Hoe ik ooit met die rare studie van mij aan een fatsoenlijke baan ga komen

Onderwerp bedacht door: Kurck (die een fatsoenlijke baan heeft, iets met computers).

Na ‘Jij bent echt klein!’ is ‘Wat voor werk kun je doen met de studie Literatuurwetenschap?’ de vraag die het meest aan mij gesteld wordt. Hij gaat meestal gepaard met een gezicht dat zegt: ‘Ik geloof dat het antwoord op mijn vraag ‘Helemaal niets.’ is.’
Ik zucht dan meestal (goh, dit is pas de tachtigduizendste keer dat ik deze vraag krijg) en antwoord: ‘Nou, veel mensen gaan de uitgeverij in, maar ik wil journalist worden.’
Eigenlijk weet ik dat eerste niet helemaal zeker, maar ach.

Dat is het enige moment waarop ik wenste dat ik iets als Fysiotherapie of de Pabo deed.

Ik zal het nog één keer uitleggen: bij mbo en hbo zit het woord BEROEP in de naam. Bij universiteit niet. Want op de universiteit leer je niet voor een bepaald beroep, je leert bepaalde vaardigheden die niet per se aan één specifiek beroep zijn gekoppeld. Dat betekent aan de ene kant dat er dus veel mogelijkheden zijn, maar aan de andere houdt dat ook in dat het aan jou ligt wat je gaat doen (sowieso, maar hier worden de teugels dus losser gelaten). Ik wil de journalistiek in, dus doe ik er een minor Journalistiek en Nieuwe Media bij en schrijf ik in mijn vrije tijd voor Studenten.net en werk ik bij de radio. Maar als jij de uitgeverij in wil, kun je daar een minor bij volgen en stage bij een uitgeverij volgen (of dat is althans verstandig). Maar dat moet je wel zelf doen. De docenten houden je handje niet vast als je naar de open dag voor de masters gaat.

Ik denk dat het er, niet alleen bij universitaire studies, ook gaat (en bij journalistiek: vóóral) om wat je naast je studie doet. Want daarmee bepaal je je richting. En dus of je een fatsoenlijke baan krijgt (als is daar in tijden als deze bijna niet te komen als je de culturele sector in gaat, joepie).

(over wat een fatsoenlijke baan is, ga ik voor het gemak maar niet over twisten)

Vijf dingen die ze je niet vertellen wanneer je naar de universiteit gaat


De leukste faculteit van Leiden: geesteswetenschappen in het Lipsiusgebouw.

Ja ja, het studiejaar is weer begonnen. Ook dit jaar zijn er vele nieuwe studenten gestart. En weten jullie, lieve sjaars, feuten stomme woorden zijn dat eerstejaars: veel dingen worden je niet verteld, maar daar kom je vanzelf achter. Of nee, weet je wat, ik verklap alvast wat.

1. Het huiswerk op de middelbare school is niets vergeleken met wat je nu moet doen.
De middelbare school. Repetitie hier, repetitie daar. Een beetje oefeningen maken. Een paar sommetjes doen. Maar dan kom je op de universiteit. Het ligt natuurlijk aan je studie, maar plotseling moet je veel artikelen lezen en papers schrijven. Nee, dat zijn geen Jip en Janneke-artikelen, maar heuse wetenschappelijke artikelen met termen als focalisatie en polyfonie. Het is zelfs, ja echt, de bedoeling dat je die artikelen snapt. Dat is wel even wat anders dan de tekstjes die je voor Nederlands moest lezen.

2. Niet iedereen zit bij het corps.
Er zijn veel studentenverenigingen. Je hebt het corps, waar de balletjes zitten (zeg maar Jort Kelder, maar dan nog balleriger). Die houden lijstjes bij met wie ze allemaal hebben gehad (if you know what I mean), beulen sjaars/feuten (ja, want zo noemen zij dat wel) af en houden ontgroeningen. Maar er zijn ook studentenverenigingen zonder ontgroeningen. ‘Wat, kun je daar gewoon lid van worden en dat was het dan? Niet in een hoekje staan en de hele tijd ‘komkommer’ zeggen? Geen luiers dragen? Geen fles mayonaise leeg eten?’ Nee, niets van dat alles. Heus, geloof me maar!

3. Het is een zooitje.
Zoals bij elke grote organisatie is het ook bij de universiteit een zooitje. Het inschrijven voor de vakken, boeken die niet in de universiteitsbibliotheek staan, roosters die elkaar overlappen. Wat dat betreft geen verbetering met de middelbare school.

4. Het wordt steeds duurder.
Denk je aan het begin van je studie dat je je geen zorgen hoeft te maken over het geld, moet je nu opeens een langstudeerboete betalen als je te lang gestudeerd hebt (‘Uuuh politici, hoe lang hebben jullie ook alweer gestudeerd?’). En er komt misschien/waarschijnlijk een leenstelsel in plaats van studiefinanciëring. Dat is je dank dat je zo slim bent.

