Losers & succes

httpv://www.youtube.com/watch?v=MtSE4rglxbY

Je moet een studie volgen. Een bachelor, maar het liefst ook een master. Goede cijfers halen (met minder dan cum laude kun je eigenlijk niet aankomen), maar denk maar niet dat je al je tijd aan je studie mag besteden. Je moet in het bestuur van je vereniging zitten, een stage bij een superawesome bedrijf lopen (dus niet het plaatselijke sufferdje), een relevante bijbaan hebben, netwerken, bloggen, een sociaal leven leiden, zo veel mogelijk volgers op social media hebben én dit alles delen met zoveel mogelijk mensen.

Vermoeiend he?

Maar als je het niet doet, dan ben je een loser. Als je niet slaagt, is het je eigen schuld.

Deze gedachte komt in ieder geval vaak voor in de huidige samenleving. Presteren en succes is alles en bovendien maakbaar. Als jij geen goede baan hebt, dan komt dat, omdat je niet hard genoeg geprobeerd hebt en dat maakt je een loser.

Ik merk dat ik er zelf ook word door beïnvloed. Ik zet het niet op Twitter als ik een weekendje niets doe, maar als ik naar een hip evenement ga, dan tweet ik er wel over. Eén stage is niet genoeg, het moeten er meerderen zijn en dan wel wel bij bijzondere bedrijven.

De filosoof Alain de Botton praat hierover in het filmpje (en over nog veel meer interessante dingen). Is het niet gek dat we doen alsof iedereen gelijk is in dat opzicht? Dat we allemaal succes kunnen hebben als we er maar moeite voor doen? Terwijl bijvoorbeeld geluk ook een grote rol speelt.

Eén boodschap dat mij raakte van Alain de Botton was: je kunt niet overal in slagen. Je kunt niet op elk gebied succes hebben. En dat hoeft ook niet.

Iets om over na te denken vandaag.

Van denker tot denker: Martine Prange

Foto Martine Prange

“Je moet ook een vrouw interviewen,” zei Jan Sleutels tijdens mijn interview met hem. Hij raadde mij Martine Prange aan, universitair docent en post-doc  aan het Instituut voor wijsbegeerte van de Universiteit Leiden. En zo geschiedde.

Nietzscheaanse migraineaanvallen

In Groningen schreef Prange haar eerste proefschrift over de vrolijke wetenschap van Nietzsche. Daarin heeft Nietzsche het over  het integreren van het zuiden in het noorden. Hoe kwam Martine Prange aan dit onderwerp? “Iedereen die studeert, heeft wel eens het gevoel dat hij te vaak met zijn neus in de boeken zit en dat het echte leven aan hem of haar voorbij gaat. Ik had pas toen ik in Turkije woonde, omdat ik daar ging voetballen, het gevoel dat ik enorm in het leven stond.  Daar zag ik dat Nietzsche in staat was zo’n levensfilosofie te ontwerpen. Ik was benieuwd naar het belang van het zuiden voor zijn vitalistische filosofie en dat is de vraag geweest van mijn eindscriptie, dat later gepubliceerd is als Lof der Mediterranée.”
Zelf probeert Martine ook hier die levenswijze toe te passen, maar dat lukt niet altijd: “Ik was afgelopen jaar op onderzoeksbezoek in Zuid-Italië en kreeg Nietzscheaanse migraineaanvallen hier, omdat ik het vreselijk moeilijk vond om me weer aan te passen aan de noordelijke levensstijl. Maar voor zover mijn leven dat toe laat, probeer ik binnen mijn dagelijkse bezigheden het zuidelijke genieten te integreren.”

Vrouwenvoetbal en filosofie

Nu combineert Martine Prange in haar onderzoek haar twee grote passies: voetbal en filosofie. Zelf voetbalde ze professioneel in België en Turkije. Bij dit onderzoek, dat Prange sinds september leidt, zijn momenteel 9 onderzoekers en 6 maatschappelijke partners betrokken. Prange: “Wij onderzoeken de maatschappelijke impact van meiden- en vrouwenvoetbal in Nederland en zijn onder meer benieuwd naar de weerstanden die meiden ondervinden in de sport en door hun keuze voor deze sport. Helpen of hinderen die weerstanden hen in hun talentontwikkeling en bij het verwerven van een maatschappelijke rol? En hoe combineren zij sport, religie en cultuur bij de ontwikkeling van een bepaalde levensstijl ? Om deze antwoorden te formuleren, gebruiken we het denken van Kant en Nietzsche over weerstand en conflict. Ik ben vanuit mijn Kant-Nietzsche onderzoek al geïnteresseerd naar het belang van weerstand en conflict voor een vitale samenleving.  Juist in sport zijn zie je het belang van competitie, conflict en weerstand als het ware onder een vergrootglas.”

