het land van de langste mensen woon, bevestig ik die regel niet.
Het grappige van deze column is dat ik erin gelogen heb (oh no, you didn’t!). Ik had namelijk een goede eindzin nodig. Als je wil weten wat de laatste zin is, dan moet je de column maar lezen. Ik kan je in ieder geval al vertellen dat het niet waar is. Oftewel: ik geef het toe, ik heb de lezers van Girlscene voorgelogen. Het spijt me. Hier het artikel:

Klein maar ‘fijn’?

Ik ben klein. Nou zijn er veel mensen (voornamelijk meisjes) die dit roepen (en die zijn dan nog niet eens écht klein, met hun één meter vijfenzestig), maar ik ben het echt. Eén meter vijfenvijftig, niets meer en niets minder. Nou is dit op zichzelf niet zo’n schokkend probleem, toch? Ja, al mijn broeken moeten korter gemaakt worden en ik kan niet bij de bovenste plank in de supermarkt, maar voor de rest kan ik gewoon normaal functioneren.

So what’s the big deal? Niet het feit dat ik geen lange jurkjes aan kan (lijk ik nog kleiner) of dat ik nooit scoor bij basketbal, maar juist de reacties van de mensen in mijn omgeving. Op de één of andere manier maken ze áltijd dezelfde grapjes, die ze ook áltijd even leuk vinden. Al tientallen (honderdtallen?) keren heb ik ‘kaboutertje’, ‘ik kan lekker op je steunen, zeg’, ‘ik vond mezelf altijd zo klein, maar vergeleken met jou ben ik eigenlijk best groot!’ en ‘Wat? Ben jij zestien? No way!’ moeten verduren.

Vooral dat laatste is vervelend. Als tiener wil je er juist ouder uitzien, zodat je naar discotheken kan waar je eigenlijk nog niet in mag en zodat je alcohol kan drinken als je daar eigenlijk de leeftijd nog niet voor hebt. Dat gaat niet als iedereen denkt dat je minstens twee jaar jonger bent dan je echte leeftijd. Wat helemaal erg is als mensen tegen me zeggen: ‘Wat ben je schattig!’ Ik wil al sinds mijn tiende niet meer schattig gevonden worden, ik ben geen kleuter meer! En als ik heel veel aankom, lijk ik net een Michelin-mannetje, terwijl iemand met een lengte van één meter zeventig wel héél veel moet eten, wil dat het geval zijn.

Meestal gingen we vroeger met basisschool op schoolreisje naar één of ander pretpark. Hartstikke leuk natuurlijk, maar wat minder was, was dat ik som te klein was om in een attractie te mogen, waar de meeste van mijn klasgenoten wel in konden.

Vooral op verjaardagen wordt er vaak de nadruk op mijn ‘handicap’ gelegd. Tegen mijn broertje wordt volmondig: ‘Wat ben je gegroeid!’ gezegd, terwijl ik me de laatste keer dat iemand dat tegen mij zei niet meer kan herinneren. En natuurlijk de onvermijdelijke:
‘Jij gaat na de vakantie toch naar de vierde?’
’Eh nee, de vijfde.’
En ook al lach ik om de vergissingen, treiterijen en bijnamen (ik heb geen zin om dan met mijn chagrijnige kop meteen de sfeer te verpesten), het blijft vervelend. Als je dik bent, kun je afvallen, maar ik zal zelfs met hakken aan nog klein zijn.

Alleen maar treurigheid, dat klein zijn? Nee, dat niet. Op mijn veertigste zal iedereen denken dat ik vijfendertig ben. Ik kan in een grote menigte overal tussendoor glippen (handig bij een concert!) en omdat mensen verwachten dat ik vanwege mijn lengte niet sterk ben, zorgt dat voor een verrassingseffect in een gevecht, als blijkt dat ik wel degelijk een zekere kracht bezit.
Bovendien schijnt Orlando Bloom op kleine vrouwen te vallen!

©Laura Bosua

Hoe krijg je op één dag 2500 bezoekers op je blog?

Je loopt willekeurig (niet helemaal, want je studeert literatuurwetenschap) een boekenwinkel in. Daar is toevallig Nico Dijkshoorn aan het voordragen. Je luistert en laat daarna een boek door hem signeren. Vervolgens schrijf je een stukje over zijn baard en je twittert dat naar hem. Hij twittert dat het goed geschreven is en retweet het. Zo simpel is het.

Dit is mij overkomen. Ik had nog maar een paar dagen een blog. Nu, iets meer dan twee maanden later, kom ik bij lange na niet aan de 2500 bezoekers per dag, maar toch ben ik heel tevreden. Veel mensen beginnen een blog en denken dat de bezoekers vanzelf wel binnen komen stromen. Ik zal je even uit de droom helpen: dat is niet zo.

Een blog hebben kost tijd. Bezoekers komen niet zomaar, daar moet je hard voor werken. Ik zal een aantal tips geven:

1. Plaats regelmatig een stukje. Dit hoeft niet per se elke dag te zijn, maar het liefst minimaal één keer in de week. Bezoekers weten dan wanneer ze een blogpost kunnen verwachten en zullen daardoor eerder terugkomen.

2. Reageer op andere blogs. Doe dat niet zomaar willekeurig en reageer wel inhoudelijk op het stukje. Zet absoluut niet je url in de reactie zelf (dat kun je gewoon in het daarvoor bestemde vakje doen), dat is namelijk spam en wordt absoluut niet gewaardeerd.

3. Zorg dat je origineel bent. Schrijf niet de zoveelste recensie over Gooische Vrouwen of Black Swan, maar bijvoorbeeld over een minder bekende film.

4. Maak gebruik van de sociale media. Ik heb ooit in een ver verleden gezworen dat ik geen Twitter zou nemen, maar nu ik merk hoe handig dit is voor mijn blog (promotie, contact met lezers en andere bloggers, inspiratie) ben ik om!

5. Zorg dat je een aparte pagina (of naast je blogposts) over jezelf hebt, het liefst met een foto erbij. Mensen zijn nieuwsgierig naar de persoon achter de blog.

De moraal van dit verhaal is niet: schrijf massaal een stukje over de baard van Nico Dijkshoorn en twitter dat naar hem. Maar: vooral blijven bloggen en vergeet niet hoe leuk het is!

Dan ga ik nu even een kopje koffie drinken met Nico (I wish ;)).

Dit artikel is geschreven voor de blogkermis van Ben. Doe ook mee! Hier klikken voor meer informatie.