Het zijn de kaboutertjes

Huh? Gisteren was de koekjestrommel nog helemaal vol!

In dit huis hebben we te maken met een merkwaardig fenomeen, of eigenlijk fenomenen: lampen doen het opeens niet, de koekjestrommel is leeg, de chocolade is op.
‘Mam, pap, hebben jullie dat gedaan?’
Nee, dat hebben ze niet gedaan.
‘Broertje, heb jij dat gedaan?’
Nee, broertje heeft dat niet gedaan.
‘Laura, heb jij dat gedaan?’
Hoe ze überhaupt op het idee komen dat ik het gedaan zou kunnen hebben!

Maar ja, als we het allemaal niet op ons geweten hebben, wie dan wel? Ik zal het je vertellen. Het is eigenlijk een geheim, maar als je belooft dat je het niet door vertelt, dan zal ik het verklappen.

Het zijn de kaboutertjes.

‘Ha, kabouters, die bestaan niet eens!’
Ja, dat dacht jij! Dat is dus helemaal niet waar. Mijn ouders zeggen het zelf en mijn ouders hebben altijd gelijk (dat laatste was een grapje, dat begrijp je wel, want anders kan het tegen me gebruikt worden).

Wat een kenmerk van de kaboutertjes is? Je ziet ze niet. Ze zijn zo klein en snel, voor je het weet, zijn ze alweer verdwenen. Ze maken alles kapot en eten al het eten op. Ze zijn een ware plaag, nog erger dan muizen.

De enige remedie? Er niet in geloven.

Hebben jullie ook zo’n last van kaboutertjes?

Where is the human nature so weak as in the bookstore?

Ja, het gaat opvallend vaak over boeken deze week (ik ga me er niet voor verontschuldigen, want boeken zijn leuk), maar misschien heeft dat ermee te maken dat het tweede semester weer is begonnen! In ieder geval, hier vijf boekentips van mij (verschillende soorten, voor ieder wat wils).

De zuivere broeders van Basra – De zaak van de mensen tegen de dieren.
Dit boek komt uit de tiende eeuw. Ja, zeer recent is het niet, maar daardoor niet minder interessant om te lezen. Het is een deel van een groot werk van een aantal filosofen uit Basra. Zij wilden een overzicht geven van de verschillende takken van wetenschap en gebruikten daarvoor soms de metaforische vertelling. Dit is er één van.
Het gaat over de dieren die het zat zijn om onderworpen te worden door de mens. Het gevolg is een rechtszaak, waarbij de rechter een djinn (een geest) is.
Wat interessant is, is het gebruik van de argumenten en verhalen. Dit is zeker een aanrader als je geïnteresseerd bent in filosofie!

A.A. Milne – Het huis in het Poeh-hoekje.
Oké, ik speel vals, deze stond ook bij de kinderboekenaanraders. Maar Winnie de Poeh is zo geweldig! Leuk om te lezen als kind, nog veel leuker voor volwassenen. Het zit vol grappen, lieve opmerkingen en wijsheden. Dit boek is het vervolg op Winnie de Poeh, waarin verschillende dingen gebeuren: er wordt een huis voor Iejoor gebouwd, Teigetje verschijnt en er zijn veel kleine avonturen. Uiterst geschikt om voor te lezen, ook aan volwassenen. Of ze dat willen, is een tweede. Ik heb een poging gewaagd, maar dat ging niet zo goed… Iemand die ik er wel blij mee kan maken? ;)

Ronald Giphart – Mijn vrouw en andere stukken.
Dit boek bevat de beste columns die Ronald Giphart schreef in 2007 voor de Volkskrant, ter vervanging van Martin Bril. Ik moet bekennen: ik twijfelde. Ik heb namelijk Phileine zegt sorry gelezen en ik was er niet bepaald van gecharmeerd (teveel seks en sorry hoor, maar vrouwen denken echt niet zo over seks). Maar ik besloot om Ronald Giphart met deze columns nog een kans te geven en gelukkig maar!
Zijn columns zijn grappig, slim en soms nét op het randje. De leukste column vond ik ‘Interview met mijn zoon’ en eentje over een receptenboek in het Noors (weet de titel niet meer). Fijn om te lezen voor tussendoor en om van te leren als je zelf ook columns schrijft.