Nut van filosofen

Hoewel veel mensen niet weten wat je met filosofie kunt doen, blijkt het (uiteraard) toch nuttig te zijn. Volgens Prange zit dat hem in de kritische reflectie: “Ik merk dat de filosoof dieper en abstracter weet te reflecteren op concepten dan veel sociale wetenschappers. Dat komt, omdat wij andere vragen stellen. Ik vind het erg belangrijk om te kijken welke methoden worden gehanteerd bij wetenschappelijke onderzoeken. Er wordt namelijk ongelooflijk veel geld aan gespendeerd. Bijvoorbeeld het idee dat ‘wij ons brein zouden zijn’ wordt redelijk onkritisch overgenomen. Het is dan de taak van de filosofen om daar vraagtekens bij te zetten.”
Een andere vaardigheid van filosofen is hermeneutiek, teksten lezen. Helaas is die vaardigheid aan het verdwijnen. Prange: “Studenten krijgen geen tijd meer om überhaupt een boek te lezen, laat staan om te leren hoe ze zo’n boek goed en kritisch moeten lezen. Daarmee is ook de basis voor het kritische denken bedreigd. “
Prange: “Begrippen als “vrijheid” en “racisme” worden te pas en te onpas gebruikt in Nederland, zonder dat iemand daar een heldere definitie van geeft. Als je in het maatschappelijk debat onnauwkeurig omgaat met begrippen, dan ga je ook onnauwkeurig om met ideeën en krijg je dus nooit een fatsoenlijke discussie en dus ook geen goed beleid. De één weet al niet wat hij zelf zegt, laat staan dat hij begrijpt wat de ander zegt. Dat ontbreekt volkomen in het maatschappelijk debat dat in Nederland plaatsvindt en dat komt volgens mij, omdat filosofen niet voldoende worden betrokken in dat debat.”

Het fijne van deze interviews vind ik dat ik steeds meer redenen ontdek waarom filosofie belangrijk is. Ook Martine Prange heeft daaraan bijgedragen. Hoe kunnen we een goed debat volgen als de fundamenten al niet goed zijn? Gelukkig hebben we de filosofie.

Van denker tot denker: Jan Sleutels

IMG_2187

Terwijl ik stond te wachten in het gebouw van Wijsbegeerte van de Universiteit Leiden kwam er een man met grijze krullen op me af: Jan Sleutels, onderzoeker en hoogleraar Metafysica.
“Ik heb een lange vergadering achter  de rug,’ zei hij. ‘Vind je het goed als we buiten gaan zitten? Dan kan ik een sigaartje roken.”
Ik zou het niet durven om een man zijn pleziertje af te nemen na zoiets verschrikkelijks als vergaderen, dus stemde ik toe. En wat bleek? Jan Sleutels is niet alleen een filosoof, hij is ook een bricoleur.

Een wat?

Voor de mensen zoals ik die alleen onderbouw-Frans hebben gekregen: een bricoleur is een knutselaar, een doe-het-zelver. Sleutels: “Ik houd van knutselen. Niet alleen met denkbeelden, maar ook met de computer of cement en hout. Geef mij maar iets om te bouwen en ik doe het. Filosofie is voor mij de ultieme Spielerei. Je hebt een arsenaal aan gedachten, denkbeelden en redeneringen, wat zo omvangrijk mogelijk moet zijn. En daar ga je dan mee spelen. Je kunt het vergelijken met een kind dat een doos met lego krijgt en verrukt aan de slag gaat. Dan heb je iets gemaakt, kijk je er even naar, breek je het af en verander je het weer. Dat zit in mij. Ik denk dat het iets mens-eigens is.”

