Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.
***
We zijn tien jaar en het gras is groen en de lucht is blauw. Vorige week regende het nog en keken we op tegen deze dag, maar de goden zijn ons goedgezind. Het is zo’n dag waaruit je hele jeugd lijkt te bestaan: je speelt met kinderen die je niet kent, maar die voor die dag je beste vrienden zijn. Je eet knakworsten op witte bolletjes en het zijn de lekkerste broodjes die je ooit hebt gegeten. Jullie zullen laatsten worden, maar dat maakt niet uit, want we hebben allemaal hetzelfde, iets te grote, blauwe shirt aan en we rennen, rennen, rennen, omdat we nog energie hebben en alleen maar kleine zorgen die nu lijken op te lossen in de wolken. We lopen elkaar achterna als kuikentjes achter de moedereend en we verbranden niet. Onze ouders verkopen snuisterijen voor een klein bedrag, het is eigenlijk niet logisch en toch is het de meest logische dag die er is. In je zak heb je een paar muntstukken voor een zakje snoep of toch die bal die bij de snuisterijen ligt. Deze dag duurt eeuwen en de zon brandt langer dan hij ooit heeft gedaan. Straks lig je soezig in bed, je hoofd vol met korfballen en gras en broodjes, nog niet wetend dat morgen het echte leven weer komt en dat ook dit zal vervagen en de kleine zorgen grote zorgen zullen worden. Maar nu niet. Nu hoef je alleen nog maar je ogen dicht te doen en te dromen.
Dat waren nog eens tijden!