Yoko Ogawa – De huishoudster en de professor.
Dit boek speelt zich af in Japan. De professor is een wiskundeprofessor die sinds een auto-ongeluk een kortetermijngeheugen van slechts tachtig minuten heeft. Op een dag krijgt hij een nieuwe huishoudster en hoewel hij haar elke dag vergeet, krijgen ze toch een bijzondere band. Het doet de professor vooral veel plezier als hij de huishoudster en haar zoon uitleg over wiskunde kan geven. Ook tussen de huishoudsters zoon en de professor ontstaat een bijzondere band. Maar hoe lang blijft dat goed gaan?
Ik vond het echt een bijzonder boek. Het is niet in zweverige taal geschreven, maar juist simpel en toch krijg je een goed idee van hoe die onderlinge verhouding is. En wat al helemaal speciaal is: het gaat bijzonder veel over wiskunde/rekenen in het boek en ik vind het niet eens erg! Dat geeft wel aan hoe goed ik het boek vond toch?

Gabriel Garcia Marquez – Liefde in tijden van cholera.
Zin in een lekker dik boek? Lees dan deze. Het gaat over de romantische Florentino Ariza die verliefd wordt op Fermina Daza. Maar zij wijst hem af en trouwt met de arts Juvenal Urbino. Over opgeven en een ander meisje zoeken, denkt Florentino echter niet (hoewel hij wel een aantal affaires heeft, maar dat is natuurlijk geen echte liefde).  Dat betekent dat hij zal moeten wachten totdat Fermina een weduwe is.
Heerlijk dik boek, geweldige schrijfstijl van Gabriel Garcia Marquez (ik moet wel toegeven: je moet er van houden), ook de tijd waarin het zich afspeelt, vind ik interessant (in een Caribische havenstad rond de eeuwwisseling en dan dus de eeuwwisseling tussen de 19e en 20e eeuw). Aanrader!

Heb jij één van deze boeken gelezen of zelf een boekentip?

Mijn gedachten als ik op de bus wacht

 

Hmm, is de bus er al? Nee, oké, goed. Waarom gaat het nou altijd regenen als ik mijn paraplu nét niet bij me heb? Ik hoop dat er niemand op het bankje zit. Shit. Wel dus. Ja hallo, ik heb net mijn haar gewassen, waarom gaat het nou regenen? Stop met regenen, regen!

Wanneer komt die bus? Het is kouuuuuud. Waar is mijn ovchipkaart, dan pak ik die alvast. Oh nee, dat meen je niet… K u t. Ja shit, dan moet ik weer terug naar huis en dan mis ik de bus en de metro en de trein en dan kom ik te laat en dan moet ik als een debiel naar college sprinten en dan kijkt iedereen me raar aan en dan krijg ik het veel te warm en- oh, daar is mijn ovchipkaart.

Oh shit, nee, waarom komt *persoondieikkenmaarnietaardigvind* nou? Moet ik ‘Hoi!’ zeggen? Ik zeg alleen ‘Hoi!’ als hij/zij het ook zegt. Oké, kijk naar de grond. Oh gelukkig, hij/zij gaat aan de andere kant staan.

Serieus, wanneer komt die bus nou? Straks mis ik mijn trein. Busje komt zo, busje komt zo. Hoe ging dat liedje ook alweer verder?

He bah, er gaat iemand roken. Ga dat lekker ergens anders doen ofzo. Straks stink ik naar de rook en mijn haar ook en mijn haar is al verpest door de regen en argh.

BUUUUHUUUS, waar blijf je nou? Kom op, ik heb het koud.

Oh, daar komt hij.  He he. Eindelijk.

Conclusie: ik ben niet op mijn vrolijkst wanneer ik op de bus aan het wachten ben.

Hebben jullie wel diepzinnige gedachten als jullie aan het wachten zijn?

Piet Pietjes, een ongekend talent

Ik lees wel eens interviews. Ja, dat is echt waar. En niet alleen dat, soms lees ik ook interviews met schrijvers die een nieuw boek uit hebben. Dat zou heel interessant kunnen zijn, ware het niet dat zich er vaak een verschijnsel voor doet waar ik ECHT NIET tegen kan als literatuurwetenschapstudent. Ik zal het uitleggen.