Die Philosophie macht traurige Leute

Maar als Jan Sleutels zo van knutselen houdt, op allerlei manieren, waarom heeft hij dan specifiek voor de studie filosofie gekozen? Sleutels: “Ik wist niet wat ik moest kiezen. Op het gymnasium leerde ik dat filosofie de moeder is van alle wetenschappen. Ik nam mij voor: ik ga een jaar filosofie studeren om bij die moeder van alle wetenschappen een betere keus te kunnen maken.”
Hoewel hij het in eerste instantie een hekel had aan de rare, achterhaalde oude filosofische theorieën heeft hij het toch afgerond en is uiteindelijk docent aan de Universiteit van Leiden geworden. Dat betekent echter niet dat filosofie alleen maar pret is. Sleutels is er wel eens door teleurgesteld: “Soms ben je bezig met het uitwerken van een theorie of het doordenken van een bepaald probleem en weet je er zoveel van dat je beseft: het maakt allemaal geen donder uit. Je kunt duizenden verschillende kanten op en overal zijn fundamentele bezwaren aan te brengen. Wat moet je dan? Het is waarschijnlijk waar wat Schopenhauer beweerde: ‘Die Philosophie macht traurige Leute.’”
Gelukkig is het niet alleen maar ontmoedigend. “Het kan anderzijds ook iets dankbaars hebben. Je kunt namelijk alles relativeren op die manier, ook tegenspoed. Toch is het een valkuil, want je kunt kleurloos worden. Ik probeer die valkuil te vermijden of ik daarin succesvol ben dat moeten anderen maar beoordelen.”

WikiLogics

Eén van de collegereeksen die Jan Sleutels in Leiden geeft, heet ‘WikiLogics’: “Het gaat over de vraag of onze manier van denken verandert onder invloed van veranderende communicatiemedia. Bijvoorbeeld internet, maar je kunt ook denken aan oude media zoals de drukpers. Eén van de manieren waarop ik dat aanpak is door met studenten in kaart te brengen wat de verschillende epistemologische deugden zijn die horen bij bepaalde tijdperken. Deugden zijn dingen waarin je kunt excelleren. Een voorbeeld daarvan is belezenheid, een deugd die bij mijn tijd hoort, maar die misschien helemaal niet meer van deze tijd is. Origineel en innovatief zijn wordt tegenwoordig hoog geprezen, maar dat was eeuwen geleden heel anders.”
Sleutels zou er graag een boek over willen schrijven. “Er is veel aandacht voor in de media, bijvoorbeeld: hoe slecht is de computer voor kinderen? Is Google making us stupid? De filosofie begint op dit punt pas net wakker te worden, vind ik.”

Van denker tot denker: Ger Groot

Untitled 1

Via mijn broer kwam ik in aanraking met de filosoof Ger Groot. Groot was namelijk de docent van mijn broer en ik had ook al een aantal stukken van hem in de nrc.next gelezen. Genoeg reden dus om hem te interviewen. Het is een man van vele plaatsen, want hij woont in Brussel, maar werkt aan de universiteit in Rotterdam en Nijmegen. Ik interviewde hem uiteindelijk in zijn pied-à-terre in Amsterdam.

Publieksfilosofie

Toen Ger Groot begon met filosofie studeren, in de jaren zeventig, was filosofie iets wat eigenlijk alleen aan de universiteiten werd gedoceerd. Gaandeweg is filosofie bekender geworden bij een groter publiek in Nederland. “Dat zou je publieksfilosofie kunnen noemen. Dat gebeurde ook via de journalistiek. Ik was in zekere zin één van de eersten die dat deed. Je hebt nu de maand van de filosofie en God mag weten wat allemaal. Soms merk ik wel dat interviewers, bijvoorbeeld bij de radio, vinden dat ze hun luisteraars toch even moeten uitleggen wat voor vreemds dat is, de filosofie.  Maar opgetrokken wenkbrauwen kom ik niet tegen.”

Het vraagstuk van de religie

Eén van de zaken waar Ger Groot vaak over schrijft en denkt, is het vraagstuk van de religie. Hoe moet je begrijpen dat mensen in een wereld die helemaal ontmythologiseerd en onttoverd is en zogenaamd wetenschappelijk is geworden tóch religieus blijven op de één of andere manier? “Als ik een reëel probleem als dit tegenkom, probeer ik ten eerste gewoon te observeren  wat ik zie of wat ik mij herinner uit mijn eigen jeugd of familie. Ten tweede kijk ik natuurlijk naar datgene wat ik erover heb gelezen in de afgelopen decennia. Vervolgens probeer ik erover na te denken en een oplossing te vinden. Daar komt dan op een bepaald moment een tekst uit.”