5. Het gaat veel sneller voorbij dan je denkt.
Ik zit verdomme alweer in mijn derde jaar. Ik moet een scriptie gaan schrijven, een SCRIPTIE! Echt, voor je het weet, is het voorbij en dat is niet leuk. Daarom heb ik bedacht dat we het om moeten gooien. Vier jaar basisschool, zes jaar middelbare school en acht jaar studeren. Kun je nog een tweede studie doen ook. Goed geregeld toch?

Maar vooral: geniet ervan. Want het is zo weer voorbij!

Het houdt nooit op

httpv://www.youtube.com/watch?v=bpYTFsnn4LE

Een begrip dat een grote rol speelt bij de studie literatuurwetenschap is intertekstualiteit. Er is intertekstualiteit in engere en in bredere zin. In engere zin wil zeggen dat er bijvoorbeeld een citaat in een boek staat wat verwijst naar een ander boek. Maar als je zelf verbanden legt tussen bepaalde literatuur of bijvoorbeeld films, wat niet voor iedereen hetzelfde hoeft te zijn, is het intertekstualiteit in bredere zin. Elke tekst heeft een enorm intertekstueel veld.

Goed, een voorbeeld. Dit liedje van Frank Sinatra, dat ik trouwens heel leuk vind. Op een gegeven moment wordt er dit gezongen:

Work like a soul inspired
Till the battle of the day is won
You may be sick and tired
But you’ll be a man, my son

Die laatste zin (but you’ll be a man, my son) doet me denken aan een gedicht en is misschien wel een directe verwijzing. Namelijk naar het gedicht ‘If’ van Rudyard Kipling, één van mijn lievelingsgedichten. In dat gedicht staan voorwaarden die je moet hebben om een Man te zijn (If you can keep your head when all about you/Are losing theirs and blaming it on you etc.). En wat zijn de laatste twee zinnen?

Yours is the Earth and everything that’s in it
And – which is more – you’ll be a Man, my son!

De zin uit het liedje komt dus overeen met dit gedeelte van het gedicht. Dit is dus intertekstualiteit in engere zin. Goed, laten we verder gaan.

Dit gedicht doet me denken aan the Jungle Book. Ja, want Rudyard Kipling is de schrijver daarvan. Het boek heb ik niet gelezen, maar de Disneyfilm heb ik uiteraard wel gezien (jeugdsentiment). Wanneer ik aan de film denk, moet ik meteen aan het leukste liedje daarin denken: de olifantenmars. Daar word je nog eens vrolijk van haha. En de olifanten(mars) doet me weer denken aan de olifantenverzameling van Annemijn.
Die laatsten zijn geen expliciete verwijzingen, dus intertekstualiteit in bredere zin (al is intertekstualiteit eigenlijk niet zo’n goed begrip, omdat het alleen ’tekst’ in zich heeft, maar het kan natuurlijk ook bij beeld en geluid). En zo kun je steeds doorgaan en doorgaan. Misschien doet Annemijn je denken aan je vroegere buurmeisje. Intertekstualiteit houdt nooit op.

Waar moest jij aan denken bij mijn voorbeelden?

‘En wat studeer je?’


Het leven van een student Literatuurwetenschap.

In het leven krijg je veel vragen. Zoals: ‘Hoe gaat het?’ en: ‘Lekker weertje he?’ Momenteel is er een andere vraag die ik vaak krijg. Je had het misschien al kunnen raden door de titel, maar voor de mensen die het niet door hadden, het is de vraag: ‘En wat studeer je?’

Logischerwijs krijg je deze vraag bij het ontmoeten van nieuwe mensen. Of van niet zo nieuwe mensen die je vaag van school kent en weer in de bus tegen komt.
‘Dus zo logisch is dat nou ook weer niet, Laura.’
‘Ach, houd je mond.’
Ik zal jullie vertellen wat ik altijd als antwoord geef. Dit keer is het wel logisch dat ik altijd dit antwoord geef, want het is nu eenmaal zo en ik ben niet van studie geswitcht.
Het antwoord is *trommelgeroffel*: Literatuurwetenschap.

