Gek mens met een gekke bril

Ik snuffelde rond in mijn vaders computerkamer. Computerkamer klinkt alsof het helemaal vol staat met computers, maar dat is niet waar (slechts eentje). Het staat eerder vol met wat mijn moeder troep noemt. Tussen de ’troep’ vond ik deze bril.

Hij staat me goed (maar wat niet he?). Ik heb zelfs mijn shirt ermee gematcht, want je moet alles kapot matchen. Maar ik ga vandaag geen style-advies geven (want dat doe ik al zo vaak op mijn blog, net zoals mijn Outfits Of The Day).

Ik vraag me af hoe mijn vader aan die bril komt. Hij komt uit de oertijd (grapjeeeeee), dus hij heeft de flowerpowerhippietijd nog meegemaakt. En dat is waar deze bril me aan doet denken. En dan natuurlijk vooral aan de typische bril van John Lennon, met dezelfde ronde glazen, alleen zijn deze blauw en net een tikje groter.

Misschien was mijn vader vroeger wel een spion en behoorde dit tot zijn vermommingsuitrusting. Of (wat minder spannend) misschien was mijn vader wel een flowerpowerhippie met lang haar en een kransje van madeliefjes, die alleen maar ‘Peace, love and understanding!’ kon roepen. Of hij heeft gewoon een slechte smaak en droeg deze bril zonder één of ander statement uit te dragen, behalve die slechte smaak dan.

Ik zou het natuurlijk aan hem kunnen vragen. Maar dat doet het mysterie teniet. Ik blijf wel gewoon gekke foto’s maken met die bril. Want dat is nog het leukste eraan.

Jij bent niet mijn alles

Het gebeurt in liedjes. In gedichten. In films. Maar helaas ook in het echte leven.
‘Jij bent mijn alles. Zonder jou ben ik niets.’
Het is één van de uitspraken waarin ik een hekel aan heb of dat is nog zwak uitgedrukt: ik verafschuw het.

Dit is niet vanuit een gefrustreerde vrijgezelperspectief bedoeld, want dat ben ik niet. Voor zover ik weet, heb ik nooit tegen een jongen gezegd dat hij mijn alles is. En dat is maar goed ook, anders was ik nu niets.

Je hebt mensen die in een relatie stappen en hun hele leven opzij zetten. Hij of Zij is het Leven. Heette je vriendin eerst nog Marietje, nu is het MarietjeenPietje geworden. Marietje praat alleen nog in wijvorm en dat is niet omdat ze koninklijk bloed heeft. Denk je gezellig wat met Marietje te gaan drinken, blijkt Pietje ook mee te gaan. Ze zitten met lijm aan elkaar vast. Marietje is bovendien zo’n typje dat alles op Facebook zet.
‘Beertje, je bent mijn allesje, you and me forever, it’s real love!’ zet Marietje op de Facebookpagina van haar ware Jakob. Ze weet zeker dat ze voor altijd bij elkaar blijven.

En dan gaat het mis. Want ‘Beertje’ is toch niet meer zo verliefd. Hij is jaloers op zijn vrienden, die hij overigens nooit meer ziet (want dat vindt Marietje a.k.a. Tijgertje niet leuk), want die gaan nog wel stappen in het weekend. Hij is het gebonden leven zat.
Misschien voel je hem al aankomen, maar inderdaad: Pietje maakt het uit.
En Marietje? Die heeft een probleem. Want Pietje was Alles en nu is er Niets.

Ik zeg niet dat je geen kleffe koosnaampjes mag gebruiken, dat je niet af en toe in wijvorm mag praten of dat je geen lieve dingen mag zeggen tegen je geliefde. Maar het kan te ver gaan. Iemand anders kan niet alles zijn, het kan ook niet zo zijn dat jij niet zonder iemand kan. Want mensen gaan weg. Niet altijd, maar het risico bestaat. Dus bereid je er op voor. Zorg ervoor dat je naast je relatie ook nog een eigen leven hebt. Vergeet je vrienden en je hobby’s niet. Bovendien heb je dan ook nog wat aan elkaar te vertellen, ook fijn.

En alsjeblieft, liedjes- en filmmakers, dichters, ‘gewone’ mensen, zeg geen dingen meer als ‘Jij bent mijn alles en ik kan niet zonder jou’. Je geeft een verkeerd beeld.