Literatuur en filosofie

Ger Groot heeft voor de Groene Amsterdammer geschreven, maar schrijft op het ogenblik voor Trouw en het NRC Handelsblad. Religie is niet het enige wat hem interesseert. Ook de verschillen en overeenkomsten tussen literatuur en filosofie is iets waar hij zich mee bezig houdt. “Filosofie spreekt in algemene begrippen en literatuur altijd in singuliere gevallen. Dat zijn twee verschillende logica’s. Maar die hebben wel iets met elkaar te maken, want de filosofie kan zich niet alleen maar blijven ophouden in de abstracte algemeenheid. Dan gaat het op een bepaald moment nergens meer over. En in literatuur spelen ook altijd impliciet binnen die personages en hun specifieke situaties ethische kwesties. Het zijn verschillende logica’s,  ze zijn niet tot elkaar te herleiden, maar het inzicht zit op het punt waar ze elkaar raken.”

Schizofrene situatie

Onze huidige fase van de beschaving omschrijft Ger Groot als een schizofrene situatie. Aan de ene kant hebben we een overmaat aan rationaliteit, maar tegelijkertijd ook een overmaat aan emotionaliteit. ‘Dat zijn de Verlichtingstraditie en de Romantische traditie. Die twee zijn uit elkaar gegaan ergens in de loop van de moderniteit. Mijn inzet van de filosofie zou zijn dat die twee weer bij elkaar gebracht moeten worden, zodat ze elkaar kunnen beperken of nuanceren. De Romantische traditie moet laten zien dat er nu eenmaal altijd een rest of een diepte is die zich niet volledig laat beheersen. Maar de Verlichting laat dan weer zien dat het idee van de emotie, die heel sterk is in deze cultuur geworteld zijn geraakt, extreem en zelfs gewelddadig kunnen worden wanneer ze aan zichzelf worden overgelaten.  Dus in die zin moeten die twee elkaar begrenzen. Eén van de grote problemen van de huidige cultuur is dat ze los van elkaar zijn gemaakt en allebei op hol geslagen zijn.”
Wat kunnen we daar zelf aan doen? Dat vereist een zeker inzicht. “Je zult bijvoorbeeld moeten leren inzien dat pijn er altijd zal zijn. En dat het streven naar geluk moet onderkennen dat honderd procent geluk een illusie is. Uit dat feit moet je bepaalde consequenties trekken, namelijk dat er een grens is aan naar dat streven ernaar en dat de frustratie ervan onontkoombaar is. Als je dat inziet, als je dat ervaart, dan word je een stuk minder opstandig op het moment dat je je in je geluk gedwarsboomd voel.”

Boeken en krantenartikelen

Het lijkt me fijn om Ger Groot als docent te hebben. Hij praat dusdanig rustig dat ik gewoon kan meeschrijven met wat hij zegt en wat hij vertelt is interessant, maar niet zo moeilijk dat ik het niet kan bevatten. Helaas is dat niet voor iedereen mogelijk, maar niet getreurd: er zijn nog altijd zijn boeken en stukken in de krant.

Van denker tot denker: Denker des Vaderlands René Gude

Gude, René door Sarah Wong4 (2012)
Fotografe: Sarah Wong

Op een dag dacht ik: goh, ik ga eens De Wereld Draait Door terugkijken. Dat was een verstandige keuze, want daar was deze keer Denker des Vaderlands René Gude te gast. Hij vertelde zo interessant en bevlogen dat ik dacht: deze man moet ik interviewen. En dat interview was zo leuk dat ik dacht: weet je wat, ik maak een interviewserie met filosofen. En dat is hoe deze serie ‘Van denker tot denker’ tot stand is gekomen.