Er zijn verschillende reacties hierop mogelijk. Zo zijn er mensen die zeggen: ‘Oh eh ja, leuk. Ofzo. Ik houd niet echt van lezen.’
Nee nou ja, ik wel dus.
Maar eigenlijk gaat het meestal zo:
‘En wat studeer je?’
‘Literatuurwetenschap.’
‘Oh wat knap/goed/leuk/interessant zeg!’
Zeer waarschijnlijk heeft mijn gesprekspartner nog nooit van mijn studie gehoord, laat staan dat ze het echt knap/goed/leuk/interessant vinden.
Maar het gesprek is nog niet afgelopen. Ik krijg nog een vraag. Een vraag die bijna alle studenten (behalve mensen die geneeskunde of zoiets studeren) krijgen.
‘En eh, wat kun je daar nou eigenlijk mee?’
Je zou bijna de neiging krijgen om keihard ‘NOU HELEMAAL NIKS!’ te roepen, maar dat doe ik niet, want ik houd niet van schreeuwen.
‘Eh ja, veel mensen gaan de uitgeverij in, maar ik wil journaliste worden.’
Dat is mijn antwoord en dan moet ik weer het hele journalistiek-gedoe gaan uitleggen (nee, ik wilde geen hbo doen, maar in mijn keuzeruimte kan ik dit kiezen en dan een master blabla).

En ik snap het. Want ik zal het zelf ook wel gevraagd hebben aan andere mensen met andere studies. Maar het is zooooooo irritant om de hele tijd hetzelfde verhaal te vertellen. Ik zou bijna een studieswitch maken, gewoon, zodat ik iets anders kan antwoorden.

Maar het kan ook anders. Eén keer is me dit overkomen:
‘En wat studeer je?’
‘Literatuurwetenschap.’
‘Natuurwetenschap? Interessant zeg!’
Tja. Ik denk dat ik voortaan maar beter moet ar-ti-cu-le-ren.

Tien tips voor studeren/leren

Deze foto is in scene gezet. 

1. Zet Facebook/Twitter/elkwillekeurigewebsite NIET aan.
Gewoon niet doen. Alles lijkt leuk als sog-materiaal (S.O.G. = studieontwijkendgedrag), zelfs Hyves. Maar je moet het vooral n-i-e-t doen. Voor je het weet, is het de volgende dag.

2. Zorg voor een rustige omgeving.
Ga dus niet in de woonkamer zitten, terwijl de tv aan staat en je moeder aan de telefoon zit. Ga naar de UB (universiteitsbibliotheek) (tenzij je weet dat je meer pauzes zult nemen dan daadwerkelijk werk verrichten), een willekeurige bibliotheek of zit gewoon in je eigen kamer (nogmaals: ga NIET op Facebook).

3. Maak gebruik van de hulpmiddelen die je hebt.
Als je woordjes moet leren, gebruik dan wrts.nl. Bekijk de powerpoints van de colleges nog eens, vraag aantekeningen aan je studiegenootjes, kijk of er oefententamens zijn en ga die dan ook echt oefenen.

4. Gebruik een schema/planning.
Maak aan het begin van de tentamenperiode/toetsweek een planning waarin staat wat je wanneer gaat leren. En houd je er ook aan. Maak het schema eventueel mooier door het gebruik van kleurtjes, stickers en glitters (ja, alles is geoorloofd, behalve glinsterende vampiers).

5. Maak samenvattingen.
Ja, samenvattingen van anderen kunnen ook handig zijn, maar maak er eerst zelf één. Terwijl je iets samen vat, neem je al wat van de stof op. Oh en misschien is het handiger om al tijdens de collegeweken samenvattingen te maken en niet een week voordat je een tentamen hebt. Neem dat maar van mij aan.

6. Vergeet niet om pauze te nemen.
Vier uur achter elkaar non stop leren is niet gezond. Neem op tijd pauze. Denk aan: eten, drinken, how I met your mother kijken, op Facebook gaan (ja, tijdens pauzes mag het wel), je kamer opruimen et cetera. Maar alleen in je pauzes he, niet als studieontwijkend gedrag!

7. Zorg voor structuur.
De aantekeningen van dat ene vak horen niet bij de samenvattingen van dat andere vak. Doe mij dus niet na (zie de foto), maar zorg dat het een beetje netjes is.

8. Plan allemaal leuke dingen in de periode na de tentamen/toetsweek.
Dan heb je iets om naar uit te kijken tijdens het leren.

9. Neem genoeg rust.
Slapen is leuk en al helemaal tijdens dit soort weken. Slaap is je beste vriend. Ga geen nachten door, maar verwelkom je bed.

10. Geniet!
Voor je het weet, heb je een saaie kantoorbaan in plaats van die paar dagen college in de week en moet je écht volwassen gaan doen.
Oké nee, grapje, er valt simpelweg niet te genieten. Nog even en het is voorbij, oké? Het komt allemaal goed.

‘En Laura, houd je je eigenlijk aan je eigen tips?’
*klikt Facebook weg*
‘Eh ja, natuurlijk!’

Heb jij nog tips?

‘Ik ben gewoon mezelf.’

Het is net een bloemetje. Mooi he? (‘Eh… Ja. Apart.’)