Wie schrijft die blijft (5): romanschrijver Roel Smits

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een beautyblogger of een romanschrijver zoals Roel Smits. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Roel Smits

Roel Smits was 35 toen zijn eerste kind werd geboren. Dat zorgde voor een omslagpunt in zijn leven: er ontstond de behoefte om te gaan schrijven. Een tijdlang deed hij daar niets mee, maar na een paar jaar stopte hij met zijn baan aan de universiteit en begon hij zich bezig te houden met schrijven. Een aantal cursussen later kwam er een verhalenbundel (Honderd procent mens) en een roman (De tovenaar van Petersburg). In februari kwam zijn laatste boek uit: ik ben de zoon van John Lennon. Dit boek gaat over een man van middelbare leeftijd die met zichzelf in de knoop zit en denkt dat hij de zoon van John Lennon is. Zelf zat Smits ook in een crisis: ‘Dat had te maken met het overschakelen van mijn oude baan naar het schrijverschap. Het heeft een zwarte tol op je gezin. Dat heb ik in extreme vorm doorgetrokken in dit boek. Het is een soort prijs die je betaalt om op een hogere leeftijd een verandering door te maken, wanneer je al kinderen hebt en een gezin.’

Het schrijverschap: vrijheid en onzekerheid

Het fijnste aan schrijven, vindt Roel de vrijheid.
‘Ik heb het gevoel dat een bepaalde kant van mij ruimte nodig had. Dat heeft te maken met verbeeldingskracht. Die wilde ik niet alleen de ruimte geven, maar er ook iets nuttigs mee doen, namelijk een boek maken.  Bovendien heb ik een wat tobberige kant, dus die verbeeldingskracht kan ik heel goed inzetten voor het verzinnen van manieren waarop het fout kan gaan. En daar gaan boeken eigenlijk over, over hoe het fout kan gaan.’
Maar er zijn ook mindere kanten. Er zijn fases in het schrijfproces waarin Roel, en hij denkt dat veel andere schrijvers dat ook hebben, ervan overtuigd is dat hij het slechtste boek ooit aan het schrijven is. Dat komt voort uit onzekerheid.
‘Dat is in zekere zin de kern van het schrijverschap. Je kunt alleen iets moois of goeds maken als je werkt vanuit onzekerheid. Maar dat betekent dat je elke dag gaat zitten en dat je niet weet wat je moet doen. Dan hoop je dat het weer goed komt die dag. Het is in die zin een heel merkwaardig beroep.’

Een bijzonder proces

Wanneer Roel zijn zoon naar school heeft gebracht, gaat hij aan de eettafel zitten en begint hij met schrijven.
‘Ik schrijf een ochtend en dan is het vaak op. Maar ik ben ook met andere dingen bezig, dus die doe ik dan ’s middags. Zo schrijf ik een nieuwsbrief voor de TU Eindhoven en geef ik verschillende schrijfcursussen. Dus het schrijven is op een gegeven moment op, maar die andere dingen niet.’
Dat het schrijven na een tijdje op is, heeft te maken met dat het een bijzonder proces is dat Roel veel energie kost en veel concentratie vereist. 

Een plank voor je kop hebben

Als laatste geeft Roel nog een tip voor mensen die schrijven: ‘Je moet gewoon doorgaan. Dat is echt het belangrijkste. Cursussen zijn heel nuttig en moet je ook zeker doen. Maar je leert het meeste van schrijven, schrijven, schrijven. Je moet eigenlijk een plank voor je kop hebben, dat is gunstig. In de periode dat ik al ontslag genomen had en nog geen uitgever gevonden had, liet ik het niet toe dat ik mocht twijfelen over dat het zou lukken. En dat was heel goed.’

Vijf tips om te zorgen dat mensen niet naast je gaan zitten in het ov

Soms heb je geen behoefte aan mensen. En zeker niet een onbekende die jou met zijn/haar volslanke lijf tegen de rechterkant van de bus drukt. Daarom heb ik vijf tips om te zorgen dat mensen niet naast je gaan zitten in het ov. Maar let op: dit mag je alleen doen als het rustig is. Dus niet in de spits!

1. Strak aankijken bij binnenkomst.
Ik ben een nieuwsgierig mens, dus bekijk ik altijd de mensen die binnenkomen bij een halte. En ik heb gemerkt dat mensen minder snel naast je komen zitten als je ze aankijkt (of ik ben heel eng, dat kan ook). Glimlach niet, maar zet een strak gezicht op (of kijk zelfs boos) en voel de leegte naast je.