Denker des Vaderlands

Na een tocht met het pontje in Amsterdam, wat voelde als vakantie, en enig zoekwerk (ruimtelijk inzicht, wat is dat?) kwam ik terecht bij de woonboot van meneer Gude. We nestelden ons op het terras en met kwetterende vogeltjes als achtergrondmuziek begon René te vertellen. In mei volgde hij filosoof Hans Achterhuis op als Denker des Vaderlands. In veel interviews heeft René het erover wat hij anders doet dan zijn voorganger, maar ik vroeg wat hij juist zou blijven doen:
René: ‘Wat ik van Hans Achterhuis heel goed vind, is dat hij een onvoorstelbare kennis heeft van de politieke filosofie. Daarnaast heeft hij ook een heel praktische bewogenheid en spant zich in om de theorie werkelijk dienstbaar te maken aan de politieke praktijk van nu. Dat wil ik ook doen. Niet alleen maar aan de zijlijn blijven staan om na te denken, maar het resultaat van het nadenken weer terugploegen in de samenleving.’
Eén van de maatschappelijke kwesties waar onze Denker des Vaderlands zich momenteel mee bezig houdt, is de bezuinigingen op het leger. Wat hij daaraan interessant vindt, is dat er in deze tijd geen helder idee is over wat we met het leger moeten.
‘Tot en met de Koude Oorlog had het leger een heel heldere taak, dat was namelijk om de vijand – en dat was dan Rusland – tegen te houden op het moment dat die met honderden tanks deze kant op zou kunnen rijden en die moesten wij toch met staal op staal terug kunnen dringen. Maar inmiddels is die dreiging helemaal weggevallen. We hebben al vanaf 1945 geen oorlog meer op ons grondgebied gehad. Dat is een absurd lange tijd. En daarom zijn er in de tussentijd heel veel generaties gekomen die nog nooit oorlog op eigen grondgebied hebben meegemaakt en ook niet weten wat dat betekent. We hebben zelfs geen redenen om aan te nemen dat het voorlopig gaat optreden en hebben dus geen idee wat je met een leger moet. En als je geen helder idee hebt, kun je doorgaan met bezuinigen, bezuinigen, bezuinigen, allemaal ten gunste van onderwijs en zorg, waar ik ook erg voor ben, maar voor je het weet, is ons hele leger ontmanteld.’
De vraag is volgens René dan: passen we het leger aan aan nieuwe taken, die we dan eerst wel goed moeten verzinnen, of bezuinigen we het langzaam maar zeker helemaal weg? René ziet het als zijn taak om als Denker des Vaderlands te zorgen dat we het ene en het andere niet doen, voordat we er goed hebben over nagedacht, op een manier die leidt tot praktische, uitvoerbare opties voor zowel het Nederlandse leger als de politiek en de burger.

Denken

Een groot voorbeeld voor René is de – gelijknamige – filosoof René Descartes. Waar Descartes hem, en nu ons, op wees, is dat we gewend zijn om onszelf als fysieke personen in een fysieke wereld te zien. Maar het denken zelf verdient ook aandacht, omdat het niet alleen materiële dingen zijn die ons beïnvloeden en waar we indrukken van krijgen, maar ook bijvoorbeeld de namen van materiële dingen.
René: ‘Dus jij zegt dat jij uit Oegstgeest komt, dan denk ik meteen Terug naar Oegstgeest, Jan Wolkers en voor je het weet, hebben wij hier een gesprek over Jan Wolkers die inmiddels al overleden is. Ik heb het boek lang geleden gelezen, het staat nog in de kast, maar het ligt in ieder geval niet hier op tafel. Jij hebt dat boek misschien wel of niet gelezen, maar toch weet je waar ik het over heb. En dat is toch fantastisch? Dus Jan Wolkers is hier niet materiaal aanwezig, het boek is hier niet materieel aanwezig en Oegstgeest ook niet, maar wij weten door een paar woorden tegen elkaar te roepen meteen waar het over gaat.’
In ons leven maken we ongelooflijk veel gebruik van het vermogen om hele werelden te creëren naast de concrete wereld waar we ons in bevinden. Volgens René heeft filosofie als opdracht om te zorgen dat je in die gedachtewereld de draad niet kwijtraakt. Dat doe je door naar gemeenschappelijke vertrekpunten te zoeken, dat je van de ene stap naar de andere gaat en daarbij zodanig beargumenteerd ook de weg nog terug te vinden. Hij noemt dat, gepaard met een lach, het Klein Duimpje-effect. Maar hoe zit het dan met piekeren?
‘Er is een mooi citaat van de stoïcus Epictetus en dat zegt: ‘Het zijn nooit de dingen die ons in verwarring brengen, het zijn altijd onze voorstellingen van de dingen.’ En dat is een hele sterke, want als je de zin inziet van die uitspraak, dan betekent het meteen dat je op het spoor komt. Je moet eerst de dingen met rust laten en je voorstellingen van de dingen proberen in de klem te krijgen. En als je dat doet, dan ben je al halverwege met een oplossing te vinden voor gepieker. Want gepieker is per definitie gedachten die volkomen losgeraakt zijn van de dingen waar ze over zouden kunnen zijn. Van het ene naar het andere springen, zonder gedachten die je vervolgens ook om kunt zetten in handelingen.’