Een fictief voorbeeld. Schrijver Piet Pietjes heeft een boek geschreven, ‘Dirk-Jan’. Het boek gaat over een jongen, Dirk-Jan (serieus?), die opgroeit in een klein dorp en zich eraan onttrekt wanneer hij achttien is en hij naar de grote stad gaat. Je kan je wel voorstellen hoe dat gaat: ruzie met zijn ouders, geen geld, gedoe met meisjes et cetera.

Piet Pietjes is nogal bekend (duh, wie kent hem niet?), dus hij wordt geïnterviewd door alle kranten en tijdschriften. Waar vragen ze naar? Autobiografische elementen. Want heel toevallig komt Piet Pietjes ook uit een klein dorp en is hij naar een grote stad gegaan. Dus meneer Pietjes, is het u dan ook overkomen dat u verlaten bent door het meisje van uw dromen, zoals Dirk-Jan? Had u ook ruzie met uw ouders en hebt u ze toen tien jaar niet gezien?

En het is zo NIET boeiend en relevant. Barthes, een bekende in de wereld van literatuurwetenschap, verklaarde in 1967 de schrijver dood. Dat wil zeggen dat hij er tegen is dat mensen teksten interpreteren door te kijken naar de auteur en of bepaalde gebeurtenissen in het verhaal autobiografisch zijn. Volgens Barthes gaat het namelijk om de lezer, de interpretatie van de lezer. Iedereen zal het anders interpreteren, maar dat is juist het mooie eraan. Het is niet interessant of de schrijver wel of niet ook in de tuin van de buren heeft geplast, omdat het niet om de schrijver gaat, maar om het verhaal.

Dus lieve journalisten, kap er gewoon mee. Ook al is het autobiografisch, dan nog is het niet hetzelfde. Als schrijver maak je dingen mooier of juist erger en taal is überhaupt niet transparant. Alvast hartelijk bedankt.

Ergeren jullie je daar ook aan of ben ik de enige?

Fictief interview met mijn boekenlegger

Vandaag sprak ik af met mijn boekenlegger, hierboven zie je een foto van hem. Ik heb hem gekregen op Manuscripta (soort boekenfestivaliets, aanrader om naar toe te gaan in ieder geval) van één of andere uitgever. Misschien kun je wel zien dat hij vaak gebruikt is, maar dat is alleen maar een goed teken toch? Omdat ik veel tijd met hem door breng, besloot ik hem te interviewen.
‘Hey boekenlegger!’ begon ik.
Hij keek me een beetje verdrietig aan.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Ik voel me zo oud.’ snotterde hij.
Echt, als ik had geweten dat ik zo’n emotionele boekenlegger had, was ik er nooit aan begonnen.
‘Hoe kom je daar nou bij? Je bent hartstikke jong en ziet er nog piep uit! Ik bedoel, je bent pas een half jaar oud ofzo.’
De tranen begonnen inmiddels te stromen.
‘Ja, dat bedoel, een half jaar! De meeste boekenleggers worden maar een paar weken oud. En ik heb al rimpels…’
Shit, hoe moet je nou een boekenlegger kalmeren?
‘Maar zijn boekenleggers niet net als mannen? Hoe ouder ze worden, hoe knapper?’
Hij keek me raar aan.
‘Doe even normaal.’ zei hij.
Oké, een andere aanpak.
‘Maar je moet juist blij zijn.’ probeerde ik. ‘Heel veel mensen gebruiken geen boekenlegger, maar maken ezelsoren.’
De rimpels werden groter toen mijn boekenlegger zijn voorhoofd fronste.
‘Blij zijn? BLIJ ZIJN? Serieus? Niemand geeft om me. Eerst word je intensief gebruikt en dan vergeten mensen je en kom je in de prullenbak terecht. Het is verschrikkelijk!’
Oké, dit ging hem niet worden. Ik klopte een paar keer op mijn boekenleggers schouder, zei ‘There there.’ en stopte hem toen weer tussen mijn boek.

Misschien moet ik toch maar een nieuwe boekenlegger gaan gebruiken.

En hoe is jouw relatie met je boekenlegger of heb je er geen?

Ze waren gewapend

De foto is gemaakt door Caithlin. 