2. Zet keiharde muziek op.
Het liefst hardcore of andere boemboem-muziek. Negeer de boze blikken en zet het geluid zo hard mogelijk. Alleen doen als je een gehoorbeschadiging op de koop toe wilt nemen.

3. Maak een kindje en neem het mee.
Ervan uitgaande dat de meesten van jullie nog geen ouders zijn, is het voor deze tip wel handig om er eerst even eentje te maken. Je kan er ook één lenen natuurlijk. Zorg ervoor dat het kind een nacht lang niet geslapen heeft en ook nog niets heeft gegeten die dag. Succes gegarandeerd.

4. Ga zelf huilen.
Denk aan the Lion King en voel de tranen stromen. Voor extra drama kun je ook de haren uit je hoofd trekken en keihard gillen.

5. Eet iets met knoflook. Heel veel knoflook.
Koop knoflooksaus in en eet het hele bakje op. Zorg ervoor dat je ten alle tijde je mond open houdt, zodat de geur zich door heel de bus/metro/trein verspreidt.

En, zijn jullie blij met de tips?

Delen door nul is flauwekul


Dit is het enige dat ik aan mijn wiskundetijdperk heb overgehouden. Dat zegt wel genoeg, lijkt mij.

Wiskunde is nooit mijn beste vriend geweest.

Ik vond rekenen op de basisschool al stom. Toen kwam ik op de middelbare school. Nachtmerries. Huilen, schreeuwen, de haren uit mijn hoofd trekken. Waarom? Kansberekening, cosinus, standaardfuncties. En nog veel meer. Eigenlijk alles.

Ik deed vwo en had gekozen voor cultuur en maatschappij. Helaas kreeg je dan nog wel het vak wiskunde c, in de volksmond ook wel kneusjeswiskunde genoemd. Ik vraag me af hoeveel opdrachten ik uiteindelijk heb gemaakt. Want we zaten met zeven meisjes en één jongen in de klas (van wie er drie Laura heetten, joepie). We praatten over jongens of vervelende kindertjes die ook bij ons op school zaten. Elke les bedelden we om stroopwafels bij de leraar, die hij nog ging halen ook. Achteraf gezien is het een wonder dat ik überhaupt een voldoende heb gehaald voor wiskunde.

Want het moment kwam daar: het eindexamen wiskunde. Dat is meteen ook het moment dat je naar de afgelopen jaren kijkt en denkt: shit, ik had beter mijn best moeten doen.

Ik haalde een mager zesje, maar: ik had het gehaald! Nooit meer wiskunde, alleen maar simpele rekensommetjes die ik al op de basisschool heb geleerd. Mijn leven had weer zin.

Toch is me nog wat bijgebleven. Er was een leraar die ezelsbruggetjes verzon, zodat we de dingen beter zouden onthouden. Zoals de drietrapsraket en de truc met de duif. Geen idee meer wat het was. Maar één leus heb ik wel onthouden en zal ik jullie nog even meegeven. Het vat mijn wiskundekennis wel goed samen: delen door nul is flauwekul. Knoop dat maar in je oren.

(Mensen die nog eindexamen wiskunde hebben: succes!)

Ik zie, ik zie wat ik niet zie

Vandaag is het onderwerp de blik. Ook dit is iets wat Jan Drost heeft verteld tijdens de Soul Masqué en wat ik helaas niet zelf heb verzonnen.

We zien nooit wat we zien. Onze ogen zien niets, wij zijn het die zien. We zien alleen wat we denken te zien, wat geleerd hebben te zien en wat we verwachten te zien (of is dat teveel ‘zien’ in één zin haha). Je kunt namelijk niet volstrekt objectief naar de dingen kijken. Er zijn altijd bepaalde ideeën die je meebrengt in je blik. Denk bijvoorbeeld aan het bekijken van een foto van iemand. Meteen denk je al van alles: oh, dat zal wel een saai meisje zijn. Oh, hij houdt vast van metal. Je kan dat eigenlijk niet tegenhouden.

Want we nemen de dingen waar, bemiddeld door de ideeën die we hebben. En dat is de enige manier waarop we kunnen kijken. Het doet me denken aan de denker Foucault en zijn idee van episteme. Een episteme staat voor het geheel van kennis en wetenschap in een bepaalde periode en hoe de onderlinge samenhang wordt ervaren. Je kunt niet buiten je episteme kijken, net zoals dat je vast zit aan je blik. Dat klinkt heel naar, maar er valt simpelweg niet veel aan te doen.