Filosofie

Zelf is René filosofie gaan studeren, omdat hij juist niet goed kon nadenken. Het heeft een tijdje geduurd, maar op zijn 56e studeerde hij af en in 1990 begon hij bij Filosofie Magazine. Daar merkte hij dat er gek tegen filosofie werd aangekeken en dat er daarin twee groepen waren:
‘Eén club dacht: dat is veel te ingewikkeld, die lui doen veel te moeilijk en zitten zwaar in allerlei diepere gronden te zoeken. En de andere club zei: het is veel te oppervlakkig, het is een soort van geitenwollensokkenspiritualiteitgeëmmer. Maar in beide gevallen heb je het niet nodig. Het interessante is natuurlijk dat filosofie niet allebei kan zijn. Het is óf diepgravend naar gronden zoeken óf het is oppervlakkig en flierefluitig. Maar inmiddels is filosofie geen malle term meer.’
Dat is duidelijk te merken. Filosofie krijgt een plaats op festivals (bijvoorbeeld Brandstof op Lowlands), er worden steeds meer lezingen gegeven en ook De Wereld Draait Door besteedt er meer aandacht aan: sinds het nieuwe seizoen is René Gude huisfilosoof geworden. Dat vind ik een goede en leuke keuze, want het was zeer interessant om René te interviewen. Hij weet vol passie te vertellen over filosofie, maar wel op zo’n manier dat zelfs een leek het nog begrijpt. In het gesprek zaten zoveel interessante elementen dat het moeilijk was om te kiezen. Eén gedachte die ik al had is in ieder geval door hem bevestigd: filosofie is niet flierefluiterig, filosofie is interessant!

Mijn haar staat in de krant


Als je erop klikt, zie je het groter. Het pijltje wijst naar mijn haar.

Ik ben natuurlijk al een BN’er (zelfs een BE’er, dat is een Bekende Europeaan), maar mijn roem is weer groter geworden. Ik sta namelijk in het NRC Handelsblad. Met mijn haar. Dat kunt u hierboven zien. Naast het meisje (ik heb haar gezicht maar even zwart gemaakt, want ik weet niet of ze het op prijs kan stellen dat ze op mijn blog staat) ziet u een deel van mijn geweldige roodbruine haarcoupe, ziet het er niet prachtig uit? En hij glimlacht nog lief ook.

‘Een vraagje: waarom sta jij met je haar in de krant?’
Dat is nog eens een goede vraag, lezer. Ik zal het je vertellen.

Het begon op een dag in maart. Ik zag in de NRC Next een oproepje staan voor een workshop die iets met de ziel te maken had. Géén idee wat het was, maar het leek me wel interessant. En eng. Vooral eng. Dus mailde ik en ja hoor: ik kreeg antwoord dat ik samen met 19 anderen (uit 70 mensen) was gekozen om de Soul Masqué (want zo heet het) bij te wonen in het Nieuw Rotterdams Café (dat is in Rotterdam, maar dat had je al kunnen raden). Eerst dacht: jeeeeej, supergaaf! En toen dacht ik: oooooooh, supereng.
Maar ik ben van mening dat als je dingen eng vindt je ze juist moet doen, dus ja hoor, daar ging ik.

Voor de mensen die mij een bangepoeperd vinden, er zijn drie redenen waarom dit eng is:
1. Het is met mensen die je niet kent. Gewoon niemand. Zelfs niet iemand een heel klein beetje.
2. Ik ben niet zo’n persoon die dat zo makkelijk vindt (het verlegen typje).
3. Ik had GEEN idee wat we zouden doen.