Ik doe wel eens wat aan mijn studie. Ja, het is echt waar. Eigenlijk wel meer dan ‘wat’. Maar goed, als je dan zo aan je studie zit (Literatuurwetenschap in mijn geval), dan gebeurt er wel eens wat: je kan er zomaar opeens inspiratie uit halen.

Misschien kun je het al raden, maar dat is mij dus ook gebeurd. Het had te maken met meneer Fanon en Bhabha (ja, Bhabha is een aparte achternaam, maar hé, wie ben ik om dat te zeggen?). Dat zijn hele slimme mensen die over hun bevindingen hebben geschreven.  Ik weet trouwens eigenlijk niet wat meneer Bhabha ermee te maken heeft, want volgens mij heeft alleen meneer Fanon dit bedacht, maar goed. Het staat zo in mijn notitieboekje, dus dan moet ik mezelf maar geloven.

Oké, ik heb dus al eerder over identiteit gehad (was toevallig ook studiegerelateerd) en jawel, ik ga het weer doen (‘Nee, niet alwéér!’). Maar dan op een andere manier. Meneer Fanon bedacht namelijk de relationele identiteit. Ja ja, daar ga je misschien wel punten mee scoren in een gesprek met onbekenden. Of niet, natuurlijk.

Goed, relationele identiteit dus. Fanons idee is dat relaties met anderen bepalend zijn voor de eigen identiteit. Daar kunnen we het wel over eens zijn toch? Je ouders, vrienden, collega’s – noem maar op – hebben een effect op jou, of je dat nu wil of niet. Máár Fanon voegde er nog wat aan toe: dat betekent dat je nooit autonoom (zelfstandig) jezelf kunt zijn.

‘Huh?’ denk je nu. ‘Maar ik ben toch gewoon mezelf, hoe kan ik nou niet mezelf zijn?’
Wat Fanon bedoelt, is dat jouw identiteit dus bepaald wordt door anderen en dat er bovendien een constante herdefiniëring is van jou en de ander. En dat valt weer te koppelen aan het andere blogje over identiteit, namelijk dat je meerdere identiteiten hebt en dat die veranderen afhankelijk van met wie je bent.

De grote vraag is: zijn jij en ik het met hem eens? Wat mij betreft, ik ben het met hem eens dat de relaties met anderen bepalend zijn voor je eigen identiteit. Ik snap wat hij bedoelt met dat je nooit autonoom jezelf kunt zijn, maar ik zou daarvoor in de plaats willen stellen dat je jezelf wel kunt zijn, maar dat er meerderen zelven zijn. Ik kan mezelf zijn bij mijn ouders en ik kan mezelf zijn bij mijn vrienden, maar ik heb in beide gevallen niet dezelfde identiteit/hetzelfde zelf.

Ik weet niet of jullie dit wel interessant vinden of te ingewikkeld of misschien denken jullie: wat een gezeik, lekker boeiend. Maar ik wilde het er toch even over hebben (morgen komt er weer een ander soort blogje hoor).

Dus nu (je verwacht hem waarschijnlijk al), de vraag aan jou: ben jij het met Fanon eens? Of ben je het met mij eens? Of met ons allebei niet?

Literatuurwetenschap

Zoals jullie misschien al weten (of niet natuurlijk), studeer ik Literatuurwetenschap in Leiden (vanaf september gaat het Film- en Literatuurwetenschap heten, maar ik hoor nog bij de oude garde zeg maar).

Als ik vertel dat ik deze studie doe, dan krijg ik altijd dezelfde vraag. Deze vraag krijgen bijna alle studenten, namelijk: ‘Wat kan je ermee?’ of anders gesteld: ‘Wat wil je ermee worden?’
Op de universiteit en bij sommige hbo-studies gaat het er namelijk niet om dat je er een beroep mee kunt leren, maar om academische vaardigheden. Zo ook bij mij. Nu schijnt bij Literatuurwetenschap de meerderheid de uitgeverij in te gaan, maar no way dat ik dat wil. Nee, het liefst zou ik journaliste willen worden.

Ik ben heel erg blij met mijn studie, omdat het veel van mijn interesses in zich heeft: literatuur (goh), maar ook geschiedenis en filosofie. Ja, ik moet veel lezen (één, soms twee boeken per week, heel veel artikelen), maar dat is natuurlijk geen straf ;). Bovendien heb je er ook wat aan als je zelf schrijft: je leert hoe bepaalde dingen in elkaar zitten, zoals de vrije indirecte rede of focalisatie (zoek dat maar op bij meneer Google).

Dus ja, het is een goede keuze geweest! En nu ben ik benieuwd naar jullie. Welke studie of beroep doe jij? En waarom?

Ik ben erg benieuwd!