Wel kun je gesprekken voeren met mensen. Jan Drost noemt een gesprek het uitwisselen van beelden. Zo kun je achter een ander perspectief komen. Maar of je de ander ook daadwerkelijk kunt begrijpen? Ik geloof van niet.

Wat denken jullie?

Hij is er eindelijk: de FAQ van Laura

(Eigenlijk moet het FAQ aan Laura zijn, maar dat vind ik een beetje klaar klinken, zeker als je FAQ fonetisch uitspreekt)

Soms zou ik wel eens een FAQ-formuliertje (FAQ staat voor Frequently Asked Questions, voor degene die het nog niet wist) bij me willen dragen. Of dat er, ploep, een digitaal beeld verschijnt met het antwoord.
‘Wat heb je nou weer te zeuren, Laura?’
Nou, sommige vragen worden wel erg vaak gesteld. En herhaling doet een mens geen goed. Dus hier zijn ze dan, de antwoorden op al uw vragen. En niet meer stellen he!

1. Hoe gaat het?
Dit antwoord varieert, maar waarschijnlijk één van deze: goed/slecht/kan beter/kut/geweldig (vaak op een sarcastisch toontje)/gewoon/gaat wel.

2. Hoe oud ben je?
Twintig en waag het niet te zeggen dat je dacht dat ik jonger was.

3. Wat studeer je?
Literatuurwetenschap.

4. Wat kun je daarmee worden?
Lieve vragensteller, ik zit op de universiteit. Dat is wetenschappelijk onderwijs en heeft dus niet zoals het mbo of het hbo het woord ‘beroep’ in zich. We leren academische vaardigheden, geen beroepen. Dus je ne sais pas.

5. Wat wil je worden als je later groot bent? (al wordt deze vraag vaker in een minder kinderachtige vorm gegoten)
Het allerliefst wil ik schrijven, schrijven, schrijven en ik wil graag de journalistiek in.

6. Je bent wel klein he?
Ik ga niet antwoorden op retorische vragen, maar je kan wel een vuile blik van me krijgen.

7. Hoe gaat het op school?
Goed/druk.

8. Hoe laat moet je vandaag weg? (deze vraag komt meestal van meine Mutti)
Dit antwoord varieert, maar waarschijnlijk is dit al de derde keer dat je het vraagt vandaag, dus ik zeg het lekker niet!

9. Wat gaan we eten? (deze vraag komt meestal van mein Brudertje en nee, dat is geen goed Duits)
Waarschijnlijk iets vies.

10. Kijk je uit? (deze vraag komt altijd van mein Vati als ik de deur uit ga)
Ja/nee (ligt eraan in wat voor bui ik ben).

Is dat niet fijn? Nu heb ik al jullie vragen beantwoord! Of ben ik soms iets vergeten?

Laura’s liederenanalyse: toen ik je zag (overdreven gedoe)

httpv://www.youtube.com/watch?v=ADFTOCN5ZRY
Beeld is van slechte kwaliteit, maar ik kon even niets anders vinden. Maar het gaat om het liedje.

Je hebt van die nummers. Je weet eigenlijk niet zo goed of ze nou goed zijn of juist heel slecht. Dat heb ik met ‘Toen ik je zag’ van Hero a.k.a. Antonie Kamerling. Het is zo’n meezinger, weet je wel. En daarom luister ik het graag. Maar de tekst. Oh god.

Ik dacht nooit aan morgen, vandaag was lang genoeg
Jeetje, dat lijkt me niet verstandig hoor. Betekent dat dat je ook nooit afspraken met de tandarts maakt?
Totdat ik jou zag, en ik dacht ineens aan morgenvroeg
One night stand? Hoe snel je weer weg moet gaan?
Ik hield niet van de liefde, voor mij was er geen vrouw
Totdat ik jou zag, en ik hield zomaar ineens van jou
Nou, ik weet dat er vrouwen zijn die klagen dat mannen nooit ‘ik houd van jou’ zeggen, maar dit is me toch net iets te snel hoor.

Je hebt niet in de gaten, wat je allemaal met me doet
En dat kun je ook niet weten, ik heb je pas één keer ontmoet
En toen heb je mij misschien, niet eens gezien
Oké, dus je hebt haar nog maar één keer ontmoet, zij heeft jou waarschijnlijk niet eens gezien en toch doet ze al van alles met je en houd je van haar? Overdreven gedoe zeg!