Delft was bedekt met een laagje wit. Twee meisjes met sneeuwvlokken in hun haren liepen naar het station. Ze waren gewapend. Met warme chocolademelk.

Die twee meisjes, dat waren Caithlin (ze heeft er gisteren ook over geschreven, check haar versie!) en ik. Vanwege het weer (ijskoud en sneeuwval) besloten we warme chocolademelk uit te delen op station Delft Centraal.
Dit had kunnen gebeuren:
1. Iedereen nam warme chocolademelk en bedankte ons.
‘Jullie zijn geweldig!’ zeiden ze in koor.
En ze begonnen spontaan voor ons te klappen.
Of:
2. Niemand wilde warme chocolademelk.
‘Rot toch op met die vieze troep.’ zeiden ze.
En ze draaiden zich om, terwijl ze met hun ogen draaiden.

Ik kan hierbij vertellen dat allebei de situaties niet zijn voorgekomen.

‘Wat is er dan wel gebeurd?’ Dat zal ik je vertellen, allerliefste, poepigste, schattigste lezer (‘Even kappen met dat kleffe gedoe, Laura.’ ‘Ik wil alleen maar laten zien hoeveel ik van je houd hoor.’ ‘Gewoon even niet, oké?’ ‘Oké.’).
Sommige mensen zeiden dat ze het niet lusten (HOE KAN DAT?). Anderen namen het aan en zeiden dat het lief was. Eén jongen zei: ‘Waarvoor?!’ Een andere jongen zei: ‘Gratis?’ En een aantal moest lachen.

Maar aangezien we twee thermoskannen leeg hebben gekregen (oké, ik geef toe, we hebben zelf ook een bekertje genomen), vind ik dat het toch goed geslaagd is!

Eigenlijk vind ik dat er in de winter altijd iemand warme chocolademelk moet uitdelen op het station. Dus mensen, verenigt u! Ik zal het in ieder geval dankbaar aannemen.

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet


C’est moi. De enige echte.

Ik ben Laura. Ik heb bruinrood haar, blauwe ogen en een rond gezicht. Ik ben klein en heb een normaal postuur. Elke dag kijk ik minstens twee keer in de spiegel (tijdens het tanden poetsen), dus ik weet echt wel hoe ik eruit zie. Toch? Of niet?

Als je erover nadenkt, is het heel raar. Je ziet jezelf bijna nooit. Ja, op foto’s, in de spiegel en misschien in een filmpje. Maar de meeste tijd toch echt niet. Weet je eigenlijk wel hoe je er van de achterkant uitziet? Hoe zie je eruit als je boos bent of verbaasd? Wat voor lichaamstaal gebruik je bij je familie en hoe zit je erbij als die leuke jongen/dat leuke meisje in de buurt is? Natuurlijk, je ziet wel een deel van jezelf, maar je gezicht niet.

Is dat niet raar? Je kent jezelf het beste, van binnen dan. Van gezicht kennen anderen jou beter (dan bedoel ik vooral de mimiek).

En als je jezelf dan in de spiegel ziet, dan zie je het weer anders dan anderen. Maar dat is sowieso natuurlijk. Ik vind Ryan Gosling (om maar even iemand te noemen) een hele knappe man, maar misschien vind jij hem wel niet om aan te zien.

En als je jezelf dan op film ziet, dan is het soms best confrontrerend: doe ik echt zo? Waarom zit ik de hele tijd aan mijn haar te plukken? Wat heb ik eigenlijk een grote/platte/kleine/vulmaarin kont!

Daarom was ik ook erg blij dat ik het filmpje niet terug kon vinden op de website van een bepaalde regionale zender toen aan Lianda en mij gevraagd werd, voor de camera, wie de burgemeester van Den Haag is. En de videoband (Jawel! Toen hadden we nog videobanden!) van de eindmusical op de basisschool durf ik ook niet terug te kijken. Om maar niet te spreken over het hele ohmijngodklinkikechtzo-gebeuren ;)

Wat denk jij hierover? En hoe vind jij het om jezelf terug te zien op film? Raar, vervelend of normaal? (‘Ik kom dagelijks op tv.’)