Goed, eerst moest je een sluier omdoen, zodat alleen je ogen zichtbaar waren en daar werd een foto van gemaakt. Vervolgens kregen we vragen waar we het in een groepje over moesten hebben (dit ging over maskers en de ziel). Mijn groepje was eigenwijs en bedacht dat er eigenlijk niet zoiets als maskers zijn, maar dat die zogenaamde ‘maskers’ onderdeel zijn van je eigen identiteit. Een beetje waar ik het al eerder over heb gehad.

Daarna was er een interview met filosofe en theologie Maria Hedda Post, die vertelde over de betekenis van de ziel in verschillende tradities. Erg interessant!
Daarna pauze en de: ‘Oh mijn god, met wie moet ik praten?’-vraag. Uiteindelijk ben ik gewoon op een man afgestapt en hebben we een interessant gesprek over literatuur gehad, dus +1 voor mij!

Vervolgens een lezing van Jan Drost over de zielsverwant en romantiek. Hij heeft een boek geschreven (‘Het Romantisch Misverstand’, ik heb het zelf nog niet gelezen, maar lijkt me wel leuk) over romantiek en de misverstanden daarvan. Bijvoorbeeld dat we op zoek zijn naar ons wederhelft en daarbij vertelde hij ook het verhaal dat ik een keer op mijn blog heb gezet.

Tja en wat was dat nou met die foto’s? Op een gegeven moment kwamen de foto’s + een nummer (iedereen kreeg een nummer) op het scherm en moest je in één woord opschrijven wat je in die ogen zag. Daarna gingen we een soul-speeddate doen (ja ja, helaas heb ik mijn ‘zielsverwant’ daar niet gevonden). Je ging tegenover iemand zitten en dan moest je zeggen wat je bij het nummer van de ander had opgeschreven en daar vervolgens over praten.
Dit vond ik het interessantste gedeelte. Het is heel raar, maar ik werd er heel open door en vertelde dingen die ik normaal niet zo snel zou zeggen. Zo heb ik bijvoorbeeld ook gezegd dat ik het eng vond om naar de workshop toe te gaan.
Je moest met vier mensen praten en dit is wat ze bij mij hebben opgeschreven: warm, oprecht, levenslustig en mystiek. Of het klopt? Dat is moeilijk te zeggen, maar het is in ieder geval wel positief!

Dan nu de conclusie: ik vond het erg interessant (overigens komt dit concept ook op de Nacht van de Filosofie, gaat daar nog iemand naar toe? Ik zit erover na te denken, maar degene met wie ik wilde kan helaas niet en het is wel duur. Maar misschien dat ik toch ga als iemand van jullie ook wil, maar ik weet het niet zeker hoor! Laat maar weten in ieder geval.) en ik ben blij dat ik het gedaan heb. En niet alleen omdat mijn haar nu in de krant staat.
Oké, misschien een beetje dan.

De wereld van Sofie

dewereldvansofie

Heb je geen zin in een chicklit, maar iets diepgaanders? Dan kan ik je ‘De wereld van Sofie’ van Jostein Gaarder aanraden.

Het gaat over het Noorse meisje Sofie die mysterieuze briefjes ontvangt met de vragen ‘Wie ben jij?’ en ‘Waar komt de wereld vandaan?’ erop. Op een gegeven moment komt ze erachter dat de briefjes van Alberto zijn. Vanaf dan krijgt ze lessen in de filosofie van hem. In het boek zit nog een verhaallaag, maar daar zal ik niet te veel over vertellen, daar mag je zelf achterkomen ;)

Het boek is in duidelijk en in goed leesbaar taalgebruik geschreven, ook de filosofische stukken. Het is een afwisseling van het verhaal van Sofie, de lessen in filosofie en de andere mysterieuze verhaallijn van het boek. Deze afwisseling zorgt ervoor dat je hoofd niet oververhit raakt van de filosofie.

Filosofie klinkt misschien als iets moeilijks, maar in dit boek wordt het erg begrijpelijk uitgelegd. Je leert er veel van, het zet je aan het denken en daarnaast is het verhaal ook leuk en origineel.

Jostein Gaarder heeft nog meer boeken geschreven, die tevens goed te lezen zijn, maar wel een diepere laag hebben. Dus stop ‘Shopaholic’ maar weer terug in je boekenkast en verrijk uzelf!