Ik ging nooit naar buiten, echt vrolijk was ik niet
Dat lijkt me niet gezond hoor. En ook niet praktisch. Heb je geen werk? Moet je nooit naar de supermarkt?
Nu loop ik zelfs te fluiten, en ik kijk of ik jou ergens zie
Ik kon om niemand lachen, ik was tot niets in staat
Nu ben ik dag en nacht een zon, omdat ik weet dat jij bestaat
Goh, wat één keer een vrouw ontmoeten toch niet allemaal met een man kan doen.

Er was een donder, een bliksem, een slag toen ik je zag
Heftig. En nogal gevaarlijk lijkt mij.
Ik ben veranderd, een ander, sinds die ene lach
Ik geef me over, je hebt me, verzetten heeft geen zin
Ik ben veranderd, een ander, en dit is pas het begin
Zo, dit is niet zomaar iets. Je hebt één keer een vrouw gezien, niet eens met haar gesproken en je bent al meteen smoorverliefd en zelfs helemaal veranderd! Zou dit dan ware liefde zijn?

Ondanks de tekst blijf ik dit liedje gewoon luisteren. En lekker vals meezingen. Jullie?

Oma Laura


Of ik word een oma met een knotje in. Kan ook. En ik had geen grijze pruik, dus dan maar een kinderlijke tekening.

Ik heb geen kinderen, laat staan kleinkinderen. Ik bedoel, ik ben twintig. Maar dat verandert niets aan het volgende: ik zou graag oma willen zijn.

Ik zie het al helemaal voor me. Ik ben de gekke oma (de andere oma is strenger, dus dat maakt mij automatisch de leukste). Ik bak koekjes met de kindertjes, ik maak taarten, ik hang slingers op ook al is niemand jarig, ik prijs tekeningen en knutsels (dat is geen woord, maar dat maakt niet uit), ik dans mee op J4 of hoe de nieuwe K3 dan ook zal heten. Ik heb grijze krulletjes (maakt niet uit dat mijn haar nu steil is en de kans heeeeeeeeeeeel klein is dat ik als oma krullen heb) en van die comfortabele omaschoenen aan. Een oma met wie je lekker kunt knuffelen. Een schattig omaatje op straat dat je vriendelijke gedag zegt. Een oma met twinkelingen in haar ogen. Oma Laura, dat word ik.

Want zeg nou zelf: kinderen krijgen zal vast leuk zijn (of nou ja, het bevallen lijkt me dan weer geen pretje), maar niet alleen maar.  Je moet die kinderen namelijk ook opvoeden. Als oma hoef je alleen maar leuke dingen te doen. Ik kan de kindjes zoveel snoep geven als ik wil. En als ik ze zat ben, zet ik ze voor de tv (als die er dan nog is). Of ik stuur ze naar hun papa en mama (muwhaha).

Ja, dat lijkt me wel wat, oma zijn. Maar oma word je niet zomaar: daarvoor moet je toch eerst moeder worden. Ik denk dat ik daar nog maar even mee wacht.

Gedicht: de liefde van mijn leven

Laatst beleefde ik een prachtig moment. Ik ontmoette mijn ware Jakob/mijn prins op het witte paard/de ware/de liefde van mijn leven. Ik heb er een gedichtje over gemaakt. Voor de mensen die weigeren naar bovenstaand plaatje te kijken of in de war raken van de verschillende letters (ik besloot er een mooi geheel van te maken), is hier het gedicht nog een keer:

De liefde van mijn leven.

Hij roltrap op.
Ik roltrap af.
Een glimlach, meer niet.

En zo verdween hij uit mijn bestaan.

(De laatste regel moet dus eigenlijk achter elkaar, maar daar had ik niet genoeg ruimte voor op het vel papier). Voor de mensen die niet zo goed zijn in het begrijpen van een ogenschijnlijk makkelijk gedicht zal ik het even uitleggen.
Een paar dagen geleden was ik op Utrecht Centraal om aldaar de trein naar Den Bosch te nemen voor een interview (en ik ga lekker niet zeggen met wie). Daarvoor nam ik de de roltrap naar beneden. Mensjes kijken is leuk, dus bekeek ik de mensen op de roltrap naast mij, die naar boven ging. En daar was hij: de perfecte man. Ik keek naar hem, hij keek naar mij. Hij glimlachte. Ik glimlachte terug. Het was echte liefde. Helaas gingen onze roltrappen verschillende kanten op en was dat het einde van onze romance.

Maar hij heeft wel mooi mijn dag gemaakt.