Laura’s brieven: Jozefien en Lisanne

Aangezien het veel tijd kost om de brieven aan bedrijven te schrijven en het nog meer tijd kost om te wachten op antwoord heb ik in de tussentijd een nieuw project.
Ik heb twaalf mensen, bloggers, mensen die ik ken, mensen die ik niet ken, een brief geschreven en zij schreven me terug. Hieronder twee daarvan :)

Jozefien

Klik op het plaatje om het groter te maken.

Jozefien ken ik via mijn studie (Literatuurwetenschap in Leiden). Ik noem haar altijd Joosjepoosje en zij noemt me Lauratius. Waarom? Geen idee! Net zoals ik is ze een beetje gek (op een leuke manier), maar ze zit nog een beetje  in de ontkenningsfase wat dat betreft.

En dat is Jozefiens antwoord! Om maar gelijk haar vragen te beantwoorden:  mijn definitie van gek, tja. Ik kan beter een paar voorbeelden geven: rare bijnamen aan mensen geven (daar zijn we allebei goed in) of hele Facebookgesprekken die over niets gaan. Er zijn natuurlijk gekkere dingen, maar dit zijn wel leuk-gekke dingen die we doen!
En eigenlijk heb ik vanwege dezelfde redenen Literatuurwetenschap gekozen als Jozefien :)

Lisanne 

Zoals ik in het kaartje zeg, was mijn briefpapier op (op miraculeuze manier verdwenen, ik denk door de kaboutertjes meegenomen?), dus stuurde ik een kaartje.
Lisanne is een meisje van zestien wier blog ik al een tijdje volg. Ik ken haar niet in het echt, maar volgens mij is ze heel lief :)

Ik kreeg een kaartje terug, uit Friesland! Leuk dat Lisanne zoveel verschillende dingen wil gaan doen later, ik ben benieuwd wat ze uiteindelijk gaat doen. Zelf wil ik journalist worden en het allerliefst gewoon heel veel schrijven (dus niet alleen journalistiek), maar of dat gaat lukken?
Ik spaar zelf geen boeddha’s, maar ik heb er wel vijf (allemaal gekregen). Dat je ze zelf niet mag kopen, schijnt overigens niet waar te zijn, maar daar weet ik het fijne niet van! Jullie misschien?

Binnenkort weer twee nieuwe brieven :)

A-r-g-h

Mijn fraaie collectie aan verschrikkelijke sokken.

Er schijnen mensen te zijn die thuis op blote voeten lopen. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar ik moet er zelf niet aan denken. Aangezien twintig graden Celsius voor mij aanvoelt als minstens tien graden minder, kan ik het mijn voeten niet aan doen om in contact te komen met de koude vloer.

Daarom draag ik sokken.

Dat klinkt als een statement, maar dat is het niet, want jij draagt waarschijnlijk ook sokken. Goed, dit is voor de rest niet bijzonder (‘Wat is je punt nou, Laura?’), maar wat dan wel?

Goed. Het is zo’n dag. Je hebt je verschrikkelijkste, maar oh zo lekker zittende, sokken aan (bijvoorbeeld met Looney Tunes-figuurtjes of Hello Kitty. Die heb ik overigens allebei niet, maar het had zomaar gekund.). Heerlijk.
Je bent vrolijk, je zingt zelfs een liedje (‘Ik ben vandaag zo vrolijk, zo vrolijk, zo vrolijk was ik nooit!’) (Heb je hem al in je hoofd zitten?) en hebt zin om je tanden te gaan poetsen.
Je doet de badkamerdeur open, het licht straalt je tegemoet vanuit het badkamerraam, je doet een stap naar voren en… shit !$#%$$%#@$#@$ (vul daar een scheldwoord naar keuze in), je bent in een plas water gestapt.

Als er iets, maar dan ook iets, enorm vervelend is (‘Er zijn altijd ergere dingen te bedenken, Laura.’ ‘Houd toch even je mond joh.’), dan zijn het wel natte sokken. Het plakt aan je voeten, het is niet meer lekker warm, je laat een spoor achter a la Hans en Grietje (maar dan niet met broodkruimels).

En het allerergste: je moet nieuwe sokken aan doen (ja hallo, ik ga niet wachten totdat ze droog zijn, dat duurt een eeuwigheid), van die saaie witte die absoluut niet aan je Looney Tunes/Hello Kitty-sokken kunnen tippen. Jammer, heel jammer.

Welke (kleine) ergernis heb jij?